Home Praktische filosofie ‘Hoe leer je schoonheid aan beleidsmakers?’
Praktische filosofie Schoonheid

‘Hoe leer je schoonheid aan beleidsmakers?’

Schoonheid is in de praktijk een bijna onhanteerbaar fenomeen, weet Selby van Holthe, filosoof en adviseur van een woningcorporatie.

Door Marc van Dijk op 20 februari 2024

Selby van Holthe filosoof schoonheid Talis beeld Tessa Posthuma de Boer

Schoonheid is in de praktijk een bijna onhanteerbaar fenomeen, weet Selby van Holthe, filosoof en adviseur van een woningcorporatie.

FM3 Filosofie Magazine kun je voelen met je ogen
03-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

Hoe belandt een promovendus in de filosofie bij een woningcorporatie? ‘Het idee ontstond in een gesprek met Ronald Leushuis, bestuurder van Talis, een corporatie die in Nijmegen en omstreken zo’n zestienduizend woningen verhuurt,’ zegt filosoof Selby van Holthe (1971). ‘Hij vroeg me waar ik bezig mee was en ik vertelde hem over mijn onderzoek naar schoonheid, dat ik toespits op de Duitse denker en dichter Hölderlin. Daar sloeg hij enorm op aan. Hij zei: “Een van onze doelstellingen als corporatie is de schoonheid van bezit bevorderen. Maar eigenlijk weet niemand bij ons wat dat precies inhoudt. Misschien kan jij daar verheldering in brengen?”’

Selby van Holthe (1971) is filosoof. Ze was ­jarenlang zelfstandig ondernemer in de gezondheidszorg en directeur van een dermatologische kliniek. Nu is ze adviseur schoonheid en participatie bij woningcorporatie Talis in Nijmegen en werkt ze aan de Radboud Universiteit Nijmegen als buitenpromovendus aan een promotieonderzoek over Friedrich Hölderlin.

Niet lang na dat toevallige gesprek is Van Holthe begonnen als adviseur schoonheid en participatie. Sinds een jaar is ze verbonden aan de woningbouwcorporatie, en sinds kort werkt ze vier dagen per week op het hoofdkantoor, op een Nijmeegs industrieterrein. Ze gebruikt de koffieautomaat nog zonder routine en loopt door de kantoortuin als een bezoeker die besloten heeft een tijdje te blijven. Een vaste werkplek heeft ze niet, maar dat heeft hier bijna niemand – her en der zitten medewerkers bij elkaar in hippe hoekjes met mobiele schermen en groene wanden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Is schoonheid een begrip dat leeft binnen woningcorporaties?
‘Zeker. Er is in Nederland een rijke en nog steeds werkzame traditie van uitzonderlijk mooie architectuur voor sociale minima. Een van de bekendste voorbeelden daarvan is het huizenblok Het Schip in de Spaarndammerbuurt in Amsterdam, ontworpen door Michel de Klerk in de jaren tien van de vorige eeuw. Met golvende bakstenen, typerend voor de Amsterdamse School, en prachtige sculpturale vormen. Daar zat een verheffingsgedachte achter: de arbeiders moesten trots kunnen zijn op hun woningen, die minstens zo mooi dienden te zijn als de huizen van hun rijke superieuren. Dat idee leeft nog altijd. Bij Talis zeggen ze iets vergelijkbaars: het moet bij de huizen die wij verhuren niet aan de buitenkant zichtbaar zijn dat het om sociale huur gaat.’

‘Als schoonheid ontbreekt, voelt dat als een gemis, dan doet dat pijn’

Dus schoonheid heeft een duidelijke functie.
‘Dat zou ik nu ook weer niet zeggen. Toen ik aan deze opdracht begon, ben ik met belangrijke spelers in dit veld gaan praten. De rijksbouwmeester, de bestuurder van de koepelorganisatie van woningbouwcorporaties, lokale politici en beleidsmakers. Overal ging de deur meteen open, iedereen onderkende het belang van schoonheid. Maar al snel bleek dat schoonheid in de praktijk een bijna onhanteerbaar fenomeen is. Een Nijmeegse wethouder ontving me uiterst hartelijk, maar zei vervolgens dat hij het woord in zijn beleid vermijdt, omdat het zo’n lastig begrip is.’

