Home De stad Thuis is waar je naar buiten kunt
De stad

Thuis is waar je naar buiten kunt

Door Pieter Hoexum op 29 oktober 2024

thuis deur buiten woestijn strand
beeld Matthew Feeney/Unsplash
De mens is een rusteloos wezen, ontdekte filosoof Pieter Hoexum. Maar dat hoeft geen zwakte te zijn.

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

De zoektocht naar, aankoop van en verbouwing van ons nieuwe huis, en vervolgens de verhuizing ernaartoe, vonden plaats in een zeer ongelukkig periode, namelijk tijdens de coronacrisis. In het najaar van 2019 waren we al begonnen met serieus te zoeken naar een ander huis. We speurden de website van Funda af en gingen af en toe eens kijken, nog niet echt naar de huizen zelf, maar naar de omgeving. Zoals iedereen werden we in maart van het volgende jaar overvallen door de eerste uitbraakgolf van corona. En door de maatregelen: het land ging in lockdown. In de zomer werden de maatregelen wat verlicht en zagen wij kans een woning te kopen.

Pieter Hoexum (1968) is filosoof en schrijver. Hij schrijft filosofische beschouwingen over wonen, architectuur en stedenbouw. In 2014 verscheen zijn boek Kleine filosofie van het rijtjeshuis en in 2019 Thuis. Filosofische verkenningen van het alledaagse

Het huis was precies wat we zochten. Het was groot genoeg, stond op de juiste locatie en was betaalbaar. Maar het moest wel grondig verbouwd en verduurzaamd worden. Daarvoor huurden we een architect in, die op haar beurt een aannemer meenam. Het slopen zouden we zelf doen. Daarvoor, en voor overleg met de aannemer en architect, moesten we regelmatig naar Voorschoten. Onderweg zag ik dan steeds vermanende coronaborden: ‘Blijf thuis’. Telkens als ik zo’n bord las, knikte ik instemmend. Ja, ik weet het, ik had thuis moeten blijven. Thuisblijven is sowieso altijd het beste idee. Misschien begon ik wel spijt te krijgen van de verhuizing.

Rusteloos

Zoals zovelen moest ik tijdens de eerste maanden van de coronacrisis steeds weer denken aan deze opmerking van Blaise Pascal:

De keren dat ik me ertoe zette na te denken over de veelsoortige en drukke activiteiten van de mensen en de gevaren en moeilijkheden waaraan ze zich blootstellen (…), heb ik vaak gezegd dat alle ellende van de mensen maar een oorzaak heeft, namelijk dat zij niet in staat zijn rustig in een kamer te blijven.

Sinds het uitbreken van de coronapandemie werd deze uitspraak van deze filosoof, theoloog en wiskundige regelmatig, tot vervelens toe eigenlijk, aangehaald. Hij komt uit Pascals boek Pensées, een in 1670 postuum verschenen bundeling van losse aantekeningen. Deze gedachte van Pascal leek dan ook actueler dan ooit te zijn geworden. En zeker de remedie die Pascal lijkt voor te stellen: ‘Iemand die voldoende bezit om van te leven, zou niet wegtrekken om de zee op te gaan of een vesting te belegeren als hij de kunst verstond om het thuis naar zijn zin te hebben.’

Tussen pijn en verveling

Pascal schetst in de geciteerde passage, zoals steeds in zijn Gedachten, met opzet een nogal somber beeld van de menselijke aard en toestand, van de condition humaine. We zijn volgens Pascal wanhopig op zoek naar rust, maar kunnen die niet vinden op de plek waar die toch gevonden zou moeten kunnen worden, namelijk thuis, in onze privévertrekken – in onszelf eigenlijk. We kunnen het daar een tijdje naar onze zin hebben, maar op den duur – al heel snel – zullen we ons er gaan vervelen. En dan gaan we erop uit, wat uitloopt op ellende en rampspoed. Waarna we ons weer huiswaarts spoeden, om daar even rust te vinden maar ons al snel weer te gaan vervelen. Enzovoorts. Bijna tweehonderd jaar later zou de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer het krachtig samenvatten: een mensenleven is een voortdurend heen en weer pendelen, als een slinger, tussen pijn en verveling.

