Wees een leeghoofd
Zhuang Zi (ca. 369-286 v.Chr.)

Wanneer we iemand een leeghoofd noemen, is dat geen compliment. Toch raadt de Chinese filosoof Zhuang Zi aan om je geest zo leeg mogelijk te maken. ‘De allerhoogste mens gebruikt zijn hart-geest als spiegel: dingen komen en gaan zonder meer, hij weerspiegelt zonder iets vast te houden.’ Maar als je geest leeg is, ben je dan nog wel jezelf?
De geschriften van Zhuang Zi, toepasselijk de Zhuangzi genaamd, vormen een van de belangrijkste teksten uit het taoïsme. Net als andere taoïsten wijst Zhuang Zi erop dat alles in de wereld constant aan verandering onderhevig is en dat alle dingen tegelijkertijd een eenheid vormen. Zo bestaan alle dingen volgens taoïsten uit de levensenergie qi – ook de lichamen, gedachten en gevoelens van mensen. Zhuang Zi ziet de ‘hart-geest’ (xin), die wordt gezien als het centrum van de mens, daarom niet als een aparte substantie, maar als een dynamisch proces dat voelen, denken en lichamelijk aanwezig zijn in de wereld omvat. Helaas gebruiken mensen die hart-geest soms om dingen op te delen in verschillende categorieën, te beoordelen of iets juist of onjuist is en van alles te ondernemen om de wereld naar hun hand te zetten.
De wijze heeft daarentegen via allerlei oefeningen een ‘lege’ hart-geest bereikt, benadrukt Zhuang Zi. Dat betekent niet dat je niet denkt, maar dat je alle ideeën over een afgebakende identiteit laat varen. De wijze ziet in dat niet alleen wij, maar ook alle andere wezens en dingen in de wereld uit qi bestaan. Alle onderscheidingen zijn eigenlijk een illusie: ‘Jezelf is ook de ander; de ander is ook jezelf.’ Wanneer we ons ontdoen van labeltjes en grenzen, laten we onze pogingen de wereld te beheersen los. We zijn niet langer onrustig, maar gaan moeiteloos mee met het ritme van de werkelijkheid. Met een lege hart-geest verlies je weliswaar je persoonlijke identiteit, maar je krijgt er de wereld voor terug.
Zhuang Zi was een Chinese filosoof die rond de vierde eeuw v. Chr. leefde, al denken sommige historici dat hij enkel een fictief figuur is. De geschriften over zijn denken horen bij de basisteksten van het taoïsme.
De geest is een scheppende kracht
Baruch Spinoza (1632-1677)

Zeg je ‘geest’, dan antwoordt een beetje filosoof gelijk met de tegenpool: ‘lichaam’. Dat onderscheid tussen lichaam en geest wordt toegeschreven aan de Franse filosoof René Descartes (1596-1650). Descartes begon bij wijze van gedachte-experiment aan alles te twijfelen en stuitte uiteindelijk op één absolute zekerheid: ik denk, dus ik ben. Omdat Descartes zeker wist dat hij dacht, maar niet zeker was van zijn lichaam, maakte hij onderscheid tussen de onbetwijfelbare, onstoffelijke geest en het stoffelijke lijf.
Net als Descartes zocht ook de Nederlandse filosoof Baruch Spinoza naar een onbetwijfelbare zekerheid die enkel met het verstand gevonden kan worden. Bij Spinoza leidt dat echter tot een radicaal ander uitgangspunt: hij verruilt Descartes’ tweevoudige manier van denken voor een enkelvoudige. Geest en lichaam staan niet los van elkaar, volgens Spinoza, maar zijn twee kanten of eigenschappen van dezelfde eenheid. Alles wat bestaat – mensen, dieren, sterren, gedachten – is de uitdrukking van een en dezelfde substantie die het fundament vormt. Deze substantie brengt alle dingen op de wereld voort. Volgens Spinoza ontstaat het scheppende vermogen van de substantie door de wisselwerking tussen haar twee eigenschappen: denken (de geest) en uitgebreidheid (het lichaam). Het geestelijke werkt als een scheppende kracht die zich uitdrukt in het lichamelijke.
Geest en lichaam zijn twee kanten van dezelfde substantie
Dat de substantie een scheppende kracht heeft, geeft al iets weg van haar identiteit: voor Spinoza is het fundament van de wereld God. Zo ontwikkelt Spinoza een eigen godsbeeld, waarin God geen schepper is die buiten de wereld staat, maar de wereld ís. God is in de gehele natuur aanwezig. Daaruit volgt Spinoza’s befaamde definitie van God: Deus sive natura (God oftewel natuur). Dit betekent dat God niet in staat is de natuurwetten te overstijgen – Hij is zelf de natuur –, wat zijn allure misschien wat minder magisch maakt. Spinoza’s tijdgenoten vroegen zich dan ook af wat hem bezielde om zo over God en zijn geest na te denken. Als we Spinoza zelf mogen geloven: God.
Baruch Spinoza is een Nederlandse rationalistische filosoof. Hij zag God en de natuur als eenheid en had vernieuwende ideeën over vrijheid en tolerantie, waardoor hij wordt gezien als een van de radicaalste verlichtingsdenkers.
Alles komt voort uit de geest
Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831)

