Home Psyche Waarom we allemaal niet normaal zijn
Bewustzijn Psyche Waanzin

Waarom we allemaal niet normaal zijn

Het abnormale staat niet zo ver van ons af als we denken, schrijft de Britse auteur en onderzoeker Sarah Chaney.

Door Sarah Chaney op 22 december 2023

vreemd raar niet normaal abnormaal schilderij beeld Dom J/Pexels

Het abnormale staat niet zo ver van ons af als we denken, schrijft de Britse auteur en onderzoeker Sarah Chaney.

Filosofie Magazine FM 1 2024 vreemd normaal
01-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

In de loop van de negentiende en twintigste eeuw vervaagde de grens tussen geestelijk gezond en ongezond. Dat gebeurde niet alleen omdat relatief weinig voorkomende ervaringen zoals stemmen horen en visioenen zien anders werden geïnterpreteerd; datzelfde gebeurde met een aantal andere, frequentere manifestaties van psychische problemen, zoals angsten en verontrustende gedachten. De psychiaters van het begin van de negentiende eeuw waren er nog van uitgegaan dat de meeste mensen geestelijk normaal waren, al zaten daar haken en ogen aan. Hun latere collega’s werkten met een spectrum van geestelijke gezondheid. Dat had verschillende effecten. Zo gingen gewone mensen op een andere manier denken over hun brein. Ook werd het aantal mensen dat werd gezien als niet helemaal normaal drastisch vergroot. Toen Freud uiteindelijk zei dat we allemaal neurotici zijn, werd de conceptie van het normale brein pas echt raadselachtig. Neurotisch zijn was dus gebruikelijk, maar ongezond. Maar het was ongebruikelijk – misschien zelfs nagenoeg onmogelijk? – om helemaal gezond te zijn. Welke variant was nu precies ‘normaal’?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘We zouden de loop van de geestelijke evolutie kunnen vergelijken met een straat,’ schreef de psycholoog met de verrukkelijke naam Theophilus Bulkeley Hyslop (T.B. voor vrienden) in zijn populaire boek The Borderland (1925). Over het smalle voetpad lopen de gezonde mensen. Ze zijn ‘relatief veilig’ tenzij ze te maken krijgen met een ongeluk of lichamelijk letsel. In de goot liggen mensen die er niet meer bij horen, ‘de crimineel, de dronkaard en de lijder aan dementie’.

Sarah Chaney is een Britse auteur en historicus. Ze is als onderzoeker verbonden aan het Queen Mary Centre for the History of Emotions. Daarnaast is ze verantwoordelijk voor de tentoonstellingen en evenementen van het Royal College of Nursing. Ze schrijft voor The Conversation en Psychology Today. Eerder publiceerde ze het boek Psyche on the Skin. A History of Self-Harm (2019).

Tussen die twee uitersten in loopt de brede weg van het leven, waar de meerderheid van de mensen overheen moet in hun strijd om te overleven. Het is een onoverzichtelijke bende. Veel herrie, veel spanning. De meeste mensen lopen rond met het etiket ‘excentriekeling’ of ‘visionair’. Ze zijn volgens Hyslop ‘warrig, erotisch en labiel’ en bewegen in een tempo dat onveilig is voor zichzelf en voor anderen. In statistische termen bestond die grote meerderheid die Hyslop zo bedreigend vond uit de normale, gemiddelde mensen uit de populatie. In medische termen waren ze allemaal neurotisch.

Theo Hyslop – zo ging T.B. beroepsmatig door het leven – kan behulpzaam zijn als we de opkomende zorgen over neurose in kaart willen brengen. Hij was toen hij The Borderland schreef over de zestig en werkte al ruim tien jaar als zelfstandig gevestigd psychiater. Uit zijn latere publicaties rijst het beeld op van een eigenwijze, strijdlustige en ouderwetse man die, hoewel hij in Londen woonde, de herrie en stress van het stadsleven zag als de oorzaak van lichamelijke en geestelijke teloorgang (zelf sprak hij van brain fag, hersenmalaise).

