Home Zinloze vragen die ertoe doen
Filosofie en literatuur Taal

Zinloze vragen die ertoe doen

Zoals Heidegger zich herkende in Hölderlins metaforen, zo vond Jannah Loontjens iets van zichzelf in Heideggers metafysische gedachtegoed.

Door Jannah Loontjens op 03 december 2019

Martin Heidegger filosoof Sein und Zeit niets

Zoals Heidegger zich herkende in Hölderlins metaforen, zo vond Jannah Loontjens iets van zichzelf in Heideggers metafysische gedachtegoed.

Cover van 12-2019
12-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Martin Heidegger wijdde hele lezingenreeksen aan één enkel gedicht van de Duitse dichter Friedrich Hölderlin. Dit obsessieve vastbijten, het manische volgen van zwenkende poëtische meerduidigheden en het traceren van etymologische sporen intrigeerde mij en ik besloot dat dit het onderwerp van mijn afstudeerscriptie moest worden. Tegenwoordig is Heidegger persona non grata op het feestje van twintigste-eeuwse filosofen, maar in mijn studietijd werd hij als de belangrijkste denker van de eeuw beschouwd. Heidegger was de filosoof die Sartre, Foucault, Derrida en nog vele anderen inspireerde.

Als ik nu Heideggers boeken opensla, en vooral zijn teksten over Hölderlin, uitgegeven in de sombere matgrijze banden van Klostermann, vraag ik me verwonderd af wat er in me was gevaren. Hoe kreeg ik het voor elkaar om uren achtereen dit kronkelende, manische denken te volgen; er weken, maanden, jaren voor uit te trekken om Heideggers werk – in het Duits, want juist zijn teksten over Hölderlin waren amper vertaald – door te ploegen? Ik vermoed dat ik op zoek was naar inzichten die mijn dagelijkse getob, mijn persoonlijke onzekerheden en twijfels zouden overstijgen – inzichten die niet mijzelf aangingen, maar het ‘bestaan’, het leven, de dood, het niets en het ‘zijn’.

Talig zijn

In Hölderlins Hymne ‘Der Ister’, waarvan de titel verwijst naar een historische naam voor een deel van de rivier de Donau, legt Heidegger uit dat taal niet alleen de mens eigen is, maar dat taal de mens tot mens maakt. Volgens Heidegger onderscheiden wij ons niet zozeer van plant en dier doordat we, zoals Kant meende, ‘ik’ kunnen zeggen – wat aantoont dat we ons van onszelf bewust zijn –, maar veeleer omdat we ‘is’ kunnen zeggen. Ons begrip van het woord ‘zijn’ heeft iets raadselachtigs. Probeer maar eens uit te leggen wat het betekent als je zegt dat iets ‘is’; dat iets ‘er is’, of er juist in een bepaalde gedaante is. Als ik zeg: ik ‘ben’ een vrouw, of: ik ‘ben’ geneigd het boek dicht te klappen, of: ik ‘ben’ hier, zijn dat al drie verschillende nuances van het woord ‘zijn’ die toch ook weer met elkaar verbonden zijn. Hoe kan het dat we zonder meer begrijpen wat het betekent dat iets ‘is’?

Ons begrip van het ‘zijn’ vindt alleen binnen taal plaats, meent Heidegger. We kunnen over van alles communiceren zonder gebruik te maken van woorden, bijvoorbeeld door uitwisseling van blikken, door naar elkaar te lachen of door aanrakingen, maar om over de betekenis van ‘zijn’ van gedachten te wisselen hebben we wel degelijk taal nodig. Zonder taal zou er geen begrip van het ‘zijn’ bestaan. En stel dat wij niet zouden begrijpen wat er met het woordje ‘is’ of het werkwoord ‘zijn’ bedoeld wordt, dan zou er volgens Heidegger niet zomaar een werkwoord minder zijn, maar dan zou er helemaal geen taal zijn.  Volgens Heidegger heeft de mens zich te weinig beziggehouden met de ‘zijnsvraag’.

Volgens Heidegger heeft de mens zich te weinig beziggehouden met de zijnsvraag

We hebben ons veel te veel op de ‘zijnden’ – alle bestaansvormen van het zijn – gericht, in plaats van op het Zijn zelf, dat Heidegger graag met een hoofdletter schrijft. Behalve de dichters, meent Heidegger. Dichters houden zich zozeer met taal bezig dat zij zich vanzelf ook meer op de fundamentele zijnsvragen richten. In plaats van taal als instrument te gebruiken, overdenkt de dichter taal om de taal zelf en is hij daardoor geneigd indringend over de reikwijdte, rekbaarheid en etymologie van betekenissen en onze menselijkheid na te denken, vindt Heidegger.

