Home Levenskunst Een wijs mens jaagt geen rijkdom na
Economie Levenskunst Psyche

Een wijs mens jaagt geen rijkdom na

Hij staat bekend als theoreticus van de vrije markt. Maar Adam Smith, godfather van de economische wetenschap, dacht óók na over ethiek.

Door Florentijn van Rootselaar op 29 oktober 2020

tuin tuinman moestuin buiten Adam Smith ethiek beeld Patricia Rehe/Hollandse Hoogte

Hij staat bekend als theoreticus van de vrije markt. Maar Adam Smith, godfather van de economische wetenschap, dacht óók na over ethiek.

Cover van 11-2020
11-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Het wordt soms een beetje absurdistisch bij Adam Smith. Stel je voor, zo schrijft hij, dat je been is afgerukt door een kanonskogel. Wat is dan de juiste manier om daarop te reageren? Volgens hem: met koelbloedigheid en kalmte. Je moet meteen weer doorgaan met praten en handelen, alsof er niets is gebeurd. Door die zelf­beheersing zul je je goed voelen over jezelf, meent Smith (1723-1790), een van de belangrijkste denkers uit de Schotse Verlichting.

Die waardering voor koelbloedigheid is typerend voor de opvatting over het juiste leven die Smith uiteenzet in De theorie over morele gevoelens (1759), een fors boek, dat net in een uitstekende Nederlandse vertaling is verschenen. Zelfbeheersing is het devies – of er nu sprake is van tegenslag, verdriet, wrok, blijdschap of verliefdheid.

Aan het verlangen naar een groot fortuin kun je maar beter niet toegeven, meent Smith, die tegenwoordig vooral bekendstaat als godfather van de economische wetenschap. En ook bij het eten moet je jezelf in toom houden. Schransen is er niet bij als het aan de Schot ligt. Niet omdat je anders kunt bezwijken aan over­gewicht, maar omdat matigheid aan tafel een teken is van gepastheid, ­verfijning en eerbaarheid.

Empathie

Al die vormen van zelfbeheersing staan bij Smith in dienst van het klassieke ideaal van onverstoorbaarheid: het ontwikkelen van een kalm gemoed. Je moet niet zwelgen in je gevoelens en je tomeloze ambitie ook geen vrij baan geven. Dan heb je, zoals dat tegenwoordig heet, geen stress. Sterker nog: dankzij die onverstoorbaarheid leid je een aangenaam en misschien zelfs gelukkig leven.

Hoe ontwikkel je die zelfbeheersing? Als een ontwikkelingspsycholoog avant la lettre beschrijft Smith onze emotionele en morele vorming. Hij meent dat andere mensen daar een belangrijke rol in spelen. Zo zal een vertoon van erg sterke gevoelens – een gebrek aan zelfbeheersing dus – bij anderen leiden tot ongenoegen, meent hij. Hij vindt het zelfs bij verdriet weinig kies om een beroep te doen op medelijden van je omgeving. Die zal afkeer voelen van je schreeuwerige verdriet vol ‘zuchten, tranen en opdringerige jammerklachten’, schrijft Smith, die er plezier in lijkt te scheppen om boude beweringen te doen.

Even tussendoor… Meer lezen over Adam Smith en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Opvallend – zeker voor eenentwintigste-eeuwers – is dat Smith deze gevoelens van anderen over jou ‘moreel’ noemt: ze zijn meer dan zomaar een gevoel, ze drukken volgens Smith uit wat moreel gepast is. Dat morele gevoel van een ander berust op de mogelijkheid om zich in jou in te leven – op empathie, zoals we tegenwoordig zeggen, of ‘sympathie’, zoals Smith schrijft. Om empathie van je omgeving te krijgen is de ‘gepastheid’ van je eigen gevoelens belangrijk. Staan die in verhouding tot wat er is gebeurd? Ben je, kortom, een aan­steller of is er echt iets aan de hand?