Hyslops carrière omspande de hoogtijdagen van het ‘grensland’ waarnaar hij zijn beroemde boek vernoemde. Hij was in 1863 geboren. De jonge Theo groeide letterlijk op in een gekkenhuis. Toen hij twee was, kocht William, zijn vader, Stretton House in Shropshire. Net als bij de meeste instellingen woonden de directeur en zijn gezin op het terrein. Dat inspireerde Theo om zelf ook arts te worden. Hij specialiseerde zich in psychiatrie en werkte meer dan twintig jaar in Bethlem, totdat hij in 1910 een eigen praktijk begon. Hij was een enthousiast kunstenaar, schrijver en musicus en was lid van allerlei sociale en politieke groeperingen.

Excentriek gedrag

Als Hyslop al wordt genoemd door hedendaagse schrijvers, zien ze hem meestal als een misantropische voorvechter van eugenetica die zijn patiënten minachtte en lange tirades afstak tegen artistiek modernisme als het toonbeeld van dolgedraaide moderniteit (vooral Roger Fry en de Bloomsbury Group moesten het ontgelden). Maar zo simpel ligt het niet. Het lijkt erop dat Hyslop in Bethlem hechte vriendschappen sloot met een aantal van zijn patiënten. In het voorwoord van zijn handboek Mental Physiology bedankte Hyslop drie mensen: een van hen was zijn jongere collega Maurice Craig. De andere twee waren zijn patiënten Walter Abraham Haigh en Henry Francis Harding. Hyslops frustraties over de neurotische horde buiten zijn ziekenhuis lijken voort te komen uit een geromantiseerde kijk op waanzin. In zijn ‘soort-van-roman’ (zoals een collega het boek afkeurend beschreef ) Laputa, Revisited by Gulliver Redivivus in 1905 delen de bewoners van een psychiatrische instelling ‘een sfeer van waarheid en integriteit’, en afgezien van ‘enkele excentrieke gedragingen was er weinig op grond waarvan ze waren te onderscheiden van zogenaamd gezonde mensen’.

In hetzelfde jaar waarin The Borderland werd gepubliceerd schreef Hyslop ook een boek met de veelzeggende titel The Great Abnormals. Dit ronduit warrige boek vol filosofische tirades over tirannen en despoten, visionairen, hekserij, bijgeloof en geniale mannen was volgens Hyslop ‘een pleidooi voor de verworvenheden van tolerantie’. Hij wees erop dat er ‘weliswaar mensen zijn die niet voldoen aan de standaarden van normaliteit die wij hen hebben opgelegd,’ maar dat ‘een aantal van de individuen wier “afwijkingen” ik zal beschrijven niettemin hebben behoord tot “de groten der aarde”.’ Hyslop kende geen enkele twijfel: als we meer tolerantie zouden opbrengen, zouden genieën niet meer op zoek hoeven te gaan naar ‘toevluchtplaatsen’ (hij bedoelde psychiatrische inrichtingen) om hun ‘excentrieke, onconventionele of abnormale’ gedrag te verbergen. Maar, waarschuwde hij, ook dan zouden ze waarschijnlijk nog altijd geen kinderen moeten krijgen.

De meeste mensen zijn warrig, erotisch en labiel

Misschien dacht Hyslop aan zijn vriend Walter toen hij dit schreef. Walter Haigh was sinds 1882, toen hij 27 was, verschillende malen in Bethlem opgenomen geweest. Hij had gestudeerd en was leraar geweest. In zijn vrije tijd componeerde hij muziek die hij zelf uitvoerde. Hij had hallucinaties en waandenkbeelden. Zijn paranoia was zo hevig dat hij geen gebruikmaakte van de gelegenheid om naar buiten te gaan, hoewel hij daarvoor expliciete toestemming had gekregen. Hyslop arriveerde in 1888 in Bethlem en het lijkt erop dat de twee musici goed bevriend raakten. Ze schreven elkaar brieven waarin ze naast muziek en Haighs thuissituatie ook zijn symptomen bespraken. Walter Haigh zette de woorden ‘gezond’ en ‘krankzinnig’ meestal tussen aanhalingstekens om duidelijk te maken dat die termen relatief waren. Hyslop gebruikte later in zijn tekstboeken de term ‘zogenaamde krankzinnigheid’, misschien in navolging van zijn vriend.