In tegenstelling tot Schopenhauer was Pascal geen echte pessimist; voor Pascal was pessimisme eerder een strategie. Zijn gedachte-experiment van de kamer is een dappere (maar wat mij betreft vergeefse) poging op een min of meer moderne manier, voor min of meer moderne lezers, het aloude geloof in God van de Bijbel te verdedigen. Pascal is namelijk een man van de moderne wetenschap, hij vond bijvoorbeeld een rekenmachine uit en legde met zijn wet van Pascal de grondslag voor de hydrostatica. Pascal is rationalist en modern genoeg om in te zien dat hij in theologische kwesties niets kan bewijzen. Hij probeert ons er slechts van te overtuigen dat het voor moderne mensen nog steeds het verstandigste is de gok, de sprong naar het geloof te wagen. We hebben volgens Pascal niets te verliezen en alles te winnen, namelijk ons zielenheil. Nergens op aarde, binnen noch buiten, kunnen we volgens Pascal redding vinden; het enige waar we op mogen hopen en in geloven is dat de redding van boven zal komen.

Een briljante zedepreker

Wat mij betreft is Pascal overtuigend als hij laat zien dat we het binnenskamers niet lang volhouden en dat we er altijd weer op uit zullen willen – om daarna weer naar binnen te gaan. Hij heeft ook gelijk dat het niet aan de kamer of de inrichting ligt, maar aan ons, aan onze menselijke aard. We zijn inderdaad ongedurig, we willen twee tegengestelde dingen: rust en avontuur. Problematisch is dat Pascal zedepreker is, een briljante zedepreker, maar toch echt een moralist. Hij ziet het gebrek aan innerlijke rust als een grote zwakte, die we eigenlijk te boven zouden moeten komen. Maar waarom eigenlijk? Je zou evengoed kunnen betogen dat we die rusteloosheid moeten omarmen, zoals een paar jaar geleden de Belgische filosoof Ignaas Devisch deed in zijn boek Rusteloosheid. Pleidooi voor een mateloos leven. Het is de rusteloosheid die ons nieuwsgierig houdt, en creatief en vernieuwend – het is de rusteloosheid waardoor we vooruitgang boeken.

Je zou kunnen zeggen, zoals Pascal doet, dat we steeds naar buiten en naar binnen gaan, als van een kastje naar de muur, zonder er iets mee op te schieten. Pascal lijkt je een schuldgevoel aan te praten: je zou je moeten schamen dat je als een kip zonder kop rondrent, van woning naar werk, naar school, naar winkels, naar vakantieoorden en weer terug.

Zoals gezegd: we pendelen heen en weer tussen pijn en verveling. Maar Pascal lijkt over het hoofd te zien dat die pijn en verveling de uitersten zijn, daartussen valt het best uit te houden. Kop op, Pascal, zolang we pendelen, gaat het best.

Een zoomende bijenkorf

Eigenlijk was al na een paar weken na het begin van de eerste lockdown de lol van het thuisblijven eraf. We woonden nog in ons Purmerendse rijtjeshuis, dat echt aan de krappe kant bleek voor vier (bijna) volwassenen, die allemaal vanuit huis lessen moeten volgen of moeten werken. Maar dat was het probleem niet. Sterker nog, het had wel wat: ons rijtjeshuis was een ‘zoomende’ bijenkorf geworden. Het punt was dat thuis weinig meer voor bleek te stellen toen er geen echt uit meer was.

Binnen en buiten vormen twee kanten van dezelfde medaille, ze hebben uitsluitend samen zin en betekenis. Geborgenheid is heerlijk, maar als je niet naar buiten kunt of mag, ben je eigenlijk opgeborgen, om niet te zeggen: opgesloten. En uitgaan en buiten zijn is alleen echt aangenaam en zinvol als je op ieder moment dat je dat wilt, naar binnen kunt. Anders ben je thuisloos, onbehuisd, dakloos.

