Frank: ‘Een schande, die nieuwe anti-rookregels, en een groot verlies voor de Nederlandse filosofie. Roken is een prachtige, door en door filosofische bezigheid. De wet zal onze Nederlandse filosofie, die de afgelopen eeuwen toch al weinig oorspronkelijks heeft voortgebracht, op een nog grotere achterstand zetten.’
Maarten: ‘Roken filosofisch? Het bedwelmt alleen maar. Roken is een drug, een roesmiddel, terwijl filosofie alleen gedijt bij helderheid.’
Frank: ‘Hoe kan het dan dat zoveel grote denkers rookten? Sigmund Freud – een en al helderheid – rookte sigaren. Net als Marx en Brecht. Bertrand Russell rookte pijp. En Sartre rookte pijp en sigaretten en als het hem zo uitkwam vast ook wel eens een sigaartje.’
Maarten: ‘Sartre beschrijft juist hoe hij stopt met roken. Eerst vond hij dat moeilijk omdat hij bang was dat situaties waarbij hij de gewoonte had te roken – toneelvoorstellingen, schrijven, het diner – hun betekenis zouden verliezen als hij stopte met roken. “Welke onverwachte gebeurtenis zich ook aan mij zou hebben voorgedaan, ik had de indruk dat die gebeurtenis fundamenteel verarmd was zodra ik haar niet langer rokend kon verwelkomen”, schrijft hij. Maar toen realiseerde hij zich dat roken alleen een symbolische toeëigening van de wereld was. Een offerplechtigheid om de dingen te bezitten. Hij hoefde dus alleen maar de symbolische banden tussen het roken en de wereld door te snijden. Toen had roken geen betekenis meer voor Sartre en hij kon probleemloos stoppen…’
Frank: ‘…en bleef nadat hij dat geschreven had nog veertig jaar doorroken. Tot zijn dood aan toe. Dat stoppen was louter een filosofische exercitie voor Sartre. Zijn sigaret bleef van zijn lippen vallen, schrijft Simone de Beauvoir over zijn laatste dagen. De artsen gaven kalmeringsmiddelen om hem te helpen minder te roken. Maar ondanks dat alles zei hij, met een vastberaden blik, dat hij weer ging roken. In een interview uit die tijd antwoordde hij op de vraag wat hij het belangrijkste vond in het leven: Alles. Leven. Roken. Nu schiet me te binnen dat Roger Scruton ook graag een goede sigaar mag roken. En die man is wars van alle modes.’
Maarten: ‘Maar hij staat weer op de loonlijst van de tabaksindustrie. Hij krijgt tonnen om te schrijven dat tabak zo goed is. Hij betaalt er zijn landgoed van.’
Frank: ‘Jij komt alleen met argumenten ad hominem.’ Jij zult nooit begrijpen dat roken an sich al een puur filosofische bezigheid is. Om echt iets van het roken te begrijpen zul je Kants Kritik der Urteilskraft moeten lezen. Daarin heeft hij het over doelmatigheid zonder doel. Een kernbegrip uit de esthetica, zoals je misschien weet. Kunst is niet nuttig en toch lijkt er sprake van een zekere doelmatigheid. Wat voor een kunstwerk opgaat, geldt ook voor een sigaret. Die dient geen enkel doel. Wie rookt, rookt puur voor het roken zelf. Voor de volgende sigaret, en die rook je weer voor de volgende sigaret. Roken is een vorm van kunst. Van verzet tegen het platte utilitarisme waarbij alles een doel moet dienen.’
Maarten: ‘Het is grappig dat je Kant en zijn Kritik der Urteilskraft erbij haalt. Alleen denk ik niet aan doelmatigheid zonder doel maar aan wat hij daar schrijft over het sublieme. Roken heeft niets met schoonheid te maken. Neem alleen al het feit dat je er zo lelijk van wordt. Je krijgt een grauwe huid, gele tanden, wallen onder je ogen, je stinkt ook nog eens uit je mond. Is dat schoon? Nee, subliem is het wel. Bij het sublieme gaat het om een negatief genot, waarbij ook niet gevoelens als ontzag, pijn en angst meespelen. Onweer is subliem, net als stormen en vulkanen. Voor mij is er niets subliemer dan een rokende zwangere vrouw achter een kinderwagen. Zij brengt met een trek aan haar sigaret drie levens in gevaar.’
Frank: ‘Richard Klein, auteur van het boekje De Goddelijke sigaret, beweert ook al dat roken een sublieme ervaring is. Dat is onzin. Een sublieme ervaring oogt wel levensgevaarlijk, maar de aanschouwer weet dat hij buiten gevaar is. En aan roken zitten werkelijk bedreigende kanten. Dat zal ik niet ontkennen. Alleen is dat volgens mij juist goed. De mens is niet alleen een redelijk wezen. Soms moet je je onredelijk gedragen. Je moet een uitlaatklep hebben. Sommigen ontladen zich door te hard te rijden, te drinken of af en toe eens lekker iemand in elkaar te slaan. Dan is roken beter. De roker wordt tot het uitschot van de maatschappij gemaakt. Maar dat deert hem niet. Het doet hem juist goed. De roker is een verzetsheld. Wat ze hem ook aandoen, hij blijft heldhaftig vasthouden aan zijn geheel eigen manier van leven: roken.’
Maarten: ‘Dus sinds de nieuwe tabakswet is de roker opeens een held?