Theo Hyslops vijandige houding ten opzichte van het grensland van neurotici kwam deels voort uit loyaliteit tegenover mensen die uit de boot waren gevallen. Hyslop had als vermoedelijk gezond mens meer gemeen met de ‘krankzinnige’ Walter Haigh dan met de ongezonde, neurotische massa. Althans, dat dacht hij. Toen hij in 1933 overleed, merkte een van zijn voormalige collega’s op dat Hyslops laatste jaren ‘waren overschaduwd door iets wat sterk op een neurose leek’, een angsttoestand die was ontstaan ten tijde van de luchtalarmen in de Eerste Wereldoorlog. De angsten hadden zich later gemanifesteerd als tics in zijn schouders en gezicht. T.B. was dus wel degelijk neurotisch, en dus alleszins normaal.

Sociale zelfmoord

Vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw werkten de meeste psychiaters vanuit de veronderstelling dat gezond en ongezond niet twee totaal verschillende toestanden waren, maar dat er gradaties waren. Hoewel ze nog altijd werden gezien als tegenpolen, werden die twee van elkaar gescheiden door een enorme groep individuen die ‘doordrenkt waren met de sappen van zenuwaandoeningen’. Maar hoe moesten artsen die bewoners van het grensland herkennen? Het ging simpel gezegd om ‘typen personen’ die ‘de simpele conventies van de maatschappij’ in de wind sloegen: mensen met seksuele afwijkingen, sociale mislukkelingen, hypochonders en mensen die zichzelf beschadigden. Hun neurose werd gedefinieerd aan de hand van de verwachtingen van hun families, collega’s en sociale gezagdragers. In sommige gevallen was hun gedrag verontrustend of schadelijk voor anderen; in andere was het hooguit nogal ongemakkelijk. Hoe dan ook was de definitie van abnormaliteit grotendeels gebaseerd op onconventioneel gedrag. En dat gedrag, zo werd besloten, vereiste medische behandeling.

Veel conventies van de victoriaanse tijd komen tegenwoordig ronduit merkwaardig over, wat maar weer eens aantoont dat definities van het abnormale brein nauw verwant waren (en nog altijd zijn) aan sociale verwachtingen. In oktober 1895 liet de socialiste Edith Lanchester (de moeder van de actrice Elsa Lanchester uit de film Bride of Frankenstein) haar welgestelde vader weten dat ze wilde intrekken bij haar geliefde, een man uit de arbeidersklasse. Haar geschokte vader liet de bejaarde psychiater George Fielding Blandford aanrukken, die een document tekende dat bepaalde dat de 24-jarige Edith krankzinnig was. Blandford stelde vast dat het besluit van de jonge vrouw om ongetrouwd samen te wonen met een man – en van een andere sociale klasse nog wel! – neerkwam op ‘sociale zelfmoord’. Haar gedrag druiste in tegen de conventies en dreigde haar status en reputatie onherstelbaar te beschadigen. Edith stribbelde fel tegen, maar werd afgevoerd naar het Roehampton Asylum. Ze werd vrijwel meteen weer ontslagen door twee ‘commissioners in lunacy’ (staatsinspecteurs van de psychiatrische zorg), die Blandfords certificaat ongeldig verklaarden.