Mensen zijn lijgers

Wonen en thuis zijn bleek tijdens de coronacrisis een dubbelzinnige, misschien zelfs dubieuze aangelegenheid. Wonen is hinken op twee gedachten: als je onderdak gevonden hebt, krijg je het na verloop van tijd toch benauwd en ga je verlangen naar de buitenlucht, en eenmaal buiten ga je op den duur toch weer verlangen naar de geborgenheid van je huis, van thuis. Deze dubbelzinnigheid leek verloren te gaan tijdens de lockdowns. Een kant van thuis kreeg alle aandacht, zoals die eerlijk gezegd al een tijd, ook voor corona, steeds meer aandacht leek te krijgen: de kant van geborgenheid, veiligheid en vertrouwdheid.

De ‘donkere kamer van Pascal’ maakt weer eens duidelijk hoe dubbelzinnig de menselijke natuur is. We willen thuisblijven en uitgaan, rust en avontuur, we willen ons onderscheiden en zelfs afscheiden en erbij horen, we willen privacy, met rust gelaten worden en ons spiegelen aan anderen en een publiek leven leiden. We zijn individualisten en conformisten.

Wij mensen zijn lijgers, om met cabaretière Paulien Cornelisse te spreken. Zij vertelde in een van haar theatervoorstellingen over de lijger, een kruising tussen een mannetjesleeuw en een vrouwtjestijger. Die naam ‘lijger’ is niet alleen een grappige samentrekking, het is ook een intrigerend dier. Leeuwen zijn namelijk groepsdieren, terwijl tijgers solitair leven. De lijger maakt, zo merkte Cornelisse op, een haast verscheurde indruk: het dier lijkt nergens echt op zijn gemak, beweegt steeds rusteloos heen en weer, dan weer gehoor gevend aan de neiging zich aan te sluiten, dan weer aan de neiging zich af te zonderen.

De droom van een eeuwig thuis

De rusteloosheid die Pascal in de mensen ziet, is eenzelfde soort rusteloosheid. Hij ziet het als een typisch menselijke zwakte, en dat is het misschien ook wel, maar er is wel iets aan te doen. Er is mee te leven. We kunnen het best even volhouden in de kamer van Pascal, als er maar een deur in zit. Als we maar naar buiten kunnen. Als er naast de privéruimte ook maar een publieke ruimte is. En als we daartussen maar steeds heen en weer kunnen gaan. Dan is ons thuis weliswaar een tijdelijk thuis, maar als we de droom van een ‘eeuwig thuis’, van ‘eeuwige rust’, uit ons hoofd zetten, is daar goed mee te leven. Misschien kunnen we zo van de nood zelfs een deugd maken.

Even tussendoor… Meer lezen over de menselijke conditie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Thuisblijven enerzijds en je verplaatsen anderzijds lijken, zolang je erover nadenkt en erover theoretiseert, tegengestelden. Het lijken, in de woorden van de Duitse filosoof Hegel, these en antithese. Hegel meende dat tussen these en antithese een synthese tot stand zou komen. In theorie lijkt mij dat in geval van de these ‘thuis’ en de antithese ‘uit’ eigenlijk onmogelijk. Maar in de praktijk van alledag lukt het de meeste mensen verrassend goed een dynamisch evenwicht tussen binnen en buiten tot stand te brengen, namelijk door naar buiten te gaan en vervolgens weer naar binnen, en weer naar buiten, enzovoorts. Zo’n dynamisch evenwicht is misschien wel mooier dan een synthese. En je hebt er niet meer voor nodig dan een ommetje.

Dit is een bewerkt fragment uit het boek Kleine filosofie van het ommetje van Pieter Hoexum, dat op 1 november 2024 verschijnt bij uitgeverij Noordboek.

Kleine filosofie van het ommetje. Een verkenning van de buurt
Pieter Hoexum
Noordboek
232 blz.
€ 24,90