Home Vrijheid Philip Pettit: ‘We zijn vergeten wat echte vrijheid is’
Economie Politiek Vrijheid

Philip Pettit: ‘We zijn vergeten wat echte vrijheid is’

In onze neoliberale tijd, vindt Philip Pettit, is het slecht gesteld met de vrijheid. Hij bepleit een terugkeer naar de republikeinse vrijheid, een twee millennia oud ideaal uit de Romeinse republiek.

Door Florentijn van Rootselaar op 26 februari 2015

Philip Pettit politiek filosoof beeld Merlijn Doomernik


In onze neoliberale tijd, vindt Philip Pettit, is het slecht gesteld met de vrijheid. Hij bepleit een terugkeer naar de republikeinse vrijheid, een twee millennia oud ideaal uit de Romeinse republiek.

Cover van 03-2015
03-2015 Filosofie magazine Lees het magazine

Zijn koffer op de hotelkamer zetten? Dat kan later wel; Philip Pettit – net op Schiphol geland – heeft een tight schedule in Nederland. En hij wil de tijd nemen voor het interview. Iets te eten zou wel lekker zijn, heel graag. En een kop thee, alstublieft.

Even later zitten we in de ontbijtzaal van zijn hotel – een patriciërshuis aan het Rapenburg in Leiden. De koffer naast de tafel; zijn laptop op tafel. De gerant komt met een flink spiegelei aanzetten.

Pettit werd geboren in Ierland. Tegenwoordig is hij L.S. Rockefeller University Professor of Politics and Human Values aan de universiteit van Princeton in de VS. Hij is een van ’s werelds vermaardste republikeinse denkers en een inspiratiebron voor onder meer de Spaanse premier Zapatero, die een aantal wetten baseerde op Pettits gedachtegoed. Vrijheid staat centraal bij hem: ‘En dan betekent vrijheid niet alleen dat je met rust wordt gelaten, zoals we tegenwoordig vaak denken. Als sinds de Romeinse republiek is er een andere vorm van vrijheid, maar die is uit zicht geraakt in het huidige neoliberale klimaat.’

Vrijheid speelde een belangrijke rol in Pettits eigen leven toen hij in zijn geboorteland, naast zijn studie filosofie, drie jaar een seminarie bezocht. ‘Ik ben bang dat ik toen mijn roeping verloor om priester te worden; in plaats daarvan voelde ik de roeping om filosoof te worden.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Leerde u toen iets over vrijheid?
‘Ja, dat het belangrijk is om eigen baas te zijn. Terwijl de hele training tot priester nu juist om gehoorzaamheid ging. Je wil moest zelfs gebroken worden: misschien is dat niet langer gebruikelijk, maar in die tijd werd je tegengewerkt, gefrustreerd om bij te brengen hoe je moest zwichten voor een ander. Je leerde obediëntie, zoals dat heette.

Ik vond dat heel moeilijk, onverdraaglijk zelfs: een ander die bepaalt wat jij doet, een ontkenning van jouw vrijheid. Dat ondermijnt de menselijke waardigheid.’

‘We zijn wetten als knellend gaan ervaren’

Hoe ziet u vrijheid?
‘Laat ik een voorbeeld geven: Een poppenhuis van Henrik Ibsen. We zouden Nora, om wie dat toneelstuk draait, als vrij kunnen zien – maar dat is ze niet. Ze lijkt het wel omdat ze kan doen wat ze wil, maar het probleem is dat Nora volledig afhankelijk is van de goede wil van haar man. De wet geeft haar geen enkele bescherming, die bepaalt zelfs dat de man de baas is. Dan ben je dus niet vrij. Vrijheid betekent niet dat niemand zich met je bemoeit, dat je met rust gelaten wordt. Vrij ben je pas als je je eigen meester bent. Dat is een gevoel dat iedereen zal herkennen.’

Dit idee gaat op inderdaad op z’n minst terug tot de Romeinen van vlak na het begin van onze jaartelling, zegt Pettit. ‘Een bekend figuur van spot in komedies was de slaaf die dacht dat hij vrij was: zijn meester liet hem als hij geluk had zijn gang gaan, maar iedereen zag meteen dat hij eigenlijk onvrij was. Vrijheid betekende dat je de baas was over je eigen leven. Polybius schreef toen lovend over de Romeinse samenleving, waarin je werd beschermd tegen overheersing door een andere en tegen de macht van de staat, het imperium. De praktijk was vaak niet zo mooi, maar dit idee over vrijheid zou een ideaal worden voor vele republikeinse denkers als Cicero, Livius, en veel later Machiavelli. Ook bij Montesquieu zie je dit denken terug. Uiteindelijk komt het in de achttiende eeuw tot een hoogtepunt.’

