Home Filosofie is makkelijker als je denkt Filosofie is makkelijker als je denkt: wat is een lichaam?
Filosofie is makkelijker als je denkt

Filosofie is makkelijker als je denkt: wat is een lichaam?

In ‘Filosofie is makkelijker als je denkt’ helpen we u in vijf stappen op weg in het zelf leren denken. Dit keer: wat is een lichaam?

Door de redactie op 24 februari 2023

lichaam katern filosofie is makkelijker als je denkt

In ‘Filosofie is makkelijker als je denkt’ helpen we u in vijf stappen op weg in het zelf leren denken. Dit keer: wat is een lichaam?

FM3 2023 cover
03-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

1. Inleiding: ‘Het lichaam is de gevangenis van de ziel’

Lekker in je vel zitten en denken gaan moeilijk samen, dacht Plato. Of is het lichaam juist makkelijker als je denkt? Een korte inleiding in de filosofie van het lichaam.

Waar is je lichaam nu? Wat een rare vraag, denk je misschien. Gewoon híér natuurlijk. Toch is er een grote kans dat je je zonet niet bewust was van je lijf. Je stond vast niet stil bij de manier waarop je ogen van links naar rechts bewegen of bij de houding waarin je zit of ligt. Je lichaam is er altijd. Tegelijk is het vaak even ‘nergens’ als je opgaat in je dagelijkse bezigheden.

Of misschien was je juist wel bezig met je lichaam – bijvoorbeeld omdat je moe bent en je je daardoor moeilijk op de woorden kon concentreren. Plato (427-347 v.Chr.) meende dat lichamelijke pijnen en begeertes het ons moeilijker maken om tot kennis te komen: ‘Het lichaam is de gevangenis van de ziel’. Filosoferen betekent volgens hem leren sterven: een denker maakt zich zo veel mogelijk los van zijn lichaam, tot de dood hem eindelijk bevrijdt uit zijn ‘kooi van vlees’.

Denken kan ook met je benen

Eeuwen later ging Friedrich Nietzsche (1844-1900) tegen hem in; het idee dat de ziel losgeweekt kan worden van het lichaam leidt tot nihilisme. Je ontkent daarmee wat de mens is: een lichamelijk wezen vol oerdriften en instincten. Ons denken, schreef Nietzsche, is door en door lichamelijk. Zo heb je vaak betere ideeën als je wandelt en helpt je maag je om gedachten te verteren.

Volgens de Duitse filosoof Helmuth Plessner (1892-1985) moeten we elke dag weer omgaan met de dubbelzinnigheid van ons eigen lichaam: we zijn ons lichaam én we hebben het ook. Aan de ene kant ben je je lijf (Leib): door je lichaam ervaar je de wereld. Je voelt vlinders in je buik van verliefdheid of een steek in je buik als je wordt gekwetst. Aan de andere kant heb je je lichaam (Körper): net als een tafel is het een fysiek ding onder de dingen. Je kunt er ergens mee tegenaan botsen en het als mooi of lelijk beschouwen.

Als we ziek zijn of pijn hebben, is ons lichaam vooral een ding dat ons in de weg zit. Maar meestal val je als vanzelf samen met je lijf – je praat, eet of beweegt zonder erbij na te denken. Op zulke momenten is het niet je brein, maar je lichaam dat de controle heeft, dacht de Franse filosoof en sportliefhebber Michel Serres (1930-2019). Een goede voetballer denkt bijvoorbeeld niet met zijn hoofd, maar met zijn benen.

Dat gaat vaak zo vanzelf dat het moeilijk is om het lichaam voor een gevangenis aan te zien. Eerder omgekeerd: wie met zijn lichaam denkt, is voor even van zijn geest bevrijd.

2. Vragen stellen: ben ik of heb ik mijn lichaam?

Volgens Socrates, Cicero en Montaigne is filosoferen niet alleen de kunst van het vragen, maar is filosoferen ook leren sterven. En daarmee is meteen veel gezegd over het soort vragen dat de filosoof stelt: wat komt er na de dood? Wat is leven? Vragen die vragen om een antwoord terwijl je weet dat dat er niet is. De vraag van de filosoof laat zien dat we het leven nooit van buitenaf kunnen verklaren en dat we dus telkens onze wereld van binnenuit moeten bestuderen. Probeer nu eens met die houding deze vraag te stellen: ben ik of heb ik mijn lichaam? (En welke vragen zijn er nog meer te bedenken?)

Zitten emoties in mijn lijf of in mijn hoofd?

Zijn gedachten lichamelijk?

Kan ik mijn eigen aanraking aanraken?

Controleer ik mijn lichaam of controleert mijn lichaam mij?

Wat weet mijn lijf?

Is mijn geest een ander soort ding dan mijn lichaam?

