Home Bewustzijn De creatieve geest breekt met het bestaande
Bewustzijn Psyche Taal

De creatieve geest breekt met het bestaande

Volgens Noam Chomsky heeft de menselijke geest een raadselachtig scheppend vermogen. Wat is het geheim achter onze creativiteit?

Door Jeroen Hopster op 17 september 2015

creativiteit creatieve geest Oliver Sacks

Volgens Noam Chomsky heeft de menselijke geest een raadselachtig scheppend vermogen. Wat is het geheim achter onze creativiteit?

Cover van 10-2015
10-2015 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In de badkamer van Oliver Sacks hing een poster van het Periodiek systeem der elementen. Ook in zijn slaapkamer, trouwens. En in zijn woonkamer stond misschien wel zijn meest bijzondere bezit: een mahoniehouten doos uit Rusland, waarin hij de elementen zelf verzamelde, één voor elk levensjaar. Inmiddels waren het er 82; lood was zijn laatste aanwinst. Alle bouwstenen van het universum, gerangschikt volgens de strenge logica van Mendelejev. Sacks mijmerde over die rangschikking. Had Mendelejev de diepste orde van materie blootgelegd? Of moesten we het anders zien: was Mendelejevs ordening een menselijk construct, waar de elementen zich netjes naar hadden gevoegd?

Sacks was geen scheikundige, al had hij grote interesse in de ‘harde’ natuurwetenschappen. Maar daarin niet alleen. Sacks was een verkenner, aangedreven door tomeloze nieuwsgierigheid. De hersendokter, die 31 augustus 2015 overleed, werd gevierd om zijn vindingrijkheid en – in verschillende betekenissen van het woord – geestverruimende onderzoek. 

Oliver Sacks maakte lange zwemtochten in de baai bij Long Island. New York, 11 september 1996.

Hij verkende het leven als gewichtheffer, grootgebruiker van drugs, als arts, professor, schrijver. Maar bovenal verkende hij het landschap van de geest. Door de verhalen van zijn patiënten, vaak getroffen door ernstig hersenletsel, leerde Sacks over de raadselen van het menselijk bewustzijn. Vertrekpunt vormde de eigenaardigheid van de specifieke casus – zoals ‘de man die zijn vrouw voor een hoed hield’ – en bijzondere casussen waren bij Sacks eerder regel dan uitzondering. De Brits-Amerikaanse arts besefte hoe wild het landschap van de geest was, en hoe groot het gebied dat nog niet in kaart was gebracht. Zou de wetenschap al die schemergebieden ooit belichten?

Chomsky’s raadsel

De grootsheid van het landschap van de geest werd ook door zeventiende-eeuwse filosofen benadrukt. Sommigen verbeeldden de geest als een microkosmos: een reusachtige wereld, genesteld in het hoofd van de mens. De kiem van creativiteit, die de mens boven de mechanische natuur verhief. Of nog sterker: een geest waarmee de mens God gelijk was.

Vandaag de dag lijkt die verbeelding misschien buitensporig. Als de geest ergens mee gelijk is, dan toch het brein. De Europese Unie financiert sinds 2013 een miljardenproject om de infrastructuur van het brein in kaart te brengen; in de Verenigde Staten worden soortgelijke megaprojecten ondernomen. Onze kennis van synapsen en neuronen groeit met de dag.

Maar niet alle hedendaagse denkers zijn ervan overtuigd dat we door grondige studie van het brein de uithoeken van de geest leren kennen. De Amerikaanse filosoof Noam Chomsky behoort tot de critici. Volgens Chomsky is de creatieve genius van de mens één van de raadselen van de wetenschap. Een raadsel, waar de hersenwetenschap nog geen verklaring voor heeft gevonden, en waarvan een doorbraak evenmin ophanden lijkt.

Sacks was een verkenner van de geest, aangedreven door tomeloze nieuwsgierigheid

Chomsky grijpt terug op de zeventiende-eeuwers. Die herkenden een eigenschap van de geest, dat ook Chomsky altijd heeft geïntrigeerd: het generatieve vermogen van de taal en het denken. ‘Een van de diepste inzichten in taal en geest,’ schrijft Chomsky, ‘was Descartes’ herkenning van het creatieve aspect van taalgebruik. Het feit dat ons taalgebruik grenzeloos vernieuwend is, toepasselijk gegeven de omstandigheden maar – en dat onderscheid is cruciaal – niet veroorzaakt door de omstandigheden, en dat het bij anderen gedachten kan opwekken waarvan zij inzien dat zij ze zelf hadden kunnen formuleren.’ Dat scheppende vermogen lijkt uniek voor de taal en het denken van de mens. En dat vermogen, zo vermoedt Chomsky, zou weleens fundamenteel buiten het verklaringskader van de hersenwetenschap kunnen liggen.

