‘Mijn opa en oma hebben elkaar ontmoet bij een paasvuur,’ zo opent Wouter Mensink zijn essay Hoe we uit het dorp vertrokken. Een persoonlijker begin is haast niet denkbaar, want zonder paasvuren waren auteur en boek er waarschijnlijk niet geweest. Paasvuren kleuren ook zijn jeugd in een dorp in het oosten van Nederland, ‘daar waar vroeger de Saksen woonden’. Dat klinkt romantisch, maar paasvuren gaven ook altijd gedonder: eerst waren ze te heidens, toen slecht voor het milieu.
In het debat over de vuren staan platteland en stad tegenover elkaar. Plattelanders morren over afgepakte tradities; stedelingen zien de mensheid aan vervuiling ten onder gaan. Het is een klassieke conflictdynamiek: de aandacht verschuift van de inhoud naar de relatie tussen de conflicterende partijen. Velen ervaren een kloof, maar het Sociaal en Cultureel Planbureau laat zien dat de kloof tussen platteland en stad niet bestaat. Wat als we de ervaringen van dorpelingen en stedelingen wel serieus nemen? Helpt dat om de relatie te verbeteren?
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Persoonlijk
Filosofen die persoonlijk schrijven zetten hun leven op het spel. In het verhaal dat ze over zichzelf vertellen, laten ze immers zien waar ze voor staan. Daarmee komt ook het grotere verhaal in beeld, de context waarin zij hun levensverhaal vertellen. Wie zonder paasvuren onzeker is of hij zou bestaan, zal graag de historische en culturele achtergrond van deze traditie laten zien. De beweging gaat hier van klein naar groot.
Mensink keert die beweging om. In navolging van de Franse filosoof Paul Ricoeur wil hij de grote gebeurtenissen in de wereld verbinden aan persoonlijke ervaringen. Zo koppelt hij het grotere proces van verstedelijking aan het verhaal van zijn moeder die als dorpsmeisje tegen haar zin bij een Amsterdamse dame logeert. Hij noemt zijn werkwijze ‘ervaringsdenken’, een denken vanuit ervaringen. Onduidelijk is daarbij of het denken voorafgaat aan de ervaring, of andersom. Ook blijkt niet elke ervaring geschikt. Het gaat hem om ervaringen die ‘te denken geven’.
Het risico van die werkwijze is dat de auteur vanuit een vooropgesteld idee (‘een ander verhaal vertellen dan dat van kloven’) op zoek gaat naar passende ervaringen. En dat hij afwijkende ervaringen negeert. Voor wie zich herkent in de ingebrachte ervaringen, is dat geen probleem. Die zal smullen van de verhalen over de student die in Boedapest en Praag het stadse leven proeft. Of van het denkbeeldige verhaal dat Mensink als man van middelbare leeftijd schrijft over een muzikale reis door de Mississippi-delta. De denkbeeldige, ‘conceptuele’ persoon die hij in dit laatste verhaal opvoert is bedoeld om ‘nieuwe concepten te creëren’.
Kun je op die manier niet elk begrip uit ervaringen distilleren? Het suggereert op z’n minst dat het denken over wie de persoon is, voorafgaat aan de ervaring en de daaruit gecreëerde begrippen. Ook in Mensinks uitgangspunt dat ‘dorpsverlating’ een centrale ervaring van het moderne leven is, staat het denken voorop. Hij vergelijkt die ervaring met het aantrekken van een nieuwe jas. Aanvankelijk voelt de plattelander zich onwennig in de stad. Uit zijn ‘habitus’, een begrip van socioloog Pierre Bourdieu, spreekt dat hij er niet thuishoort: zijn kleding, lichaamshouding en dialect verraden hem. Maar met geduld en aanpassing zit de nieuwe jas al snel als gegoten.
Boerenleven
Het kostte mij als geboren en getogen stedeling moeite om mee te gaan in dit denken. De stad is mijn thuis, hoezo is dorpsverlating een centrale ervaring? Mensinks argument dat iedereen voorouders op het platteland heeft, overtuigt me niet. Al was het maar omdat de toenemende verstedelijking de ervaring van dorpsverlating zeldzamer maakt. Ook filosofen zullen straks geen rurale ervaringen meer inbrengen. Eigenlijk is dat nu al zo, want filosofen zijn vaak stadsmensen. Uitzondering is Martin Heidegger, maar zijn nazistische sympathieën maken zijn enthousiasme over het harde boerenleven, de grond en de elementen verdacht.
Juist daarom is Mensinks boek een waardevolle bijdrage aan het gesprek over platteland en stad. Als eerste-generatie-dorpsverlater en nu stedeling reikt hij concepten aan die het begrip voor de rurale en stedelijke ervaringen vergroten – ook al zal niet iedereen zich in die ervaringen herkennen. Zijn wens om de relatie tussen stad en platteland te verbeteren, maakt hij aan het einde van zijn essay bovendien concreet door te pleiten voor dialogen. Ga in gesprek, zegt hij, over concrete thema’s als paasvuren, over grote vragen als klimaatverandering en duurzaamheid, en spreek op kleine schaal met familie die in de stad en op het platteland woont.
Het boek eindigt even persoonlijk als het begint: hij nodigt zijn familieleden uit om over de kloof te praten. Die wordt door geen van hen herkend. Dat geeft te denken.
Hoe we uit het dorp vertrokken. Filosofie tussen stad en platteland
Wouter Mensink
Boom
192 blz.
€ 23,90