Frank: ‘De roker is altijd al een held geweest. De onderdrukking van de roker door de tabakswet is namelijk niets nieuws. Er is altijd al een hetze tegen rokers geweest. Tsaar Michail liet rokende recidivisten de neus afsnijden. De Perzische sjah Abbas I de Grote liet niet alleen de neus, maar ook de lippen van de roker afsnijden. Maar het mocht niet baten: de rokers rookten heldhaftig door. Pas de oplossing van de Turkse Moerad IV hielp werkelijk. Hij sloeg rokers het hoofd af. Napoleon was fel tegen roken en ook Hitler moest er niets van hebben. Ik ben het helemaal eens met Martin van Amerongen wanneer hij schrijft dat alle despoten tegen roken zijn omdat dat in zijn diepste wezen een democratische daad is. Rokend en drinkend, samenscholend en debatterend werden alle mensen broeders en dat ziet de doorsnee dictator niet zo graag, schrijft hij. In een vrije samenleving heeft iedereen het recht om te weten hoe hij aan zijn einde wil komen.’
Maarten: ‘Jij wilt roken een politiek-correcte lading geven. Maar in dat boekje waaruit jij zo graag citeert, spreekt Van Amerongen met geen woord over de despoot Fidel Castro. Wel vreemd, want Castro rookt juist Van Amerongens favoriete bolknak. Mussolini was trouwens ook niet vies van een paffertje. Hoe kom je erbij dat roken een verzetsdaad zou zijn! Links rookt net zo goed als rechts. Femke Halsema en Gerrit Zalm zijn alletwee verslaafd aan de nicotine.’
Frank: ‘Jij bent geen roker. Toch zou ook jij angst moeten hebben voor de nieuwe tabakswet. De vrijheid om te roken is namelijk een symbool voor andere vrijheden. Het begint met het verbieden van roken maar al snel zullen andere mensenrechten sneuvelen.’
Maarten: ‘Vrijheden waar je anderen en jezelf mee stoort, hoeven wat mij betreft niet gerespecteerd te worden. Frank, roken brengt de gezondheid ernstige schade toe: je gaat eraan dood en anderen roken mee. En denk eens aan al die arme huisdieren die in de dampen zitten.’
Frank: ‘Ja, en omdat dat toevallig is bewezen, denkt iedereen dat hij het volledige recht heeft je voortdurend te mogen wijzen op je zogenaamde onhebbelijke gewoonte. Zelfs, of misschien wel juist, als je buiten probeert te genieten van een sigaret, omdat het binnen niet meer mag, komt er weer iemand langs die je plezier probeert te vergallen door je erop te wijzen dat roken slecht is. Met een gelukzalige grijns omdat hij het gelijk aan zijn kant heeft. Maar als je ook de geestelijke gezondheid in aanmerking neemt, is roken misschien helemaal niet zo ongezond. Onzekere mensen weten zich door hun sigaret een houding te geven. Ze staan zekerder in het leven. Het is niet voor niets dat juist in de puberteit en vlak daarna, als de grote levensvragen zich aandienen, mensen beginnen te roken. Door de sigaret kan menigeen het leven aan. Roken bevordert trouwens ook de concentratie en vergroot daardoor de efficiëntie en productiviteit.’
Maarten: ‘Mensen die roken zijn vaker ziek en dus minder vaak op hun werk. Heel efficiënt en productief!’
Frank: ‘Dan kun je die twee tegen elkaar wegschrijven en is roken niet efficiënter en ook niet minder efficiënt. Maar daar gaat het mij helemaal niet om. Ik gebruik al die nuttigheidsargumenten alleen omdat jij daar nogal aan schijnt te hechten. Wat ik veel belangrijker vind is de schoonheid van roken. Het zou doodzonde zijn als de uit Amerika overwaaiende hetze tegen rokers uiteindelijk het roken zou uitroeien. Zoals ik al zei: roken is kunst. Het is een prachtige reflexieve en poëtische bezigheid. Niet voor niets wordt er zoveel gerookt in films.’
Maarten: ‘Jij denkt alleen aan de romantische beelden van grote schrijvers en filosofen, filmhelden, misschien zelfs sporthelden, die in nevelen gehuld hun grote werken verrichten. Dat is een prachtig beeld. Daarvan zie ik zelfs de schoonheid en romantiek. En met mij vele regisseurs. De rokende acteur spreekt met zijn sigaret. Een trekje van Humprey Bogart aan zijn sigaret zegt meer dan een monoloog van een half uur. Maar dat is juist zo gevaarlijk! Plato zei het al: je ziet in de tragedie de held allerlei zwakheden begaan en je geniet ervan en gaat hem nadoen. Daarom is het goed dat de tabakswet reclame voor rookwaar verbiedt. Reclames, maar ook die prachtige films, laten daarbij een beeld zien waarvan niets klopt. De gemiddelde roker is geen filmster of intellectueel maar een laagopgeleide, dikbuikige bouwvakker. Of denk aan gepruikte oud ogende mannetjes die hoestend en rochelend en vers uit de operatiekamer hun laatste sigaretten roken op het enige plekje in het ziekenhuis waar dat nog mag. Dat is het ware gezicht van de roker, niet dat van de eeuwig jonge James Dean die met een sigaret in zijn mondhoek door een straat loopt.’
Nieuwe anti-rookmaatregelen per 1 januari 2003
– Geen rookreclame meer in kranten en tijdschriften
– Verkoopverbod aan personen jonger dan 16 jaar
– Verkoopverbod op kleine verpakkingen met minder dan 19 stuks
– Verkoopverbod in overheidsinstellingen
Te verwachten maatregelen (1 januari 2004)
– Het recht op rookvrij personenvervoer
– Het recht op een rookvrije werkplek