Hoe vreemd is mijn eigen lichaam?

Is mijn lichaam een ding zoals een tafel dat is?

Wat is gezondheid?

Hoe geeft mijn lichaam vorm aan mijn wereld?

Wat heb ik als ik pijn heb?

3. Dialoog: een vreemd hart

Filosofie is niet alleen makkelijker als je denkt, maar ook als je praat. Op zijn vijftigste onderging de Franse filosoof Jean-Luc Nancy een harttransplantatie. Een kort gesprek tussen hem en zijn nieuwe hart, geïnspireerd op zijn essay De indringer (2000).

Nancy: Eh… hallo! Ik dacht: laat ik me even voorstellen. Ik ben…

Hart: Voorstellen? Hoezo? Dat doen toch alleen vreemden?

Nancy: Ja, maar dat zijn we ook. Je komt uit iemand die ik niet ken en die net is overleden… Je bent niet van mij.

Hart: Nou, ik ben je anders minder vreemd dan je oude hart. Ik hou je in elk geval in leven.

Nancy: Ja, maar…

Hart: Zeg eens: wat dacht je toen je van de dokter hoorde dat je hart versleten was?

Nancy: Eerlijk gezegd wilde ik mijn hart uitspugen. Het voelde alsof ik iets giftigs in mijn lijf had.

Hart: Nou dan! Ik ben minder vreemd dan dat.

Nancy: Dat betwijfel ik. Mijn lichaam herkent je als vreemde en wil je afstoten. Om dat te voorkomen moet ik zelfs medicijnen slikken die mijn immuunsysteem platleggen. En omdat mijn immuunsysteem niet meer goed werkt heb ik kanker gekregen. Als dat niet vreemd is…

Hart: Kanker bestaat toch uit je eigen cellen?

Nancy: Ja.

Hart: Je bent dus zelf vreemd! Altijd al geweest.

Nancy: Hoe bedoel je?

Hart: Je lichaam was altijd al doordrongen van dingen die van buiten komen. Je draagt een bril om goed te zien, er leven 100 biljoen bacteriën in je darmen en er zitten schroeven in je heup. Je lichaam is een samenraapsel van vreemde dingen. Maar pas door mij word je je hiervan bewust. Jij, mijn vriend, bent van nature kunstmatig – net Frankenstein.

Nancy: Je hebt gelijk. Wat een vreemde gedachte!

4. Gedachte-experiment: bestaat je zelf los van je lichaam?

Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.

Stel je voor!
In zijn essay Over enige verzen van Vergilius beklaagt Michel de Montaigne (1533-1592) zich over zijn steeds ouder wordende lichaam. Gelukkig geniet zijn geest het voorrecht om zich aan dit snotterige, pijnlijke lijf te onttrekken, schrijft hij: ‘Laat hem intussen zo veel mogelijk groeien en bloeien, als een maretak op een dorre boom.’

Een half millennium eerder bedacht de Perzische filosoof Avicenna (980-1037) een gedachte-experiment om te bewijzen dat de geest inderdaad losstaat van het lichaam. Stel je voor, schreef hij, dat God een man zou scheppen die zijn hele leven lang ongehinderd door de ruimte zweeft. Deze man ziet niets, hoort niets, proeft niets en ruikt niets. Zijn ledematen raken elkaar niet. Hij kan zich op geen enkele manier bewust worden van de wereld buiten hemzelf en hij heeft geen idee van de grenzen van zijn eigen lichaam. Hij wéét niet eens dat hij een lichaam heeft – hij voelt zijn eigen hart niet kloppen.

Elke week zelf leren denken met Filosofie Magazine? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

De vraag is nu of deze man zich desondanks bewust is van zijn eigen ‘ik’. Bestaat jouw zelf los van je lichaam? Avicenna dacht van wel. Hoewel de zwevende man ‘de lengte, breedte en diepte van zijn zelf’ niet kent – volgens Avicenna kan hij zich niet eens zijn eigen handen voorstellen – is hij zich desalniettemin bewust van zijn bestaan.

Avicenna’s positie wordt dualistisch genoemd: hij gelooft dat het ‘ik’ immaterieel is en onafhankelijk van je lichaam bestaat. In de westerse filosofie wordt René Descartes (1596-1650) gezien als de invloedrijkste dualistische denker. Met zijn beroemde twijfelexperiment zou hij hebben aangetoond dat het ‘ik’, het denkende ding, het lichaam niet nodig heeft om bewust te zijn. Maar eeuwen voor Descartes werd geboren, had Avicenna met zijn zwevende man al hetzelfde beweerd.

