‘Vervloekt zij hij bij dag en vervloekt zij hij bij nacht; vervloekt zij hij bij zijn liggen en bij zijn opstaan; vervloekt zij hij bij zijn uitgang en vervloekt bij zijn ingang…’
Deze woorden zijn afkomstig uit de banvloek waarmee de grote filosoof Baruch Spinoza werd verstoten uit de Portugese Synagoge in Amsterdam. De banvloek, die dateert van 1656, viel opmerkelijk zwaar uit. Veel zwaarder bijvoorbeeld dan die van zijn generatiegenoot Juan de Prado. Die mocht tenminste nog contact houden met zijn familie, terwijl dat Spinoza ten strengste verboden werd.
Na de banvloek ging Spinoza lenzen slijpen
Waarom was die banvloek over Spinoza zo streng? Hij had in 1656 nog niets gepubliceerd dat strijdig was met de joodse godsdienst. Pas in 1663 zou hij zijn eerste boek laten drukken, dat ging over de wijsbegeerte van René Descartes – overigens ook het enige boek dat Spinoza tijdens zijn leven onder eigen naam uitbracht. Ian Buruma stelt in zijn nieuwe boek Spinoza. Filosoof van de vrijheid dat het vermoedelijk kwam doordat hij ten tijde van de banvloek al naam had gemaakt als een onafhankelijk denker en zich in gesprekken met joodse en niet-joodse tijdgenoten openlijk afkeerde van belangrijke grondbeginselen van het joodse geloof, zoals de onsterfelijkheid van de ziel en de transcendentie van God.
Onafhankelijk
Buruma vertelt ons hoe Spinoza, in tegenstelling tot Juan de Prado, nooit pogingen heeft ondernomen om opnieuw tot de Portugese Synagoge te worden toegelaten. Daar was hij al veel te onafhankelijk voor. De banvloek betekende vooral dat het moeilijk voor hem werd om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij had tot dan toe leiding gegeven aan het handelsbedrijf van zijn familie, maar moest de verantwoordelijkheid daarvoor nu overdragen aan zijn broer Gabriel. Spinoza vond een nieuwe manier om rond te komen: hij begon lenzen te slijpen. Op die manier verbond hij zich aan de grote wetenschappelijke bewegingen van de tijd. Galilei had al enkele decennia eerder de nieuwe copernicaanse theorie over het zonnestelsel met zijn krachtige telescopen bevestigd, en Antoni van Leeuwenhoek – zoals Buruma vaststelt net als Spinoza in 1632 geboren – zou met zijn fijne microscopen niet veel later bacteriën en spermatozoïden waarnemen.
Allemaal even interessant, natuurlijk, maar ook: allemaal al eerder gezegd. Spinoza mag zich al decennialang in een enorme belangstelling verheugen. Er zijn grote nieuwe biografieën van de denker verschenen, waarvan die van Margaret Gullan-Whur en Steven Nadler vermoedelijk de belangrijkste zijn, en vrijwel jaarlijks komt er een monografie of een korte introductie uit waarin zijn filosofie nog eens uitvoerig wordt belicht. Buruma’s boek is glashelder geschreven, dat zeker, en alle fasen van Spinoza’s leven worden er netjes in belicht, maar het voegt te weinig toe aan de bestaande bibliotheek.
Ronduit oppervlakkig is de manier waarop de auteur over Spinoza’s invloed op latere tijden spreekt, met name als de Verlichting ter sprake komt. Het zeventiende-eeuwse hyperrationalisme van Spinoza, Descartes en Leibniz werd door vrijwel alle grote denkers uit de tijd van de Verlichting onder vuur genomen, van Hume en Voltaire tot D’Alembert en Kant. Buruma gaat in zalige onwetendheid aan die kritische omslag voorbij en wandelt blind in het spoor van historicus Jonathan Israel, die op basis van dubieuze en gemakkelijk weerlegbare argumenten zo’n beetje de hele Franse verlichtingsfilosofie als een stiekeme spinozistische samenzwering beschouwt.
Goeroe
De auteur heeft gelijk wanneer hij stelt dat Spinoza, niet alleen door de aard van zijn filosofie, maar ook door zijn levenswijze, een goeroe-achtige positie heeft verworven die tot op de dag van vandaag voortduurt. Maar ook hier mis ik de problematisering en de analytische scherpte. Hoe moeten we die verering nu eigenlijk duiden? Gaat het hier om een romantische impuls, om het verlangen een alomtegenwoordig materialistisch wereldbeeld te spiritualiseren? En als dat zo is, wat doen we dan met het religieuze liefdesmotief dat we aantreffen aan het eind van de Ethica, Spinoza’s filosofische hoofdwerk? Daar staat immers – ik citeer – dat de ‘liefde van God tot de mensen en de geestelijke liefde van de geest tot God één en hetzelfde zijn’. Gaat zo’n mystieke eenwordingsgedachte eigenlijk wel samen met een modern materialisme? Dergelijke brandende kwesties komen in het boek niet aan de orde. Van een gelauwerd essayist als Buruma hadden we meer mogen verwachten.
Spinoza. Filosoof van de vrijheid
Ian Buruma
Atlas Contact
256 blz.
€ 24,99