Het lijkt niet gek om te veronderstellen dat de kast, de tafel, de kamerplant en alle andere dingen binnen en buiten je huis samen de werkelijkheid vormen. Maar volgens de Duitse filosoof Hegel kan die fysieke wereld alleen bestaan door wat hij de geest (Geist) noemt. Met geest refereert Hegel niet aan een rondwarend spook, maar aan een collectief bewustzijn dat al het leven door de eeuwen heen verbindt. De geest vormt het fundament van de hele werkelijkheid: de natuur, geschiedenis, cultuur en de mens zelf komen allemaal eruit voort.
Met het verstrijken van de tijd evolueert het menselijke denken, waardoor de geest zich ontwikkelt. Dat gebeurt volgens een vast patroon dat Hegel ‘dialectiek’ noemt. Eerst is er een gedachte, toestand of fase (de these), die vervolgens wordt aangevuld door iets wat eraan tegengesteld is (de antithese). Daarna worden die met elkaar verzoend in een nieuwe, hogere vorm van begrip (de synthese), die vervolgens weer het beginpunt vormt van een nieuwe tegenstelling.
Op die manier beweegt de geest zich naar een steeds hoger niveau van zelfbewustzijn. Hegel onderscheidt daarin verschillende stadia. Eerst is er de subjectieve geest: de geest leert zichzelf kennen in de vorm van een individu die zich van zichzelf bewust wordt. Dan volgt de objectieve geest, waarin de geest niet alleen in losse mensen tot uiting komt, maar ook leeft in wetten, moraal en instituties. Tot slot is er de absolute geest, het hoogste stadium, waarin kunst, religie en filosofie samenkomen en de geest zichzelf en zijn eigen ontwikkeling volledig doorziet.
Hegel: bestaat er vooruitgang?
De kern van dat proces is dat de geest steeds vrijer wordt. Voor Hegel is een belangrijk onderdeel van vrijheid namelijk het begrijpen dat je deel bent van het geheel (de samenleving, de geschiedenis, de mensheid). Met andere woorden: zelfbewustzijn. De wereldgeschiedenis is volgens Hegel het verhaal van de geest die tot volledig zelfbewustzijn komt – het moment waarop de mens en de wereld begrijpen dat ze in wezen een en hetzelfde zijn, de uitdrukking van de ene, allesomvattende geest.
Georg Wilhelm Friedrich Hegel is de belangrijkste denker uit het Duitse idealisme, waarin niet materie als de grond van de werkelijkheid wordt beschouwd, maar ideeën. Hij beïnvloedde veel moderne filosofen met zijn opvatting over geschiedenis als een proces van vooruitgang.
Praten met jezelf
Hannah Arendt (1906-1975)

Nadat de Duits-Amerikaanse filosoof Hannah Arendt het proces van de nazi-kopstuk Adolf Eichmann had bijgewoond, concludeerde ze dat zijn vreselijke daden deels voortkwamen uit een gebrek aan denken. Maar deze ‘architect van de Holocaust’ had onmiskenbaar gerekend, gepland en geregeld. Als dat geen denken is, wat dan wel? En hoe kun je een geest hebben en toch niet denken? Wat doet die geest nu eigenlijk?
Tegen het eind van haar leven begint Arendt aan een drieluik over ‘het leven van de geest’. In dit werk onderzoekt ze de activiteiten die volgens haar de vita contemplativa (het beschouwende leven) vormen: denken, willen en oordelen. Arendt vertrekt daarbij vanuit de ervaring. Ze vindt het bijvoorbeeld onzinnig om te bediscussiëren of de vrije wil echt bestaat, want we ervaren deze nu eenmaal als vrij. Sterker nog, nergens zijn we zo vrij als in ons willen: wat we willen laat zich niet inperken door geboden, rationaliteit of wat er fysiek mogelijk is.
Hoe kun je een geest hebben en toch niet denken?
Omdat de mens dankzij de wil in staat is tot vrije handelingen en op die manier compleet nieuwe dingen kan voortbrengen, staat de geest voor een moeilijk vraagstuk. Want hoe beoordeel je vervolgens die nieuwe voortbrengselen, die buiten de bestaande kaders vallen? Daarvoor moeten we eerst denken, vindt Arendt. Onder denken verstaat ze niet zomaar elk gemijmer, maar een gesprek met jezelf waarin je je eigen overtuigingen constant opnieuw bevraagt. Denken wordt zo een eindeloze zoektocht naar betekenis. Pas als al onze zekerheden op losse schroeven staan, kunnen we oordelen. Dat doe je door jezelf in de positie van alle andere mensen te plaatsen. Hoe zou het voor hen zijn als jij deze actie onderneemt?
Helaas gaf Arendt de geest voor ze haar boek over oordelen kon afmaken. Maar haar ideeën maken duidelijk dat wie zijn geest niet gebruikt, vatbaar is voor het gedachteloos overnemen van verkeerde en immorele ideeën, met soms gruwelijke gevolgen. De geest is ons allemaal gegeven – of en hoe we die gebruiken is aan ons.
Hannah Arendt staat bekend om haar ideeën over totalitarisme en het menselijk vermogen tot vrijheid. Haar boek over de geest, Het leven van de geest, is de tegenhanger van De menselijke conditie, waarin ze het actieve leven beschrijft.