Echt?!
Het lichaam-geestdualisme heeft nogal wat kritiek gekregen. Zo meende de Amerikaanse filosoof ­Marjorie Grene (1910-2009) dat gedachte-experimenten om het dualisme te bewijzen paradoxaal zijn: ze vragen ons ons iets voor te stellen wat niet voor te stellen ís. Ons bewustzijn, dacht ­Grene, is door en door lichamelijk: het ‘ik’ is een bewegend, voelend, denkend en ruikend lichaam. Zonder lichaam zou het zelf ophouden te bestaan. En Montaigne? Die had later toch wat twijfels bij het idee dat zijn geest zich van het lichaam kon losmaken: ‘Zodra zijn metgezel kolieken heeft, lijkt het wel of hij daar ook aan lijdt. (…) De geest brengt geen blijdschap voort wanneer het lichaam lijdt.’

5. Close reading: Merleau-Ponty over aanraking

Filosofie is ook makkelijker als je leest. Goed leest. Filosofische bronteksten zijn niet altijd even makkelijk te begrijpen. Daarom helpen we je in een close reading op weg met extra context en commentaar bij deze tekst van Maurice Merleau-Ponty over de aanraking.

Als ik met mijn linkerhand mijn rechterhand kan betasten*1 terwijl deze zelf een object aanraakt, is mijn rechterhand als object niet de rechterhand die tast: de eerste is een verstrengeling van botten, spieren en vlees*2 samengebald in een punt van de ruimte, terwijl de tweede pijlsnel door de ruimte schiet om het uitwendige object ter plekke te onthullen*3.

Voor zover mijn lichaam de wereld ziet of betast, kan het dus zelf niet bezien of betast worden. Omdat het datgene is waardoor er objecten kunnen zijn*4, kan het zelf nooit een object, nooit ‘volledig geconstitueerd’ zijn. Het is niet tastbaar, noch zichtbaar in de mate waarin het zelf iets is dat tast en ziet*5.

Het lichaam is dus niet zomaar een van die uitwendige objecten, dat zich alleen door deze bijzonderheid van zijn voortdurende aanwezigheid zou onderscheiden. De bestendigheid ervan is van absolute aard en dient als grondslag voor de relatieve bestendigheid van de objecten die uit mijn gezichtsveld kunnen verdwijnen, van de echte objecten. De aanwezigheid en afwezigheid van uitwendige objecten zijn slechts variaties binnen een primordiaal veld van aanwezigheid, waarover mijn lichaam macht heeft. (…)

Als objecten mij steeds noodzakelijk slechts een van hun aanzichten tonen, gebeurt dit omdat ik zelf een zekere plaats inneem*6 van waaruit ik zie en die ik zelf niet kan zien.

Uit: Maurice Merleau-Ponty, Fenomenologie van de waarneming, vert. Douwe Tiemersma en Rens Vlasblom, Boom, 2017.

  1. De Franse fenomenoloog Maurice Merleau-Ponty (1908-1961) hield zich bezig met de menselijke ervaring van de wereld. Daarbij nam hij niet het bewustzijn, maar het lichaam als vertrekpunt. In deze tekst nodigt hij zijn lezers uit om een lichamelijke ervaring te onderzoeken: wat gebeurt er als je met je linkerhand je rechterhand aanraakt? Probeer het eens!
  2. Als je met je ene hand de andere aanraakt, kun je volgens Merleau-Ponty ervaren dat je lichaam op twee manieren aan je verschijnt. Ten eerste is je hand net als een tafel of een huis een fysiek ding: onder je vingers voel je de warme huid, de spieren en de bloedvaten. Dit is het lichaamsobject.
  3. Ten tweede is je hand ook iets dat zelf voelt en ervaart. Anders dan een tafel wordt je rechterhand niet enkel aangeraakt – hij vóélt ook dat hij aangeraakt wordt. Dit noemt Merleau-Ponty het lichaamssubject of het ‘geleefde lichaam’: mijn lichaam is een voelend ‘iets’ dat de wereld en de objecten in de wereld aan mij onthult.
  4. Volgens Merleau-Ponty vormt het geleefde lichaam mijn toegang tot de wereld. Objecten bestaan alleen voor mij voor zover ik als lichaam in staat ben die objecten te zien, horen, voelen, proeven en ruiken. Daarin, stelt hij, verschilt het lichaam fundamenteel van andere, ‘gewone’ objecten.
  5. Hier komt Merleau-Ponty met een verrassend punt: hoewel we ons lichaam als object kunnen aanraken, kunnen we het geleefde lichaam – het ‘iets’ dat aanraakt – niet aanraken. In andere woorden: je kunt je eigen aanraken niet aanraken. Net zo kun je je rechteroog wel bekijken in de spiegel, maar het zien van dat oog kun je niet zien.
  6. Merleau-Ponty benadrukt keer op keer dat wij als lichamen de wereld niet van een afstandje bezien: we begeven ons altijd tussen de dingen.