‘Ik heb van mijn moeder nooit een verklaring geëist’, schrijft Svenja Flasspöhler in haar boek Vergeven. Omgaan met onrecht.
‘Ik heb haar nooit openlijk gehaat. En toch bestond er, geworteld in mijn machteloosheid jegens haar, de diepe wens dat ze gestraft zou worden.’ Toen ze veertien was, werd Flasspöhler verlaten door haar moeder. Ze bleef achter met haar zussen en stiefvader. Jarenlang bleef Flasspöhler verlangen naar wraak, maar ook hopen op een woord van spijt. Pas toen ze in psychoanalyse ging, kon ze afstand nemen van dit verleden.
Svenja Flasspöhler (1975) begon aan een succesvolle carrière als filosoof, journalist en schrijver. Vijf jaar lang was ze hoofdredacteur van het Duitse Philosophie Magazin. Maar toen ze zwanger werd van haar eerste kind, bleek dat ze nog lang niet klaar was met haar moeder. Voorzichtig nam ze contact met haar op; er volgde een aantal ontmoetingen en er begon iets op gang te komen, een proces van vergeving. Omdat Flasspöhler dit raadselachtige fenomeen wilde begrijpen, las ze alles wat schrijvers en filosofen over vergeving hebben geschreven.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Er is een aantal filosofen die diep nagedacht hebben over dit onderwerp’, zegt Flasspöhler in een telefoongesprek. Ze zit in Berlijn op het kantoor van Deutschlandfunk Kultur, een culturele radiozender waar ze sinds een jaar werkt als hoofdredacteur Literatuur en Geesteswetenschappen. ‘Maar je moet van de filosofie niet verwachten dat die je vertelt hoe je het best kunt vergeven. Daar zijn zelfhulpboeken voor. Voor de filosofie is vergeven iets raadselachtigs dat nooit helemaal doorgrond kan worden. Het is een proces dat zich voltrekt en dat je nauwelijks bewust kunt sturen.
Jacques Derrida is heel belangrijk voor mijn boek geweest. Derrida heeft in 2000 in een interview met het tijdschrift Lettre International iets diepzinnigs gezegd: “Is wat onvergeeflijk is niet het enige wat vergeven zou moeten worden, het enige wat om vergeving roept?” In deze zin schuilt een diepe waarheid: wat we voor vergeeflijk houden, behoeft geen vergeving. Vragen om vergeving kan alleen serieus gebeuren als de schuld zo groot is dat hij rationeel gezien niet kan worden vergeven. Ik heb in mijn boek dat terrein van het onvergeeflijke willen onderzoeken, want daar wordt pas echt helder wat vergeven inhoudt.’
Vergelding
Flasspöhler noemt in haar boek vergeving in essentie iets wat zich buiten alle rationaliteit afspeelt. Vergeving onttrekt zich namelijk aan een fundamentele maatschappelijke wet: wie schuld heeft, moet betalen. Vergeven betekent afzien van vergelding; de vergevende eist niet op waar hij recht op heeft. Het meest radicale vergeven heeft zelf geen enkele voorwaarde of doel nodig, het is een gift die uit het niets komt. Is zo’n vorm van vergeven niet te hoog gegrepen voor gewone mensen?
Flasspöhler: ‘Dat is de vraag. Derrida is zich ook bewust van de onwerkelijkheid van een ongegronde vergiffenis. Hij zegt dat het vergeven, als je wilt dat het concreet wordt, zich moet inlaten met voorwaarden, want alleen voorwaardelijk kan vergeving realiteit worden. Tegelijk vindt hij dat het zuivere vergeven, waarbij geen tegenprestatie van de ander wordt verlangd, als ideaal in stand moet worden gehouden.’
Waren er voorwaarden nodig voordat u uw moeder kon vergeven?
‘Wat in het christelijke biechten een voorwaarde is om absolutie te krijgen, namelijk berouw tonen, dat heeft mijn moeder nooit gedaan. Ik wacht daar ook niet meer op. Veel belangrijker was dat er iets in mijzelf veranderde. Iets in mij is zachter geworden nadat ik zelf kinderen had gekregen, waardoor ik niet meer verlangde naar een verontschuldiging. Ik wilde weer contact met haar hebben en dat is gelukkig gebeurd.’
