Home Politiek ‘De roep om participatie sluit vluchtelingen juist buiten’
De stad Politiek

‘De roep om participatie sluit vluchtelingen juist buiten’

Lieke van der Veer onderzocht hoe vluchtelingen en hun initiatieven politiek worden geframed. ‘Om erbij te mogen horen, moeten ze eerst bijdragen.’

Door Ivana Ivkovic op 07 maart 2023

Rotterdam water schemer participatie vluchtelingen beeld Stijn Hanegraaf

Lieke van der Veer onderzocht hoe vluchtelingen en hun initiatieven politiek worden geframed. ‘Om erbij te mogen horen, moeten ze eerst bijdragen.’

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Jamal wilde graag iets terug doen voor de gemeenschap die hem na zijn vlucht uit Syrië in 2015 had opgevangen,’ vertelt filosoof Lieke van der Veer. ‘Daarom probeerde hij in Rotterdam een mentorsysteem opzetten, waarin studenten nieuwkomers helpen om de taal te leren en te leren netwerken. Jamal zocht daarvoor financiering bij een grote hulporganisatie in de stad. Die deed hem allerlei beloftes, maar stelde die steeds bij. De organisatie stuurde Jamal met een kluitje in het riet, en uiteindelijk liep zijn initiatief op niets uit.’ Jamal is niet de enige vluchteling die vastloopt in het systeem, zegt Van der Veer, die voor haar promotie aan de Radboud Universiteit Nijmegen verschillende grassroots-initiatieven van en voor vluchtelingen in Rotterdam heeft gevolgd.

Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief en lees meer over macht en regulering:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Van der Veer onderzocht hoe die initiatieven werden beïnvloed door mechanismes van beleid en sturing in onze maatschappij. Daarvoor putte ze uit de ideeën van Michel Foucault en Gilles Deleuze over de mechanismes van regulering. Deze Franse denkers zien samenleven als een voortdurend veranderend, ‘woekerend’, netwerk van relaties. Dit dynamisch geheel wordt telkens bijgestuurd door bureaucratische en economische machten. Die machten gebruiken frames als ‘participatie’, ‘actief burgerschap, ‘solidariteit’ of ‘professionaliteit’, vertelt van der Veer. ‘Daarbinnen worden sommige rollen en soorten relaties aangemoedigd, terwijl andere worden ontmoedigd, of over het hoofd gezien.’

Iedereen moet meedoen

De reden dat initiatiefnemers als Jamal vastlopen, heeft te maken met de problematische kanten van het participatiebeleid van Rotterdam, ontdekte Van der Veer. Volgens dat beleid zou iedereen ‘actief’ moeten zijn in de stad, en wordt er met name bij mensen die niet wit en niet rijk zijn op gelet of ze wel op de juiste manier ‘participeren’. In de praktijk blijkt dit beleid van ‘participatie’ helemaal niet zo inclusief. ‘Participatiebeleid kan uitsluiting juist vergroten,’ zegt Van der Veer. ‘In feite plaatst het idee van participatie sommige mensen eerst op afstand van de gemeenschap, om ze vervolgens uit te nodigen eraan deel te nemen. Kennelijk is het nodig dat vluchtelingen eerst iets moeten doen voor de samenleving om er onderdeel van te mogen zijn. Dat is de problematische kant van participatie, en dat zie je ook in praktijk terug.’

Veel initiatiefnemers zijn kritisch op het huidige beleid voor vluchtelingen. Daarom verraste het Van der Veer dat de organisatoren die ze volgde hun projecten publiekelijk framen als een vorm van participatie. ‘Ze zeggen tegen beleidsmakers of mensen van hulporganisaties dat ze graag willen participeren en met hun initiatieven anderen willen helpen om dat ook te doen. Het was verontrustend dat sommigen daarbij ook neerkeken op andere vluchtelingen, die in hun ogen niets deden. Ze sluiten anderen buiten om hun eigen plek binnen de gemeenschap veilig te stellen.’

Gift

Alle initiatiefnemers die Van der Veer heeft gevolgd, hebben moeite met de rol die anderen aan hen toeschrijven. Van der Veer: ‘Jamal heeft het idee dat hij vaak wordt neergezet als gevaarlijk – alleenstaande man, gevlucht uit Syrië, hij heeft een baardje – hij krijgt vaak te horen dat hij er “echt als een moslim” uitziet. Tegelijkertijd wordt hij neergezet als iemand die zielig is – een arme vluchteling die niets heeft en liefdadigheid van Nederland ontvangt. Jamal en anderen proberen door een maatschappelijk project te beginnen een andere rol aan te nemen; de rol van zorgverlener. Dat blijkt lastig, want ze worden steeds weer teruggeworpen in de rol van zorgontvanger. En dat zorgt voor veel verdriet en teleurstelling.’

Toch ziet Van der Veer veel potentie in de kleinschalige initiatieven: de initiatiefnemers werpen stereotypische beelden over hulpverleners omver. ‘Niet alleen witte rijke mensen, maar ook vrouwen van kleur en moslimmannen met een uitkering houden zich bezig met de belangenbehartiging van vluchtelingen. Deze initiatiefnemers geven ondersteuning op een manier die niet altijd past bij het doelgroepenbeleid of de tegenprestatieregels van de gemeente. Dat is experimenteel en misschien wel ongemakkelijk voor de gemeente.’

Het is typerend dat Jamal iets terug wil doen, vindt Van der Veer. ‘Initiatiefnemers als Jamal hebben het idee dat ze in het krijt staan omdat ze de gift van zorg en bescherming al hebben gekregen. Zo werken giften: als je mij iets geeft, dan ben ik jou iets schuldig. Er wordt verwacht dat de balans wordt hersteld. Solidariteit werkt ook zo, alleen dan in een breder verband. Je kunt dus zeggen dat de initiatiefnemers een schuld toegewezen hebben gekregen die ze willen inlossen. Maar wanneer hun werk geen erkenning krijgt, krijgen ze geen kans om die balans te herstellen. Ze worden eigenlijk buiten de relaties van gift en uitwisseling geplaatst en gezien als iemand die niets te geven heeft. Door anderen te helpen, kan een initiatiefnemer ook zelf wortelen en landen. Nu wordt die landing steeds uitgesteld.’