Sacks dacht anders. Hij beschouwde het verband tussen brein en geest – het snijpunt van fysiologie en levensverhaal – juist als het meest fascinerende gebied van onderzoek. Dat is anders dan de reductieve hersenwetenschapper, die de mens meent terug te brengen tot een samenspel van genen en neuronen. Anders dan de mechanisch opererende arts, voor wie de norm van het diagnostisch handboek heilig is. Sacks had niet alleen oog voor het tekort of het teveel, maar ook voor de identiteit van zijn patiënten. Voor nieuwe categorieën, die nog niet in de handboeken stonden gegrift. Voor hem was het afwijkende niet zozeer een gebrek, maar bovenal een bron van inzicht.

Niet al Sacks’ collega’s waren overtuigd van zijn verhalende casestudies, waar behalve zijn patiënten ook dr. Sacks doorgaans een hoofdrol in speelde. Maar wat geen collega zal hebben betwijfeld is Sacks’ creativiteit. Hij bespeurde onverwachte dwarsverbanden, bijvoorbeeld tussen muziek en therapie. Hij herkende levende wezens, waar anderen comateuze zombies zagen. Wat was het geheim van zijn creatieve intellect?

Voor altijd verborgen

Het is niet bon-ton om de menselijke geest als mysterie te betitelen. Mysteries hebben een anti-intellectualistische bijklank: meer Dan Brown dan wetenschap, meer occult dan verlicht. Maar in het licht van de geschiedenis is de term ‘mysterie’ juist op zijn plaats, benadrukt Chomsky, en de tegenstelling tussen ‘verlicht’ en ‘occult’ eerder bedrieglijk. Juist Verlichtingsdenkers onderkenden de mogelijkheid dat de geheimen van de geest zich aan het menselijke zicht onttrokken. En misschien wel altijd voor ons verborgen zouden blijven.

Geloof in de alverklarende macht van de wetenschap klinkt allicht als verlichtingsideaal. Maar je hoeft niet ver onder Verlichtingsdenkers te zoeken om sporen van het tegendeel te zien. Immanuel Kant, mecenas van de verlichtingsfilosofie, schreef in de openingsregel van zijn Kritik der reinen Vernunft dat de mens zich in een eigenaardige conditie bevindt: hij ziet zich belast met vragen die hij door de natuur van het menselijk kennen niet kan negeren, maar evenmin kan beantwoorden. Kant had weinig fiducie in het menselijke vermogen om de werkelijkheid ten diepste te kennen. De wereld zoals die in zichzelf is – das Ding an sich – blijft voor de mens immer in obscuriteit gehuld.

Volgens Chomsky is de creatieve genius van de mens een groot raadsel

Juist die obscuriteit – dat wat zich buiten de grenzen van het menselijke kennen bevindt – voedde in de zeventiende en achttiende eeuw de verbeelding van vele denkers. Historicus John Fleming beschrijft deze paradoxale kant van de Verlichting in The Dark Side of the Enlightenment. Voor veel Verlichtingsdenkers was de occulte werkelijkheid die niet aan de mens verscheen, minstens zo interessant als de verlichte werkelijkheid die dat wel deed. Newton is een bekend voorbeeld: die koesterde grote fascinatie voor alchemie en nam zijn studies over de Apocalyps minstens zo serieus als zijn onderzoek naar gravitatiewetten.

Semi-occult

En de geest? Ook die kwam, in het universum dat Newton schiep, tot de sfeer van het semi-occulte te behoren, benadrukt Chomsky. De Amerikaan schetst die ontwikkeling als volgt. De mythe wil dat Newton, met zijn zwaartekracht, het mechaniek van het universum blootlegde. Maar hij deed precies het omgekeerde: Newton brak juist met een mechanistische wijze van verklaren. Het universum was geen klok, waarvan alle radertjes met elkaar verbonden waren. Newton toonde een heel ander universum: een universum dat bijeen werd gehouden door een kracht, die de planeten door de lege ruimte, zonder enige materiële aanraking, met elkaar verbond.

Tegenwoordig zijn we zo gewend aan het denken in termen van die abstracte kracht, dat het obscure karakter ervan ons nauwelijks nog opvalt. Maar Newton en tijdgenoten zagen het haarscherp. Wat Newton deed, betoogt Chomsky, is eigenlijk de standaard van menselijk begrip naar beneden bijstellen. In plaats van een mechaniek, vormde een mysterieuze kracht het fundament van zijn razend succesvolle theorie. Die kracht viel wellicht buiten de greep van het menselijk intellect. Zo introduceerde Newton een sfeer van halfschemerige kennis, een open gebied tussen wetenschappelijk verklaren en menselijk begrijpen, waar ook de geest naartoe kon worden doorgesluisd. Net zoals materie door dat wonderlijke verschijnsel kracht werd verbonden, beschikte de mens over de mysterieuze eigenschap geest. Echt begrijpen deden we het niet, maar misschien moesten we dat ook niet willen. Misschien waren we hier op de grenzen van het menselijke kennen gestuit. 

