Was nazi-beul Eichmann slechts een gehoorzame ambtenaar die bevelen opvolgde? Of was hij het radicale kwaad? Vijftig jaar na zijn executie laait het debat weer op.
‘De banaliteit van het kwaad’ van de Duits-Joodse filosoof Hannah Arendt – een van de meest geciteerde filosofische inzichten uit de twintigste eeuw – ligt onder vuur. Arendt gebruikte de term om SS-functionaris Adolf Eichmann te typeren. Volgens Arendt, die het proces in de jaren zestig in Jeruzalem als journalist bijwoonde, belichaamde Eichmann niet zozeer het radicale kwaad, maar eerder de fantasieloze bureaucraat die gedachteloos en zonder moreel besef uitvoert wat hem wordt opgedragen. De gedachte van het bureaucratische kwaad bleek een snaar te raken: ook los van Eichmann is ze vaak aangehaald. In januari gaat een door Margarethe von Trotta geregisseerde film over Hannah Arendt en de Eichmann-jaren in première.
Dit artikel is exclusief voor abonnees