Wat maakt het begrip zo lastig?
‘Schoonheid is in veler ogen zuiver subjectief. Dat zei die wethouder ook: je kunt het niet definiëren of meten. Wat de één mooi vindt, vindt een ander lelijk. Daar valt geen beleid op te maken. In plaats daarvan spreekt hij liever van ruimtelijke kwaliteit. Want daar kun je meetbare doelen aan koppelen, zoals de mate van duurzaamheid of de hoeveelheid sociale voorzieningen en groen.’

Prima oplossing, toch?
‘Niet echt, want iedereen weet intuïtief dat schoonheid wel degelijk belangrijk is. Het is een beetje zoals met gezondheid: niemand kan precies definiëren wat het is, maar als het ontbreekt, weet je dat direct en heb je een probleem. Als schoonheid ontbreekt, voelt dat als een gemis, dan doet dat pijn.’

Klassieke Oudheid

‘Schoonheid’ duikt steeds weer op in visies, beleidsdoelstellingen en -nota’s. Zo heeft Nederland de Verklaring van Davos (2018) ondertekend, een oproep om de omgevingskwaliteit te bevorderen. Schoonheid is daarin een van de belangrijkste pijlers. En een van de programma’s van de Nationale Omgevingsvisie is getiteld: Mooi Nederland.

Het probleem is volgens Van Holthe niet dat het belang van schoonheid wordt miskend, maar dat we er op een verkeerde manier over spreken: als een zuiver visueel en esthetisch kenmerk. ‘Daarmee kom je inderdaad niet verder dan: “Ik vind dit mooi of lelijk”, en dat leidt niet tot een gedeeld perspectief. In de Klassieke Oudheid stond vast dat schoonheid een objectief gegeven was. Objectief en buiten deze wereld: volgens Plato zouden we in deze wereld alleen afspiegelingen kunnen zien van de ware schoonheid. Maar schoonheid was wel benaderbaar; je kon je ertoe leren verhouden. Architecten als de Romeinse Vitruvius probeerden de universele wetten van de schoonheid toepasbaar te maken in de bouwkunst. Ze wezen op de schoonheid van de schepping, zoals die zich toonde in de natuur en in de mens.’

Die blik op schoonheid is mooi, zegt van Holthe. ‘Maar we kunnen helaas niet zomaar terug naar zo’n absolute maatstaf. Tweeduizend jaar later zijn we er juist van overtuigd dat schoonheid niet vast te stellen is.’

Hebt u een alternatief?
‘Ik zie schoonheid als een tussenbegrip: tussen objectief en subjectief, iets wat kan ontstaan tussen mensen onderling en tussen mens en omgeving. Het komt voort uit het diepe verlangen om je thuis te voelen in en je verbonden te voelen met de wereld waarin je leeft. Als je schoonheid op deze manier ervaart, word je even boven jezelf uitgetild. Dat is waar verlichtingsdenker Immanuel Kant ook over schrijft. Hij stelt dat de ervaring van schoonheid volledig subjectief is, wat aansluit bij het hedendaagse gevoel hierover. Maar hij schrijft ook dat je op het moment dat je die schoonheid ondervindt, juist een soort verbondenheid met anderen en de wereld ervaart. Sensus communis, noemt hij dat. Je kunt je op zo’n moment volgens hem dan ook niet voorstellen dat anderen die schoonheid níet zouden ervaren.’

‘Esthetica is niet los te zien van onze dagelijkse leefomgeving, van het landschap en de gemeenschap’

Is dat niet één en al projectie? Je ervaart schoonheid, en dus veronderstel je dat een ander die ook zal ervaren?
‘Het heeft inderdaad wel iets betrekkelijks. En toch schuilt er in deze zienswijze iets wat daaraan ontstijgt. Als ik het toepas op de doelstelling van Talis, namelijk om de “schoonheid van bezit” te bevorderen, dan kun je je afvragen: hoe komt het dat die sociale huurders trots kunnen zijn op hun huis? Komt dat doordat die gebouwen zulke mooie gevels hebben of is er meer aan de hand? Het komt waarschijnlijk door een samenspel van factoren. De mensen voelen zich onderdeel van een gemeenschap, een wijk, en het gebouw is op een goede manier ingebed in een omgeving. Niet voor niets werken veel woningbouwcorporaties samen met maatschappelijke organisaties. Talis deelt bijvoorbeeld zijn kantoor met een zorg- en welzijnsorganisatie.’

