Algiers, halverwege de twintigste eeuw. Twee mannen, een Fransman en een Algerijn, komen elkaar tegen op een verlaten strand. Even kijken ze zwijgend naar elkaar. Dan klinken er vijf schoten: de Fransman heeft zijn pistool getrokken en jaagt vijf kogels door het lichaam van de Algerijn.
Het is een sleutelscène uit het beroemde boek De vreemdeling (1942) van de Franse filosoof en schrijver Albert Camus, die de eerste 27 jaar van zijn leven in Algerije woonde. De hoofdpersoon, Meursault, is een wereldvreemde figuur die op een dag onverwachts een Algerijn doodschiet. Na zijn arrestatie weigert Meursault een bevredigende verklaring te geven voor de moord. Hij haatte het slachtoffer niet, hij kende hem eigenlijk niet eens. Hij schoot, zegt hij schouderophalend, omdat hij zo’n last had van de felle zon. Meursaults onverschilligheid maakt hem tot een vreemdeling tussen de andere mensen, die niet weten hoe om te gaan met de zinloosheid en absurditeit van de moord.
Maar er is nog een andere vreemdeling die Camus nauwelijks aandacht geeft in zijn roman. Dat is de Algerijn die door Meursault wordt neergeschoten – door Camus simpelweg ‘de Arabier’ genoemd. De Arabier wordt na zijn dood nooit meer genoemd, zelfs niet in de rechtszaal. In 2015 reageerde de Algerijnse schrijver Kamel Daoud op deze omissie met zijn roman Moussa, of de dood van een Arabier. Hierin krijgt de vermoorde Algerijn een identiteit en een naam: Moussa. Daoud beschrijft hoe de Fransen Meursault tot in den treure kunnen uitvragen, maar dat de familie van Moussa niet eens officieel wordt ingelicht over Moussa’s dood – als gekoloniseerde Algerijnen blijven ze wachten op een antwoord dat niet komt.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Daouds antwoord op Camus roept de vraag op wie ‘de vreemdeling’ eigenlijk is. Is het Meursault, die andere mensen confronteert met de absurditeit van het leven? Of is het Moussa, die na vermoord te zijn door een ‘pied-noir’, een in Algerije wonende Fransman, nooit lijkt te hebben bestaan? Of zijn het de familieleden van Moussa, die geen erkenning krijgen voor wat er is gebeurd en zich vreemdelingen voelen in hun eigen land?
Leeg universum
‘Het absurde ontstaat uit de confrontatie van de mens die vraagt en de wereld die op onredelijke wijze zwijgt.’ Het is een van de beroemdste citaten van Camus, zegt voormalig Denker des Vaderlands Hans Achterhuis. Achterhuis, die promoveerde op Camus’ werk, ziet hoe Camus steeds weer ingaat op de fundamentele angst van de mens dat er geen reden is voor het bestaan. ‘De mens staat volgens Camus in zijn eentje tegenover een leeg, zinloos universum, en weet niet goed hoe hij daarmee moet omgaan.’
Het is een gevoel van vervreemding waar uitgerekend Meursault totaal geen last van heeft, ziet Achterhuis. ‘Tot aan zijn rechtszaak heeft Meursault nog nooit gereflecteerd op de zin van het leven; hij is alleen maar bezig met zijn directe lichamelijke behoeftes, en daar is hij gelukkig mee. Een paar dagen voor de moord is hij op de begrafenis van zijn moeder. Hij huilt niet, maar merkt vooral hoe koud het is en dat hij zin heeft in een sigaret. De dag na de begrafenis krijgt hij een relatie met een vrouw genaamd Marie – niet omdat hij van haar houdt, maar omdat ze er die dag toevallig heel mooi uitziet in haar streepjesjurk. En hij schiet de Algerijn dood omdat het op dat moment afschuwelijk heet is en het mes dat de Algerijn vastheeft de zon zo hevig weerkaatst dat zijn ogen pijn doen.’