Toegegeven: sterke uitingen van ­verdriet en vooral ook van pijn zijn zeker gepast bij een verloren been. Gepastheid is in dit nogal absurde voorbeeld van Smith dus blijkbaar niet de enige reden waarom je volgens hem koelbloedig moet blijven. Lichamelijk lijden, zo weet Smith door eigen observaties, wekt nu eenmaal minder empathie dan andere vormen van tegenslag. Toeschouwers zullen er ook in het theater niet door geroerd raken, denkt hij; lichamelijk lijden is geen tragedie. En als we er al geen waardering voor opbrengen in het ­theater, kunnen we dat evenmin in het echte leven.

Onpartijdige toeschouwer

Terug naar die morele vorming. Allereerst word je als moreel persoon dus gevormd door de blikken van de anderen, stelt Adam Smith. Maar later ­verwijder je je daar volgens hem geleidelijk van en ontwikkel je een zelfstandiger oordeel. Ook als die anderen er niet zijn, vraag je je af wat ze van je zouden vinden. En ook als je alleen bent, streef je naar gepast gedrag. Sterker nog: uiteindelijk gaat het niet meer om het oordeel van anderen, maar om de vraag of er gronden zijn om dat oordeel te vellen. Bij een mogelijke verdienste, meent Smith, is het criterium niet meer lof, maar lovenswaardigheid.

Langzamerhand heeft zich dan iets in je ontwikkeld dat Smith de onpartijdige toeschouwer noemt. Deze oordelende instantie vindt weliswaar zijn oorsprong in de blikken van de ander, maar heeft zich er ook van los­gemaakt. Er heeft zich een onpartijdig personage in je genesteld dat ook zonder de buitenwereld overleeft. Een gesprekspartner, en vooral ook een rechter, om je te gidsen door het leven en om ervoor te zorgen dat je morele valkuilen vermijdt.

Schransen is er niet bij als het aan de schot ligt

Ook dan is er nog een volgende stap mogelijk: het onderscheid tussen de onpartijdige toeschouwer en het onderzoeksobject – jijzelf – verdwijnt: je valt samen met die vreemde ogen, die vormen je tweede natuur. Jij wordt zelf de onpartijdige toeschouwer. Hoe meer die is ontwikkeld, hoe standvastiger die is. Hij wordt, meent Smith, een soort halfgod in jezelf.

Toch kunnen er momenten zijn waarop je eigen gevoel voor het goede uit het lood wordt geslagen door de buitenwereld, die niet alles altijd even goed ziet. De heftigheid waarmee mensen op je reageren, hun geschreeuw – het verbijstert je. Zelfs de halfgod kan aan het wankelen worden gebracht.

Zelfbeheersing mag begonnen zijn als ­anpassing aan de ander, maar uiteindelijk profiteer je er volgens Smith ook zelf van. Neem nu liefdesverdriet. Volgens Smith is het gevaar van dit soort gevoelens dat ze je meesleuren, naar beneden trekken, zeker als je alleen bent. Je doet er goed aan om je gevoelens in te tomen door ze te confronteren met anderen, met hun beperkte empathie. Die zullen je door hun relatieve onaangedaanheid omhoogtrekken uit het moeras van je verdriet. Toch is een bezoek aan vrienden op zo’n moment niet de aan­gewezen methode. Met hun toegeeflijkheid zullen ze je te veel ruimte geven voor je ­verdriet, wat het kan verergeren. Beter daarom is om buiten je vriendenkring gezelschap te zoeken. Minder begrip draagt immers bij aan je genezing. Daar voegt Smith – een beetje over the top – nog aan toe dat je ook niet moet vergeten om bij verdriet je vijanden op te zoeken. Aan hen kun je vol trots laten zien hoe weinig je trieste lot je deert.