Is dat een invulling van schoonheid?
‘Zeker. Schoonheid is meer dan een zo mooi mogelijke buitenkant, ontworpen door een toparchitect en uitgevoerd volgens de strengste ­omgevingsnormen. Ergens wonen is meer dan een dak boven je hoofd hebben. Natuurlijk is dat dak de basisbehoefte voor wie in nood is, maar als daaraan voldaan is, verlangt een mens naar meer. Je wil verbondenheid ervaren met de gemeenschap en de plek waar je je bevindt. Als dat lukt, is dat een esthetische ervaring.’

Bouwen

Om deze vorm van schoonheid uit te drukken, schiet de taal van beleidsstukken volgens Van Holthe tekort. In haar promotieonderzoek gaat ze te rade bij de Duitse denker en dichter Friedrich Hölderlin (1770-1843), die van grote invloed was op onder anderen Nietzsche en Heidegger. Als voorbeeld citeert ze enkele regels uit zijn gedicht Der Ister: Hier aber wollen wir bauen./ Denn Ströme machen urbar/ Das Land. Vertaling: Hier echter willen we bouwen./ Want stromen maken bebouwbaar/ het land.’

Van Holthe: ‘De titel van het gedicht, Der Ister, is een Romeinse aanduiding van de onderste tak van de Donau. Hölderlin verwijst vaak naar een oud tijdperk, waarin de verbinding van de mens en het land nog vanzelfsprekend was. Hij heeft verschillende stroomgedichten geschreven waarin hij rivieren bejubelt.’

Waarom heeft Hölderlin het zo graag over rivieren?
‘Rivieren zijn, net als dichters, scheppend. De rivier schept de ruimte waar zowel mensen als dieren hun woonplek vinden. Het zijn de rivieren die ervoor zorgen dat cultuur ontstaat.’

Hoe verbindt u dit met hedendaagse woningbouw?
‘In Nederland hebben we niet alleen te maken met rivieren, maar ook met de zee en het water in de bodem. Sinds 2022 wordt er in bouwend Nederland gesproken over een nieuw fundamenteel uitgangspunt, waarbij water en bodem sturend zijn. Wij bepalen niet langer als enige waar gebouwd moet worden, maar het water en de bodem zijn medebepalend. Als we het sturende principe van rivieren en zeeën naast ons neerleggen, als we geen gehoor geven aan de roep van het stromende, kunnen we geen rustige en veilige woonplek creëren.’

Maar wij mensen bepalen toch nog steeds zelf waar we bouwen?
‘Zeker. Het gaat er alleen om je op een andere manier tot de ruimte te verhouden. En te beseffen dat er ook ruimtelijke ordening is als mensen er niet zouden zijn. Een bouwproject gaat bovendien over meer dan doelmatigheid en effectiviteit. Het “hier” waarover Hölderlin in zijn gedicht spreekt is meer dan enkel een plaatsaanduiding. Het beeld van de rivier verwijst naar een bewustzijnstoestand die we nodig hebben om ons thuis te voelen in deze wereld. Een plek waar we willen wonen. Dit wonen is niet zozeer het praktische gegeven van wonen in een fysiek huis, maar zijn op een plek waar we, zoals Heidegger omschrijft, de “roep van het zijn” weer kunnen horen. Het is een plek waar we ons verbonden voelen met onze omgeving en ons thuis voelen.’

Dat vergt heel wat van woningbouwcorporaties.
‘Ja, maar het is niet zo dat ik een geheel nieuwe manier van kijken introduceer. De hele sector is zich al bewust van deze samenhang. En toch gebeurt het soms nog dat voor een nieuwbouwproject oude bomen worden gekapt omdat ze in de weg zouden staan, en er een ­nieuwe groenvoorziening is ontworpen die daarna wordt aangelegd. Wat bij lokale bewoners alleen maar pijn doet, hoe “mooi” de nieuwbouw ook wordt.

Wat ik als filosoof kan doen is laten zien dat esthetica verweven is met onze dagelijkse leefomgeving, en dus niet los kan worden gezien van bodem, oude begroeiing, de worteling van landschap en gemeenschap. Als dat duidelijker zichtbaar wordt, zal schoonheid geen vaag begrip meer zijn.’