Meursault moet zijn onverschilligheid met de dood bekopen; hij wordt in naam van het Franse volk onthoofd. De grote vraag is of Meursault ook ter dood veroordeeld zou zijn als hij wél een reden had gegeven voor de moord, zegt Hamza Karam Ally, docent aan University of King’s College in Canada en gespecialiseerd in de fenomenologie van vervreemding. ‘De Arabier doet er eigenlijk niet toe; wat ertoe doet is dat Meursault niet kan uitleggen waarom hij hem doodde, net zoals hij niet kan uitleggen waarom hij niet huilde op de begrafenis van zijn moeder of weigert te zeggen dat hij van Marie houdt.’
Meursault kan geen groter verhaal vertellen over het leven. Voor hem is alles simpelweg wat het is. ‘Voor de meeste mensen is dat een absurd idee,’ zegt Achterhuis. ‘We gaan naar ons werk, krijgen kinderen, hebben anderen lief, en toch er is geen enkele hogere macht die ons kan vertellen dat het allemaal zin heeft. In De mythe van Sisyphus (1942) zegt Camus dan ook dat het enige serieuze filosofische probleem de zelfmoord is: waarom zouden we nog doorleven als het leven geen enkele zin heeft?’
Blinde vlek
De vraag naar de zin van het bestaan komt terug in Moussa, of de dood van een Arabier van Kamel Daoud. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Moussa’s broertje Haroen, die zeven jaar oud is als Moussa wordt gedood. ‘Het boek spiegelt de roman van Camus,’ zegt Achterhuis. ‘Waar De vreemdeling begint met de beroemde zin “Vandaag is moeder gestorven”, begint Daouds boek met “Vandaag is moeder nog in leven.”’
De 7-jarige Haroen ziet dat zijn moeder weliswaar nog leeft, maar dat ze na Moussa’s dood haar bestaanszekerheid verliest. ‘Ze krijgt geen officieel bericht van zijn dood en dus ook geen hulp of uitkering,’ zegt Karam Ally. ‘Ze wordt niet opgeroepen als getuige in het proces tegen Meursault. Ze kan zelfs de krantenartikelen waarin over de moord wordt verteld niet lezen, want ze spreekt de taal van de kolonisator niet.’ Als Haroen op latere leeftijd Frans leert, komt hij er alsnog achter dat er niets over zijn broer in staat, niet eens een naam.
‘Iets aan de ander ontsnapt altijd aan je, kun je niet volledig vatten’
‘Daoud geeft hiermee commentaar op hoe onzichtbaar Algerijnen zijn in Camus’ boek,’ zegt Grâce Ndjako, promovendus aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in Afrikaanse filosofie. ‘Dat is ook gek, De vreemdeling speelt zich af in Algerije, maar er komen nauwelijks Algerijnen in voor. De enige “Arabier” die een rol van betekenis speelt, is er alleen maar om vermoord te worden. Daarna verdwijnt hij in het niets.’ Achterhuis vult aan: ‘Camus lijkt in De vreemdeling een blinde vlek te hebben voor de Algerijnen, besefte ik toen ik Daouds boek las.’
Door ‘de Arabier’ wél een identiteit te geven, voorziet Daoud De vreemdeling van historische context, zegt Karam Ally. ‘Daoud laat zien dat ons bestaan weliswaar absurd is, maar dat sommige mensen op een andere manier met die absurditeit geconfronteerd worden dan anderen. Want hoe moet de familie van Moussa zin zoeken in Moussa’s dood als zijn dood niet eens erkend wordt? Hoe moet je om tekst en uitleg vragen als je de officiële taal van je land niet spreekt?’ Voor Haroen en zijn moeder is het niet alleen het universum dat op onredelijke wijze zwijgt; het land is zo ingericht dat geen enkele instantie antwoord biedt op hun vragen.
Fataal
Volgens Ndjako worden Haroen en zijn moeder zich ervan bewust dat ze vreemdelingen zijn in hun eigen land. ‘Zo beschrijft Haroen hoe hij zichzelf steeds vanuit de blik van de witte kolonisator bekijkt: niet als mens, maar als “Arabier”, als iemand zonder naam of identiteit. Die blik vervreemdt hem van zijn eigen menselijkheid.’