En dan…
‘Dan houdt het op. Rond 1780-1800 voltrekt zich een grote verandering die doorwerkt tot in deze tijd. Het is evident dat de wereld verandert: er komen grote markten, de mensen trekken van het land naar de stad, de industrie ontwikkelt zich, de automatisering van productie begint; alle sociale structuren worden daardoor sterk opgeschud. Minder evident is misschien dat we in deze jaren ook anders zijn gaan denken over vrijheid, die waarde werd opnieuw geconceptualiseerd. Vrijheid betekent nu alleen gelaten worden, met rust gelaten – laissez-faire. De eerste die deze nieuwe manier van denken echt verdedigt is Jeremy Bentham, de aartsvader van het utilisme. Nora zou in zijn ogen echt vrij zijn in haar relatie met Torvald. Hij bemoeit zich immers niet met haar, hij legt haar niets in de weg.’

Rond 1800 ontstaat het idee van vrijheid van contract, vervolgt Pettit. Dat was een sterke inperking van het republikeinse idee van vrijheid. ‘De samenleving van de boeren maakt plaats voor een wereld van productie. In die veranderlijke wereld zijn steeds nieuwe werknemers nodig, en worden steeds nieuwe contracten getekend – contracten die vaak ongunstig kunnen uitvallen: in industriesteden als Birmingham of Manchester was het leven zelfs afschuwelijk. Om deze nieuwe situatie te verdedigen, ontstaat een nieuw, neoliberaal idee van vrijheid: vrij zijn betekent niet dat je meester bent over je leven, maar dat je zelf kunt kiezen welke contracten je afsluit. Je bent misschien arm, je gaat misschien werken in mensonterende toestanden, maar je hebt er zelf voor gekozen – dat was althans de neoliberale retoriek. Je zult elk contract afsluiten wanneer je onder voldoende druk staat, maar het klassieke neoliberalisme houdt zich daar niet echt mee bezig.

Een goed voorbeeld. Traditioneel moest een kapitein van een schip dat van Engeland naar Amerika vaart de passagiers bepaalde rechten geven: de passagier had recht op een vast rantsoen water, wat er verder op tafel kwam stond vast en een bepaald aantal dagelijkse uren op het dek was ook gegarandeerd. In 1825 schrapt het Britse Parlement die rechten ten gunste van het klassieke liberale denken: de klassieke vrijheid werd vervangen door wat ze de vrijheid van contract noemden. Dat betekent dat je als passagier tegen de kapitein kunt zeggen dat je genoegen neemt met slechtere omstandigheden. Je betaalt minder en je krijgt er minder voor terug.

Veel mensen staken toen de oceaan over in de meest armoedige omstandigheden. Het resultaat laat zich raden: duizenden kwamen zelfs om op die schepen. En dat was omdat ze uit noodzaak dachten dat het wel wat minder kon: ze bleven de hele reis onderdeks, ze zetten zichzelf op rantsoen. Dat is een goed voorbeeld van de markt op z’n slechtst.

Zulke contracten vervingen de staat, die een wet had waarin bepaalde rechten voor de passagiers werden omschreven. Dat is dwang, nietwaar? Maar zo werd het niet gepresenteerd. Men zei: nu pas bent u echt vrij, u kunt elk gewenst contract afsluiten, ongeacht het resultaat. Nou, het resultaat was dat er contracten werden afgesloten waardoor duizenden mensen hun leven verloren. Het is een schokkend feit, maar een goed voorbeeld van wat er gebeurt wanneer je de loftrompet steekt van de vrijheid van de markt.’

Knellend

Dat is een radicale breuk met de manier waarop tot die tijd over vrijheid werd gedacht, zegt Pettit. Twee kenmerken van vrijheid veranderden. ‘Ten eerste betekende vrijheid voorheen dat niemand de macht mocht hebben om zich te mengen in je persoonlijke keuzen. De tweede grote verandering is dat we de wet als knellend gaan ervaren. In de oude manier van denken maakte de wet je vrij, de wet schept een ruimte waarbinnen je vrij kunt kiezen, de wet beschermt die vrijheid van jou ook in je relaties met anderen. Een vereiste was wel dat de wet werd opgelegd door jezelf en je medeburgers; je moest controle uitoefenen over de wet, anders krijg je een andere vorm van dominantie: als een despoot die wet oplegt, zelfs een goedaardige, dan ben je afhankelijk van zijn wil.