Ambities

Hoe liep het af met de man die zijn been ­verloor? Smith vraagt hem om koelbloedig te blijven, maar ook als dat niet meteen lukt, zal hij uiteindelijk zijn kalmte kunnen hervinden. Er is, zo concludeert Smith met een gedachte die hij heeft ontleend aan de Stoa – een van de grote filosofische stromingen uit het oude Griekenland en het Romeinse Rijk – in wezen geen verschil tussen de ene en de andere bestendige situatie, of die er nu uit bestaat dat je een been hebt of dat je geen been hebt. Ons ongeluk komt eruit voort dat we het verschil tussen situaties overschatten, en vlak na het verlies van het been zien we nog niet in dat er een nieuwe, niet minder gelukkige situatie zal volgen.

Die overschatting van wat ons kan over­komen betreft ook situaties die doorgaans als aangenaam worden gezien, bijvoorbeeld leven in rijkdom. Ter illustratie vertelt Smith het verhaal van de koning die uitgebreid opsomt welke gebieden hij gaat veroveren, waarna zijn gunsteling hem vraagt wat hij daarna gaat doen. ‘Het is mijn voornemen,’ zegt de koning, ‘om me dan in het goede gezelschap van mijn vrienden te vermaken onder het genot van een fles wijn.’ Daarop vraagt de gunsteling wat de koning er dan van weerhoudt om meteen de vrienden bijeen te roepen en een fles wijn te ontkurken.

Het leven is, kortom, niet beter als de ambitieuze doelen zijn bereikt of het fortuin is ­vergaard. Sterker nog: het gevaar bestaat dat je juist door je ambitie – die gepaard gaat met veel verantwoordelijkheden – niet meer in staat bent om te genieten van alles wat je leven eerder de moeite waard kon maken.

Toch is Smith ambivalent over onze ambities. Die mogen voor óns dan wel tot niets leiden, voor de samenleving als geheel zijn ze volgens Smith juist goed. En omdat dat zo is, zegt hij, misleidt de natuur ons en laat die het ons toeschijnen dat rijkdom geweldig is.

Een groot deel van zijn kapitaal gaf hij, in het geheim, weg aan goede doelen

Waarom dat verlangen naar rijkdom zo goed is voor de samenleving? Smith zegt het zo: ook al is het enige verlangen van de rijken ‘de bevrediging (…) van hun eigen ijdele en onverzadelijke verlangens, [toch] delen ze de opbrengst van alle verbeteringen die ze doorvoeren met de armen’. Dit is de intussen befaamde theorie van de ‘onzichtbare hand’: hoewel de hebzucht er niet op is gericht, draagt die toch bij aan de welvaart van iedereen. Die gedachte keert terug in Smiths bekendste werk, De welvaart van landen (1776), een van de invloedrijkste boeken over economie. De onzichtbare hand is tot in onze tijd een van de leidende ideeën in debatten over economie en rechtvaardigheid.

Maar een wijs mens weet wel beter, zegt Smith. Die laat zich niet opjagen door het verlangen naar rijkdom. Die weet ook sneller dan een ander dat we uiteindelijk wel over dat verlies van het been heen zullen komen. Hij legt zich er, om het zo maar te zeggen, sneller bij neer.

Bescheiden leven

Zelfs als er geen nieuwe bestendige situatie volgt – als het leven ten einde komt – is het verstandig om niet alles op alles te zetten om de huidige situatie te behouden. Smith: ‘De geneesmiddelen van de arts vormen vaak de grootste marteling voor een ongeneeslijk zieke patiënt.’

Zelf stierf Adam Smith na een pijnlijke ziekte, op 17 juli 1790. De man die in de eeuwen daarna vooral bekend zou worden als pleitbezorger van de weldadige werking van de onzichtbare hand, van de gedachte dat eigenbelang nastreven onbedoeld zorgt voor grotere welvaart voor iedereen, had zelf juist een bescheiden leven geleid. Een groot deel van zijn kapitaal had hij, in het geheim, weg­gegeven aan goede doelen. Hij had – in elk geval wat dat betreft – geleefd naar zijn eigen ideeën over het juiste leven.


De theorie over morele gevoelens
Adam Smith
vert. Willem Visser
Boom
586 blz.
€ 54,90