Geestelijke gezondheid is een krachtig wapen van sociale controle

In 1896 publiceerde het Journal of Mental Science een zorgvuldig verwoorde verdediging van Blandford, die erop neerkwam dat een besluit om conventies te negeren weliswaar niet automatisch op krankzinnigheid duidde, maar dat het niettemin mogelijk was dat Lanchesters gedrag was veroorzaakt door krankzinnigheid. Het hof zag het anders en Lanchester werd geestelijk gezond verklaard. Toch laat deze casus zien dat mensen die krankzinnig worden verklaard al minstens honderd jaar lang met hun onconventionele gedrag de aandacht van de autoriteiten hebben getrokken. Mensen met geld en macht konden zich vaak verzetten tegen de oordelen die over hen werden geveld, maar anderen konden dat niet. Uiteraard hadden juist ‘gemarginaliseerde, kwetsbare en ontheemde’ mensen vaak last van de negatieve effecten van hun diagnose: vrouwelijke vrijgezellen, mensen van kleur, bejaarden, politieke dissidenten, dienstweigeraars, LGBTQ-mensen, daklozen en anderen. De Amerikaanse arts Samuel Cartwright bedacht in 1851 zelfs een nieuwe ziekte – drapetomanie – voor vluchtende tot slaaf gemaakten. Op de vlucht slaan was volgens Cartwright geen rationele reactie op de wrede behandeling en het gebrek aan vrijheid van het leven van Amerikaanse tot slaaf gemaakten, maar was ‘net zo zeer een geestesziekte als andere vormen van mentale vervreemding’.

Hysterie

Geestelijke gezondheid was een krachtig wapen van sociale en juridische controle. Cartwright wilde de tot slaaf gemaakte mensen die hij behandelde ‘normaliseren’. Hij vertelde hun eigenaren dat ze ervoor moesten zorgen dat alle zwarte mensen ‘in de positie verkeerden die ze, zoals de Heilige Schrift ons leert, behoren in te nemen, te weten een positie van onderdanigheid’; een uitgesproken racistische kijk op medische controle. In diezelfde eeuw kregen vrouwen met de diagnose ‘hysterie’, zoals de schrijfster Charlotte Perkins Gilman, ‘rustkuren’ voorgeschreven die bestonden uit bedrust, afzondering, elektrische schokken, massages en toediening van grote hoeveelheden voedsel. Ook deze behandeling moest de patiënt onderdanig houden, hoewel dat in dit geval gepaard ging met minder fysiek geweld. Gilman, die tijdens haar kuur niet mocht lezen en werken, schreef in haar verhaal The Yellow Wallpaper (1892) met veel woede over de geestdodende verveling van die periode.

Hysterie was, zoals de historicus ­Elaine Showalter schreef, ‘de typisch vrouwelijke aandoening’. Hoewel hysterie ook bij mannen werd vastgesteld, benadrukte het woord – dat is afgeleid van het Griekse woord voor baarmoeder – al de vrouwelijke herkomst ervan. Mannen kregen vaak de diagnose neurasthenie, de ‘ziekte van de beschaving’ die in 1869 werd geïntroduceerd door de Amerikaanse neuroloog George Miller Beard. Neurasthenie was volgens de baardloze Beard een vorm van nerveuze uitputting. Die was zonder twijfel te wijten aan het moderne leven, dat immers vroeg om de voortdurende investering van mentale energie. Dat deed een te zwaar beroep op het zenuwstelsel en manifesteerde zich in hoofdpijn, gewrichtsklachten, neuralgie, geprikkeldheid, angsten, rillingen, tremoren, transpiratie, slapeloosheid en andere lichamelijke en geestelijke symptomen. Gelukkig was het ook een statussymbool. Neurasthenie was de ziekte van welstand en een hoge opleiding, die vooral veel voorkwam bij witte Amerikanen en in ‘nagenoeg elk huishouden van mensen die met hun brein werken’. (Beard bedoelde dat mensen uit de arbeidersklasse of zwarte mensen met dezelfde klachten vermoedelijk gewoon lui waren.)

Net als neurasthenie ging hysterie gepaard met een grote verscheidenheid aan symptomen. De ziekte was vaak de laatste diagnose waartoe artsen hun toevlucht namen als ze geen fysieke verklaring konden vinden, zeker als de patiënt jong, vrouwelijk en ongetrouwd was. Hysterie kon zich manifesteren als blindheid, verlammingen, spasmen, toevallen, flauwvallen, uitputting, emotionele uitbarstingen en meer. Soms werden die symptomen toegeschreven aan onconventioneel gedrag. Toen Evelyn Jones in 1895 werd opgenomen in Bethlem Hospital werd gedacht dat ze ziek was geworden omdat ze het werk van Darwin en andere wetenschappers had gelezen. Ook haar hechte relatie met een vriendin werd gezien als een mogelijke oorzaak.