Het creatieve proces is behalve een scheppende ook een brekende activiteit

Kan de hedendaagse wetenschap de menselijke geest aan de sfeer van het mysterieuze onttrekken? Chomsky vergelijkt de situatie met de scheikunde aan het begin van de twintigste eeuw, toen filosofen dachten dat die discipline ten langen leste tot de fysica gereduceerd kon worden. Van die reductie is het een eeuw later niet gekomen: de scheikunde, luidt de nieuwe consensus, heeft zijn eigen wetmatigheden. Volgens Chomsky leert dat een belangrijke les over onderzoek naar de menselijke geest. We moeten proberen om tot een unificerend begrip van brein en geest te komen, maar tegelijkertijd bedenken dat het heel goed zou kunnen dat verklaringen van de geest die worden teruggevoerd tot het brein zullen stuklopen. Misschien moeten we unificatie in een heel andere richting zoeken. Misschien vereist de geest een eigen paradigma.

Hoe zou dat paradigma eruit kunnen zien? Een interessant beginpunt is het hedendaagse creativiteitsonderzoek van de psychologe Anna Abraham. Menselijke creativiteit draait in haar werk om out-of-the-box-denken. Breken met conceptuele kaders, op een manier die niet alleen origineel, maar ook toepasselijk is. Het doet denken aan Descartes’ typering van de menselijke taal: niet veroorzaakt door de omstandigheden, maar niettemin toepasselijk gegeven die omstandigheden.

Even tussendoor… Meer lezen over de psyche? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Twee sleutelbegrippen in het onderzoek van Abraham zijn ‘conceptuele expansie’ en ‘limiterende voorbeelden’. Conceptuele expansie is het vermogen om nieuwe concepten te ontwikkelen: dwarsverbanden te slaan tussen verschillende kaders van begrip. Limiterende voorbeelden staan zulke nieuwe verbanden juist in de weg. Neem de opdracht om een nieuw soort speelgoed te bedenken, of een niet-bestaande diersoort uit te tekenen. Geen gemakkelijke opgaven – maar al helemaal niet, zo blijkt uit psychologisch onderzoek, als proefpersonen vlak van tevoren voorbeelden van bestaand speelgoed hebben gezien. Die voorbeelden remmen het vermogen om creatief te denken.

Zulk onderzoek laat zien dat het creatieve proces behalve een scheppende, ook een brekende activiteit is. Neem een improviserende jazzpianist. Om greep te krijgen op de muziek zal die eerst bekend moeten raken met de regels van het genre: de akkoorden die worden gespeeld, de maat die wordt gehanteerd. Bekend raken met bestaande voorbeelden. Maar om zelf vervolgens origineel te zijn moet hij de akkoorden op een nieuwe manier met elkaar verbinden, en dus met bestaande patronen breken. De voorbeelden hebben een limiterend effect: wie eindeloos vaak hetzelfde loopje heeft gehoord, zal het steeds moeilijker vinden om nog een loopje te bedenken dat daarvan afwijkt. Bestaande kaders remmen originele ingevingen.

De creatieve mens

Zo krijgen we enige vat op dat mysterieuze verschijnsel van creativiteit, dat zo uniek lijkt voor de menselijke geest. De mens beschikt over een buitengewoon vermogen om te categoriseren, en daarmee het denken te structureren en reguleren. Maar juist het feit dat met de regels gebroken kan worden – dat we bestaande regels kunnen bevragen en nieuwe regels kunnen bedenken – vormt de spil van het creatieve proces.

Deze kijk op de creatieve mens – de mens die niet alleen in staat is zich de regels van het spel eigen te maken, maar ook om daarmee te breken – geeft dieper inzicht in het vernuft van Sacks. Sacks was er een meester in om het ongebruikelijke geval te herkennen. Een patiënt vertoonde gedrag dat nog nooit eerder was beschreven? Dat deed niets af aan het gedrag van de patiënt; het probleem zat eerder bij de bestaande kaders van de diagnostiek. Sacks keek verder dan de regels die reeds gegeven waren. Hij liet zich niet beperken door de voorbeelden van weleer.

En of hij, mijmerend over de ordening van Mendelejevs Periodiek systeem, nu aan een diep mysterie raakte of niet, het formuleren van die gedachte was illustratief voor zijn creatieve nieuwsgierigheid en durf om bestaande kaders te bevragen. Hadden die hokjes ook anders kunnen zijn? Hoe zou die wereld eruitzien, outside-of-the-box?