Zou zijn cultuurkritiek ooit het juiste publiek bereiken? Theodor W. Adorno (1903-1969) vroeg het zich meermaals af, en verwees daarom naar zijn filosofische geschriften als ‘flessenpost’. De voorman van de Frankfurter Schule schijnt daarmee licht op een tegenstelling die gedurende de honderdjarige geschiedenis van de sociologische en filosofische stroming telkens weer opduikt: terwijl de Frankfurters altijd de missie hadden om te emanciperen, is er voortdurend twijfel over wie er dan eigenlijk geëmancipeerd moet worden. Anders gesteld: de theorie heeft geen geadresseerde.
Universitair docent kunst- en cultuurfilosofie Thijs Lijster aan de Rijksuniversiteit Groningen schreef een inleiding in het denken van de Frankfurter Schule voor de Elementaire Deeltjes-reeks. De Frankfurter Schule bestaat uit een groep filosofen en wetenschappers verbonden aan het in 1923 opgerichte Insititut für Sozialforschung in Frankfurt. Onder hen bevonden zich onder meer Herbert Marcuse, Walter Benjamin, Max Horkheimer en Erich Fromm. De filosofie die ze bedreven is bekend komen te staan onder de naam ‘kritische theorie.’
Waarom hadden deze denkers zo’n moeite om te bepalen voor wie ze hun theorieën schreven?
‘De Frankfurter Schule werkte in het spoor van Karl Marx aan de emancipatie van de onderdrukten, de arbeiders – de klassieke klassenstrijd. Maar de Frankfurters zien hoe deze klassenstrijd in de twintigste eeuw aan verandering onderhevig is. Dat heeft te maken met wat zij de integratie van de arbeidersklasse in het kapitalisme noemen. Er vindt een soort uitruil plaats waarbij arbeiders een klein beetje kunnen meeprofiteren van de economische winst van het grootkapitaal: de levensstandaard stijgt en de arbeider kan een auto kopen en naar de bioscoop. De arbeidersklasse wordt zo gepacificeerd en daarmee wordt de angel uit de klassenstrijd gehaald.
Zeker tot in de jaren vijftig speelt de vraag wie de moderne klassenstrijd zou moeten voeren. Maar in de jaren zestig wijst iemand als Herbert Marcuse erop dat er in de moderne kapitalistische samenleving nog steeds onderdrukten zijn: mensen van kleur, werklozen, iedereen die om wat voor reden dan ook niet in het systeem mee kan doen.’
Zonder morren
Herbert Marcuse (1889-1979) wordt een inspiratiebron voor de protestbeweging van de jaren zestig. Zijn boek De eendimensionale mens staat in die tijd in menig studentenkamer in de boekenkast. In dit werk stelt Marcuse dat de westerse samenleving totalitair is. Niet omdat we politiek onvrij zijn, maar omdat het kapitalisme elk facet van ons leven bepaalt – tot onze erotische verlangens aan toe. Dit systeem is zo allesoverheersend, dat we ons een wereld erbuiten niet eens meer kunnen voorstellen. Daardoor schikken we ons zonder al te veel morren naar de bestaande orde. Ons denken is eendimensionaal geworden, aldus Marcuse: kritiek op het systeem is zo goed als onmogelijk.
Als het denken werkelijk zo eendimensionaal is, hoe kan er dan nog steeds kritiek bestaan?
‘Die spanning zie je vaker terugkomen bij de Frankfurters. Ook denkers als Adorno en Horkheimer veronderstellen met hun notie van de “cultuurindustrie” een soort massamanipulatie waarbij we allemaal gebrainwasht worden door het systeem. Maar dan kun je de vraag stellen: hoe kan het dat zij blijkbaar zelf niet gebrainwasht zijn? Er ontstaat zo een discrepantie tussen de gemanipuleerde massa en de kritische theoreticus die alles doorziet. Dit raakt ook een beetje aan het verwijt dat de Hongaarse filosoof Georg Lukács mooi verwoordde als ‘Grand Hotel Abgrund’: het idee van een groepje intellectuelen dat met elkaar op een berg in een luxe hotel zit, en al bubbels drinkend af en toe naar beneden kijkt om te zien hoe slecht het met de wereld gaat.
Zeker in het geval van Marcuse zou je kunnen stellen dat de populariteit van De eendimensionale mens de boodschap van het boek in zekere zin weerlegt: blijkbaar waren er nog genoeg kritische mensen die inspiratie uit zijn werk haalden en de barricades opgingen.’
Hoe verhield Marcuse zich tot die protesten?
‘In latere teksten zie je dat hij meer ruimte bood voor de mogelijkheid van verzet. Marcuse keek dan ook met een gevoel van hoop naar de studentenrevoltes en de burgerrechtenbeweging van de jaren zestig.’
Even tussendoor… Meer lezen over de Frankfurter Schule? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Marcuse werd omarmd door de studentenbeweging, Adorno moest juist niets van de studentenprotesten hebben. Waarom niet?
‘Wat Adorno tegenstond in de studentenbeweging was de drang naar onmiddellijke en spontane actie. Alsof actie op zichzelf al vooruitgang belichaamde. Als je maar de straat op ging en stenen ging gooien, dan was je eigenlijk al goed bezig. Dat is natuurlijk een karikatuur. Maar er was bij die studentenprotesten wel sprake van een zekere vijandigheid richting theorie, dat toch een beetje als een bourgeois activiteit werd gezien.’
En theorie doet er net zo goed toe?
‘Als we het hebben over de kritische theorie, dan richten we ons vaak op het kritische gedeelte. Maar het is goed om te beseffen dat voor de Frankfurters de theorie net zo belangrijk was. Daarmee zetten ze zich af tegen Marx, die zei: “De filosofen hebben de wereld tot dusver slechts geïnterpreteerd; nu komt het erop aan haar te veranderen.” De implicatie was: dat gaan de filosofen niet doen. Volgens sommige interpretaties zette Marx de filosofie daarmee bij het grofvuil. De Frankfurters komen daarop terug door de theorie weer centraal te stellen.
Dat is ook een antwoord op de vraag op wie de kritische theorie zich nu eigenlijk richt. Misschien heeft zij die massa die geëmancipeerd zou moeten worden ook niet nodig, omdat de kritische theorie geen directe toepasbaarheid vereist. Theorie moet – zeker in tijden waarin de revolutionaire praxis niet onmiddellijk voorhanden is – in zichzelf als een waardevolle activiteit worden beschouwd.’
Elementaire Deeltjes 83. Frankfurter Schule
Thijs Lijster
Athenaeum
152 blz.
€ 15,00