Volgens Freud zijn we allemaal neurotisch

Veel vrouwen kregen te horen dat ze moesten trouwen om zich te ontdoen van vrouwelijke zenuwaandoeningen. Alice Rose Morison, een 25-jarige schooljuf uit Harpenden, kreeg dat advies toen ze in 1894 de eminente neuroloog Victor Horsley raadpleegde. Alice slaapwandelde al vier jaar. Dat baarde haar zorgen, want soms liep ze zomaar de straat op. Ze was zelfs een keer helemaal naar haar zus gewandeld. Soms stak ze het haardvuur aan of deed ze andere gevaarlijke dingen. Ze maakte ook veel lawaai, bonsde op deuren of sloeg met haar hoofd tegen de vloer. Rond Kerstmis 1893 begon Morison in haar slaap brieven te schrijven. In de zomer erna raakte ze soms overdag in trance. In die tijd verschenen er ook extra persoonlijkheden. ’s Avonds en ’s nachts nam Nocturna het lichaam van Alice over. Er was nog een derde, ondeugend zelf, die buiten het medeweten van ‘Morison’, zoals ze haar oorspronkelijke zelf noemde, spullen verstopte en stal. In juli 1894 zocht ze Dr Horsley op, die haar tot haar grote ergernis minachtend liet weten dat ‘rust en het huwelijk’ haar zouden genezen. Later vertelde de vastberaden jonge vrouw aan haar psychiaters in Bethlem dat ze ‘het vertikte om zijn advies op te volgen’.

Andere vrouwen werden door familie, vrienden en artsen onder druk gezet om het conventionele pad te kiezen: trouwen en kinderen krijgen. Normaal gedrag zou tot genezing leiden. In de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw dachten veel artsen dat het huwelijk ‘nerveuze kwalen kon genezen’. Andere waren juist bang dat die aanpak zou leiden tot een toename van de geestelijke gezondheidsklachten en het aantal labiele mensen. Andrew Wynter, de eerste cartograaf van het grensland, dacht dat veranderingen in de leefomstandigheden van vrouwen misschien hadden geleid tot een toename van alcoholisme. Vrouwen uit de middenklasse hadden niet de hoogste opleiding genoten, zagen hun echtgenoten die dankzij de nieuwe spoorlijnen naar hun werk forensden nauwelijks, en lieten het huishoudelijke werk over aan hun personeel. Wynter vroeg zich af hoe je onder dergelijke omstandigheden kon verwachten dat die eenzame, verveelde huisvrouwen zich zouden ontwikkelen tot ‘weldenkende echtgenotes’. Als de vrouwen werk omhanden hadden, zou alles weer normaal worden.

We kunnen makkelijk accepteren dat neuroses worden gevormd door de samenleving waarin we leven. Het is echter net zo makkelijk om aan te nemen dat bepaalde categorieën van geestelijke aandoeningen stabiel blijven. Maar hoe schadelijk en verontrustend bepaalde ervaringen met de geestelijke gezondheid ook zijn – voor mensen die het meemaken en hun naasten, die met hen zijn begaan –, ze staan zelden zo ver buiten onze levens als ons wordt voorgespiegeld. Ook is het niet zo dat ze alle aspecten van iemands leven kleuren. Normaal gedrag – hoe je die term ook definieert – is niet onverenigbaar met waanzin, zoals abnormaal gedrag en abnormale ervaringen niet onverenigbaar zijn met geestelijke gezondheid. Daarom zijn de wrange woorden die Theo Hyslop schreef me gedurende mijn research altijd bijgebleven: ‘Wij, de zogenaamd gezonde mensen, moeten ruimhartig zijn bij het opleggen van beperkingen aan de interpretaties die anderen geven aan hun ervaringen.’