Ndjako refereert hierbij aan de Frans-Martinikaanse psychiater en filosoof Frantz Fanon. Hij beschreef hoe de blik van de ander ervoor kan zorgen dat je je gevangen voelt in je eigen lichaam. Fanon leverde daarmee commentaar op de Duitse filosoof Hegel, die dacht dat we de blik van de ander juist nodig hebben om een vrij zelfbewustzijn te ontwikkelen. Zodra de ander naar je kijkt, word je je volgens Hegel ervan bewust dat het mogelijk is om jezelf ‘van buitenaf’ te zien en op jezelf te reflecteren. Maar volgens Fanon is het daarvoor noodzakelijk dat de ander je erkent als volwaardig mens. ‘Die erkenning ontbreekt bij de interactie tussen Moussa en Meursault,’ zegt Ndjako. ‘Meursault ziet Moussa niet als mens, maar als iets wat je simpelweg kunt neerschieten als je ogen geïrriteerd zijn.’
Die fatale ontmoeting op het strand doet Karam Ally denken aan wat de Franse filosoof Emmanuel Levinas schreef over de confrontatie met de ander, die het begin vormt van alle ethiek. ‘Volgens Levinas moeten we de radicale vreemdheid van de ander accepteren. Je kunt je de ander nooit toe-eigenen. Iets aan de ander ontsnapt altijd aan je, kun je niet volledig vatten. Het gelaat van de ander confronteert ons volgens Levinas met een ethisch gebod: dood mij niet. Wat vreemd is: als Meursault de Arabier tegenkomt, wordt alles beschenen door de zon, behalve het gezicht van de Arabier. Dat blijft in de schaduw.’
Moord is volgens Levinas het tegenovergestelde van de ander in zijn vreemdheid accepteren. Karam Ally: ‘Iemand vermoorden is iemand tot object maken: je eigent jezelf de ander toe.’
Absurd fragiel
Ook in Moussa, of de dood van een Arabier komt een moord voor: jaren na Moussa’s dood, een paar dagen na de bevrijding van Algerije, vinden Haroen en zijn moeder een doodsbange Fransman, genaamd Joseph, in hun schuurtje. Zodra Joseph zich terugtrekt in de schaduw, en zijn gezicht niet meer te zien is, schiet Haroen hem dood. Haroen probeert daarmee naar eigen zeggen ‘het evenwicht’ te herstellen: een Fransman vermoordde zijn broer, nu vermoordt hij een Fransman.
‘Haroen hoopt door die moord bevrijd te worden,’ zegt Achterhuis. ‘Maar niets is minder waar. Nadat hij Joseph gedood heeft komt hij erachter hoe absurd fragiel het leven eigenlijk is.’ Karam Ally beaamt dat: ‘Haroen heeft het gevoel dat het een veel te kleine daad vereist – een trekker overhalen, een mes vooruitsteken – om het allergrootste te doen: iemand zijn leven ontnemen. Door de moord heeft Haroen zich niet van Meursault bevrijd, maar is hij juist meer op hem gaan lijken. Net als Meursault heeft hij zijn respect voor het leven verloren. Ieder persoon lijkt in zijn ogen al op een ding, een lijk.’
Het is de reden waarom Daoud in zijn boek met een aanpassing van Camus’ filosofie komt, zegt Karam Ally. ‘Volgens Daoud is het grootste filosofische probleem niet de zelfmoord, maar de moord. De grootste filosofische vraag is: hoe kunnen we een vreemdeling tegenkomen en die ons vervolgens niet toe-eigenen, maar juist vreemd laten?’
De vreemdeling
Albert Camus
vert. Peter Verstegen
De Bezige Bij
144 blz.
€ 12,50
Moussa, of de dood van een Arabier
Kamel Daoud
vert. Manik Sarkar
Ambo Anthos
152 blz.
€ 20,99