Wartaal

Heideggers teksten zijn wel als wartaal omschreven. Het is waar dat als zijn schrijfstijl je tegenstaat, zijn zinnen algauw een warrig web lijken te spinnen, maar ik kon me als student juist gemakkelijk door zijn denken laten meevoeren. En dat leverde soms een bijna hallucinatoire ervaring op. Meedeinend op zijn zinswendingen en woordspelingen werd ik steeds dieper meegetrokken in een vaag, maar toch ook helder gedachtegoed, waarin ik wegzonk en soms ineens het gevoel had een deur te openen waarvan ik het bestaan niet had vermoed.

Elke week aan het denken worden gezet door de grootste denkers uit de geschiedenis van de filosofie? Schrijf u in voor de gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Behalve door te vragen naar het ‘zijn’ onderscheidt de mens zich volgens Heidegger nog op andere wijze van plant en dier, namelijk doordat de mens zich als het ware ‘tegenover’ de dingen plaatst. Als planten en dieren opgaan in het geheel van de wereld, plaatst de mens zich er juist tegenover. Heidegger verklaart dat dit ‘ertegenover plaatsen’ voortkomt uit het ‘voor-stellende’ denken van de mens. Doordat de mens zich een voorstelling maakt van het bestaan en de dingen, stelt hij zich ‘voor’ de wereld. Kortom, de mens maakt zich tot subject dat de wereld als object beschouwt. 

Hoewel Heidegger dit ‘voor-stellende’ denken tot de kern van het menselijke denken rekent, ziet hij dit niet als een positieve neiging. Door de drang om ons tegenover de wereld te plaatsen zijn we gewend geraakt te objectiveren, te vergegenständlichen. We beschouwen de wereld om ons heen als maakbaar, als een beheersbaar, bruikbaar en omvormbaar grondmateriaal, dat wij in eigen dienst kunnen stellen. Als de dingen ons niet bevallen zoals ze zijn, maken we ons ‘voorstellingen’ van hoe ze beter zouden zijn en jagen we die voorstellingen na. Heidegger meende dat in deze menselijke neiging de oorzaak van de ononderbroken productiestroom en de toenemende macht van de commercie gevonden kan worden.

Onzekerheid

Heidegger herkende deze inzichten in Hölderlins metaforen. Het zou te ver voeren Heideggers woord-voor-woord-poëzieanalyse hier weer te geven. Bovendien had ik destijds al de indruk dat Hölderlins poëzie eigenlijk voor Heidegger vooral een spiegel vormde waarin hij zijn eigen denken gereflecteerd zag. Hier ontkomen we niet aan; we nemen ons eigen denken altijd mee als we lezen en we projecteren onze eigen obsessies, óók als we de ander proberen te volgen. Ook mijn 24-jarige ‘ik’ zal iets van mezelf in Heideggers metafysische gedachtegoed hebben teruggevonden. Zoals veel jongvolwassenen slingerde ik heen en weer tussen het zelfoverschattende gevoel alles te kunnen wat ik maar wilde en de minderwaardige angst dat ik helemaal niets kon, dat niets werkelijk was, dat de dingen me ontsnapten, zoals elk uur, elke dag me ontsnapte.

Door alle  afleiding vergeten we wezenlijke vragen te stellen

Hoe sterker ik verlangde naar totale controle over mijn leven, hoe onzekerder ik me voelde. In ons leven is er volgens Heidegger altijd een schaduw van onzekerheid die alle controle op het leven doet wankelen, en die schaduw wordt veroorzaakt door de dood. We weten dat we doodgaan, we hebben mensen en dieren zien sterven, we hebben planten zien verschrompelen en wegrotten, we weten dat al het natuurlijke sterfelijk is, maar we hebben geen idee wat de dood precies inhoudt en wanneer hij bij wie zal intreden. De dood ontsnapt aan ons begrip en aan onze controle. Het enige wat we er zeker over weten is dat hij ons zomaar kan overvallen zonder dat we daar ook maar iets over te zeggen hebben. Deze onzekerheid, die altijd deel is van het leven, negeren we liever. Dat doen we bij uitstek door ons te richten op wat we wél onder controle hebben, zoals leuke kleding kopen, een maaltijd bereiden of een film kijken. Volgens Heidegger vergeten we door al die afleiding wezenlijke vragen te stellen, zoals: wat betekent het om te ‘zijn’? Nu komt langzamerhand toch weer bij me terug wat me zo aantrok in dit denken: het gevoel dat juist dergelijke schijnbaar zinloze vragen ertoe deden. Waarom? Omdat ze mijn denkruimte oprekten, ballast overboord gooiden, omdat ze me optilden en me van mijzelf bevrijdden.