Het supernormale

Wat is het bewustzijn? Dat concept is volgens een recente verzameling filosofische essays over het onderwerp nog altijd ‘notoir ambigu’. Bedoelen we met ‘bewust’ gewoon dat we wakker en oplettend zijn? Hebben we een innerlijke zelf die de wereld observeert en interpreteert? Of is het concept van een zelf het product van een narratief dat is bedacht door onze bewuste gedachten? In het eerste geval zou je zeggen dat een gespleten zelf of meerdere zelven abnormaal zijn; in het tweede geval liggen meervoudige persoonlijkheden meer voor de hand. In de tijd van de hysterie kon het bewustzijn gespleten, in stukken gebroken of vermenigvuldigd worden. Het kon worden veranderd door hypnose of trances. Het had verschillende niveaus. Er was een subliminaal bewustzijn, een onderbewustzijn en er was het onbewuste. De ervaringen van Alice Morison en anderen plaatsten vraagtekens bij de gedachte van een enkel, verenigd bewustzijn. Dat was altijd de definitie van een ‘normaal’ brein geweest.

Morison was niet het eerste gedocumenteerde geval van een ‘dubbel bewustzijn’. De Franse naaister Félida X ging in 1856 – ze was nog een tiener – in behandeling bij een arts na een reeks incidenten waarbij ze in een tweede toestand was beland. Ze was haar woorden en daden onmiddellijk weer vergeten als ze terugkeerde naar wat de arts haar ‘normale toestand’ noemde. In de loop van de tijd werd de tweede toestand de normale en verdween Félida’s oorspronkelijke toestand. Charcots student Pierre Janet riep een vergelijkbare situatie in het leven door een van zijn patiënten te hypnotiseren. Léonie B., een boerin van middelbare leeftijd, veranderde door hypnose in een levendigere persoonlijkheid die ze Léontine noemde. Later riep Janet een ‘Léonie 3’ (of Léonore) op die ook weer een aparte entiteit leek te zijn. Veel Europese en Amerikaanse psychologen en filosofen dachten dat deze verschillende persoonlijkheden ons konden helpen niet alleen hysterie, maar ook het normale bewustzijn beter te begrijpen.

Maar zo is het niet gegaan. Aan het begin van de twintigste eeuw kwamen hypnose en psychisch onderzoek gaandeweg in een kwaad daglicht te staan. Tegen de tijd – in 1903 – dat Human Personality and Its Survival of Bodily Death van SPR-oprichter Frederic Myers werd gepubliceerd (postuum uiteraard), waren de connecties tussen spiritualisme en psychologie al aan het afbrokkelen. Het was nog niet het einde van de studie van het ‘supernormale’ (een term van Myers), maar het normale brein begon een nieuwe invulling te krijgen. Een van de redenen daarvoor was dat Sigmund Freud een beroerde hypnotiseur was.

Normaal gedrag is niet onverenigbaar met waanzin

De jonge Weense neuroloog hypnotiseerde zijn patiënten niet, zoals Janet en anderen hadden gedaan, maar ging achter hen zitten en interpreteerde wat ze zeiden. Dat was een belangrijk verschil met de werkwijze van zijn mentor, Josef Breuer, die zijn patiënten onderwierp aan cathartische hypnose. Toch was het een ‘hysterische’ patiënte van Breuer die beroemd werd dankzij de rol die ze speelde bij het ontstaan van de psychoanalyse. Fräulein ‘Anna O.’ oftewel Bertha Pappenheim was een Oostenrijkse feministe die later de Jüdischer Frauenbund oprichtte. In 1881, toen Breuer haar ging behandelen, was ze 22 en ‘bruisend van intellectuele energie’ hoewel ze ‘een extreem monotoon leven had geleid in een puriteinse familie’. Breuer en Freud concludeerden dat de alledaagsheid van het bestaan van Europese vrouwen uit de middenklasse Pappenheims abnormale gemoedstoestand had veroorzaakt.