Flasspöhler zegt dat ze op een gegeven moment merkte dat ze ‘op de weg van vergeving’ was geraakt. ‘Vergeven is een proces dat nooit afgesloten wordt. Als je ooit iets ergs is aangedaan, kun je niet zeggen: nu heb ik vergeven en alles is goed. Vergeven is een vorm van niet-doen, je ziet af van vergelding, en dat afzien is een onthouding die geldt zolang ze wordt volgehouden. Het vindt niet plaats op een moment, maar voltrekt zich door de tijd.
Vergeven bevrijdt je uit een fixatie. Wraakgevoelens en haat binden je aan een gebeurtenis uit het verleden en ook aan de persoon die je kwaad heeft gedaan. De kwijtschelding van alle schuld, wat vergeving in het ideale geval is, ontbindt die fixatie en dat heeft iets bevrijdends. Aan de andere kant kun je je afvragen of er ook een vorm van vergeving is die geen bevrijding biedt, waarbij de pijn niet minder wordt. Als je dan toch doorgaat met vergeven, raak je aan het ideaal waar Derrida het over heeft.’
In uw boek schrijft u: ‘Vergeven voltrekt zich zwijgend en toont zich in het doen.’ Hoe vindt vergeven dan praktisch gezien plaats?
‘Voor mij heeft vergeven niets te maken met de zin “ik vergeef je”. Ik zal dat ook nooit tegen mijn moeder zeggen. Het is aanmatigend, je stelt jezelf dan op een moralistische manier boven de “dader” en schenkt genade. Het vergeven zou zich moeten tonen in de manier waarop je je tot de ander verhoudt, in de manier waarop je spreekt. Maar het gevaar van aanmatiging is altijd aanwezig. De verleiding is groot om een zekere macht te willen bezitten over degene die je vergeeft. Het vergeven zoals ik daarover schrijf is dus niet alleen een lovenswaardig moreel gebaar. Het kan ook agressief zijn. Door het feit dat mijn boek over vergeving gaat, suggereer ik dat mijn moeder schuldig is. Terwijl mijn moeder die schuld eigenlijk nooit geaccepteerd heeft.’
Moet je iemand begrijpen om te kunnen vergeven?
‘Als ik probeer de motieven van een dader te begrijpen, kan ik als slachtoffer afstand nemen van de daad. Ik krijg door mijn begrip een andere blik op de dader; die zie ik niet langer als boosaardig, maar als iemand die door omstandigheden en motieven bewogen werd. Tegelijk kun je niet zeggen dat begrijpen voldoende is voor vergeven. Hannah Arendt probeerde te begrijpen waarom Eichmann zo fanatiek meewerkte aan de vernietiging van de Joden, maar ze kon hem absoluut niet vergeven. Tenslotte was Eichmann in staat geweest om zelf te denken en anders te handelen. Arendt was dan ook voorstander van zijn doodstraf.’
U doet erg uw best om uw moeder te begrijpen.
Flasspöhler lacht. ‘Ja, dat klopt. Dat doe ik ook om mezelf te beschermen. Als ik probeer te begrijpen waarom iemand me iets aandoet, lukt het me misschien om het niet meer persoonlijk te nemen. Dan hoort het bij haar psychologie dat ze zoiets moest doen, zonder dat ze mij wilde kwetsen. Het lukt me ook wel om haar te begrijpen, maar tot een zeker punt. Het ongelukkige liefdesleven van mijn moeder, haar behoefte aan vrijheid en verlangen een nieuw leven te beginnen, dat is allemaal begrijpelijk. Er is echter een doorslaggevend element dat ik niet kan begrijpen en moeilijk kan vergeven, en dat is de harde manier waarop mijn moeder voor haar nieuwe leven koos en haar oude leven achter zich liet. Daarin had ze de vrijheid om een andere keuze te maken en dat heeft ze niet gedaan.
Trouwens, als het mogelijk zou zijn een daad door en door te begrijpen, dan zou dat betekenen dat de dader volkomen gedetermineerd was door innerlijke en uiterlijke omstandigheden. Er zou dan geen sprake meer zijn van schuld en er zou ook niets te vergeven zijn. Schuld begint waar het begrip ophoudt, waar je niks anders meer kunt zeggen dan: dat had je niet moeten doen.’
Holocaust
Flasspöhler ging voor haar boek ook in gesprek met mensen die een groot onrecht hebben ervaren. Zo sprak ze met twee overlevenden van de Holocaust, Zwi Steinitz (1930) en Regina Steinitz (1932), over de Duitse schuld ten aanzien van de Joden.