Haar eerste symptoom was ‘systematisch dagdromen’. Al snel kwamen er andere symptomen bij, die duidelijk merkbaar waren voor haar familie. Ze kneep vaak haar ogen dicht, kon soms slecht zien, had last van samentrekkende of verlamde ledematen en slaapwandelde veel. Van 1 december 1880 tot 1 april 1881 lag ze in bed. In april ging ze in behandeling bij Breuer. Ze had veel last van haar symptomen en was ‘slechts gedurende een klein deel van de dag min of meer normaal’. Tijdens hun sessies bespraken Pappenheim en Breuer de symptomen, die ze in verband brachten met gebeurtenissen in haar eerdere leven, zoals de ziekte en dood van haar vader. Breuer constateerde verrast dat ‘alle symptomen verdwenen nadat ze onder hypnose had verteld over de eerste keer dat ze voorkwamen’. Maar historici hebben een andere kijk op de casus van Anna O. Het proces van herinnering kwam pas laat in Breuers behandeling van Pappenheim en lijkt niet te hebben geleid tot de genezing op de lange termijn die Breuer beschreef.

Breuer noemde zijn behandeling van Anna O. ‘spreektherapie’, een term die later sterk werd geassocieerd met zijn protegé. Vandaag de dag wordt vaak gedacht dat Freud de eerste was die bij de behandeling van geestesziekten gebruikmaakte van psychologische methoden. Veel mensen zien Freud als de eerste medicus die waanzin zag op een glijdende schaal, van psychose naar neurose naar normale geestelijke gezondheid. Maar dat klopt niet. Freud was niet eens de eerste of enige die overstapte op psychotherapie, een woord dat destijds al werd gebruikt voor directe of indirecte suggestie bij de behandeling van geesteszieken. Maar ook al was er uiteindelijk veel aandacht voor hem als persoonlijkheid, de wetenschapper Freud benadrukte wel degelijk enkele aspecten die later belangrijk werden in de geschiedenis van het normale brein: de rol van de ontwikkeling in de jeugd en de expansie van het abnormale tot zelfs voorbij het grensland.

Schaduw

Voor Freud waren we allemaal neurotisch, ook al zat je midden in de klokcurve. Zoals hij in 1913 schreef in zijn beroemde brief aan Carl Jung waarmee hij hun contact verbrak: ‘Het is onder ons analisten een conventie dat we ons nooit hoeven te schamen voor onze eigen kleine neurose.’ Freud zag Jung als een man die ‘hoewel hij zich abnormaal gedraagt voortdurend roept hoe normaal hij is’. Dat wees op een gebrek aan inzicht dat niet kon worden getolereerd. ‘Ik stel voor dat we onze persoonlijke relatie beëindigen,’ schreef Freud. Het was niet noodzakelijkerwijs een probleem om niet normaal te zijn, maar je moest je er wel van bewust zijn.

Na Freud werd een normaal brein niet meer mogelijk geacht. Dat verhoogde de populariteit van de psychoanalyse totdat er, lang na Freuds dood in 1939, vooral in de VS een situatie ontstond waarin je als je iemand wilde zijn altijd onder behandeling was bij een therapeut. ‘Neurotisch’ was meer een stijlmiddel dan een diagnose; een manier om het eigen gedrag op de hak te nemen. Toch gaf het concept neurose aan het einde van de twintigste eeuw wel degelijk ook vorm aan onze levens door angsten over de normaliteit van ons brein te versterken. We gingen ons afvragen: wat zegt het over ons als we bang zijn voor spinnen of open ruimtes? Wees afwijkend gedrag bij volwassenen op diepe, duistere geheimen in de jeugd? Het abnormale was niet meer de dreiging op afstand waarvan de mensen in de vroeg-victoriaanse tijd zich vaag bewust waren geweest. Het was er nu altijd en overal, een schaduw achter alles wat we deden, een dreiging die ons op elk moment kon overweldigen.

Dit is een bewerkt fragment uit Ben ik normaal? van Sarah Chaney, dat in maart 2023 is verschenen bij Uitgeverij Brandt. Vertaling: Robert Neugarten.

Ben ik normaal?