‘Het was een bijzondere ontmoeting’, vertelt Flasspöhler. ‘Ik als jonge Duitse voelde me schuldig tegenover deze mensen en voelde me ook onzeker omdat ze zo’n groot leed hebben meegemaakt dat niet te bevatten valt. Meneer Steinitz zat in meerdere concentratiekampen en heeft onvoorstelbare gruwelijkheden beleefd; die wetenschap vervult je natuurlijk met ontzag. Ze waren heel vriendelijk tegen me, en toen ze me vroegen naar mijn boek en ik vertelde over mijn moeder, zei mevrouw Steinitz meelevend: “Kun je zoiets eigenlijk vergeven?” Ze waren vol medeleven over mijn geschiedenis, die weinig voorstelt vergeleken bij die van hen. Dat was een onvergetelijk moment.’
Denkt u dat de Holocaust ooit vergeven kan worden?
‘Dat is een moeilijke discussie. Ik ben het zeker niet eens met de rechts-radicalen die nu zeggen dat ze een streep onder de Duitse schuld willen trekken en alleen nog maar naar de toekomst willen kijken. De tegenovergestelde positie is dat de schuld tot in eeuwigheid voortduurt en dat ook mijn dochtertje en zoontje die schuld met zich meedragen. Dat is ook een problematische opvatting, want natuurlijk dragen mijn kinderen geen schuld aan de Holocaust en hoeven ze dus ook niet vergeven te worden. Dat was ook wat het oude echtpaar zei: je moet het schuldgevoel niet doorgeven aan de volgende generaties. Ik betwijfel of we ooit op het punt komen waarop de Holocaust vergeven kan worden. Die vraag is wel de donkere kern van de filosofie van het vergeven. Ik denk ook dat het geen toeval is dat vooral Joodse filosofen zich met het vraagstuk van het vergeven beziggehouden hebben. De Franse filosoof Vladimir Jankélévitch is het meest radicaal, hij zegt dat de Shoah tot in de eeuwigheid onvergeeflijk zal blijven. Wat hem betreft kan de Duitse schuld nooit worden ingelost. Hannah Arendt zegt ongeveer hetzelfde: het kwaad is niet vergeeflijk, ook niet als je kunt begrijpen wat de beweegredenen van de daders zijn geweest. Derrida lijkt een ander perspectief te bieden als hij zegt dat alleen het onvergeeflijke om vergeving roept. Dat “roepen” is belangrijk; daarmee zegt hij niet dat we moeten vergeven, maar dat er louter een roep is. Zo opent Derrida een klein venster en laat een beetje licht binnen, maar meer is het ook niet.’
Geschenk
Flasspöhler schrijft ook over de schuld die kinderen jegens hun ouders zouden hebben omdat ze van hen het leven geschonken hebben gekregen. Ze vraagt zich af of haar boek een geschenk aan haar moeder is, omdat ze haar ondanks alles toch dankbaar moet zijn.
‘Ik heb me afgevraagd of ik in mijn verhouding tot mijn moeder me wel van het equivalentiedenken kan bevrijden, het principe “voor wat, hoort wat”. Heb ik dan toch het gevoel dat ik mijn moeder iets moet teruggeven? Ik ben haar niet alleen dankbaar voor mijn leven. Toen we een aantal jaren geleden weer contact kregen, bleek ze een inspirerend persoon en een interessante gesprekspartner, die ook goed kan luisteren. Mijn moeder is dus zeker geen slecht mens.’
Heeft uw moeder het boek gelezen?
‘Ja, ze heeft het gelezen en ze is dankbaar voor het boek, zegt ze, omdat ook haar geschiedenis onuitgesproken was. Daarbij heeft mijn moeder het ook als bevrijdend ervaren, denk ik, om met deze schuld geconfronteerd te worden. Na lezing van het boek heeft ze geprobeerd om tegenover mij haar verontschuldigingen uit te spreken, maar toen bleek dat dat voor mij eigenlijk niet hoefde. Ik wil niet dat mijn moeder zich klein maakt voor mij. Dat heb ik niet nodig. Het enige wat ik nodig heb, is mijn moeder.’
Vergeven. Omgaan met onrecht
Svenja Flasspöhler
vert. Katja Hunfeld
Ten Have
223 blz.
€ 19,99