Die nieuwe manier van denken van de klassieke liberaal zie je terug in het huidige neoliberale klimaat. Vrij zijn betekent al snel dat niemand zich met je bemoeit, verder heerst er een groot pessimisme over de wet. De wet dwingt in onze ogen, die beknot je vrijheid. Maar dat is een onjuist begrip van de wet. Het feit dat de wet iets over je te zeggen heeft, neemt de vrijheid niet weg. Dit is bemoeienis zonder dominantie.

‘Er is een wereldwijde strijd gaande tussen staten en bedrijven’

Binnen het neoliberalisme is het zelfs niet erg als mensen macht over je privéleven hebben, als ze die macht maar niet uitoefenen. En het doet er werkelijk niet toe of we de staat controleren; It’s gonna be bad anyhow. De eerste verdedigers van deze visie, de Bentham-aanhangers, meenden dat een samenleving met een goedaardige despoot zelfs vrijer kan zijn dan een volledig democratische gemeenschap.’

Markt

Vrijheid vinden we volgens deze denkers in de markt. ‘Het geweldige aan de markt – menen ze – is dat alle relaties daarin gebaseerd zijn op vrije keuzen. Ze negeren voor het gemak even dat op de markt velen gedwongen kunnen zijn om hun keuzes te maken, door noodzaak, door armoede. Het is geen wonder dat de Chinese regering het neoliberalisme heeft omarmd: het maximaliseert de markt en het is niet kritisch naar de machthebbers.’

Voert u met uw kritiek geen achterhoede-gevecht? We leven toch al lang in een neoliberale samenleving, waarin we vrijheid betekent dat je met rust gelaten wordt en dat je op de markt kiest wat je wilt. Waarom wilt u dat veranderen?
‘Daar ben ik het helemaal niet mee eens. We leven nog niet in een door en door neoliberale samenleving. Wel bewegen we in een neoliberale richting: in onze wereld zijn er enorme privé-eigendommen, we betalen minder belasting dan twintig jaar geleden. Waar ik bang voor ben is dat het neoliberalisme steeds dominanter wordt. En als dat inderdaad de politieke filosofie wordt die veel landen bepaalt, dan zouden we over vijftig jaar heel nostalgisch terugkijken naar deze tijd, en bedenken hoe goed ze het hadden. Want in de echt neoliberale wereld is de overheid dramatisch gereduceerd. Medische bijstand verdwijnt, zodat je het zelf maar moeten redden als je ziek wordt. Juridische hulp verdwijnt, zodat je het zelf, zonder juridische bijstand, moet redden als je voor de rechtbank gedaagd wordt.

Die ontmanteling van de verzorgingsstaat wordt verkocht als een verbetering: er komt meer ruimte voor filantropie, geven aan de armen wordt meer en meer beschouwd als een uiting van een genereuze samenleving. Maar wat betekent filantropie nu echt? Je wordt afhankelijk, je wordt overheerst door degene van wie je afhankelijk bent. Dan gaan we terug naar een wereld met een paar aristocraten en de rest hangt er maar een beetje bij.

Misschien is er een basisvangnet, zodat je deel kunt nemen aan de markt, maar daarna is het vrijheid voor allen. En in een ‘vrijheid voor allen’ zullen de sterken altijd winnen. En de sterken zullen steeds sterker worden. Dat is de wet van het sociale leven. Hoe rijker je bent, hoe makkelijker je nog rijker kunt worden in een vrije markt.

Verder zie je nu ook de opkomst van buitengewoon machtige bedrijven. Er is een wereldwijde strijd gaande tussen staten en bedrijven – en de bedrijven zijn aan het winnen. Hun spelletjes zijn duidelijk: overheden tegen elkaar uitspelen, dreigen om de zaak naar een ander land te verplaatsen als de overheid de belastingdruk niet verlaagt. En overal gaat de belasting voor bedrijven omlaag. De milieuwetgeving wordt minder, de verplichtingen tegenover de werkgever verdwijnen.’

En we willen allemaal dat ze hier naartoe komen omdat ze ons rijker maken.
‘Wees voorzichtig met wat je wenst. Want we zouden kunnen gaan naar een wereld waarin bedrijven regeren. Waar ze bepalen wat er gebeurt in het politieke, juridische en sociale leven. In Amerika gebeurt dat al steeds meer. In Europa begrijpen we niet hoe ver we hier nog verwijderd zijn van de neoliberale richting die de VS heeft gekozen. Neem het voorstel dat op dit moment in Amerika speelt: nu al is het mogelijk om een werknemer zomaar te ontslaan; de baas kan simpelweg zeggen dat je weg moet – dat op zichzelf creëert al overheersing. Want de werknemer heeft geen rechten – de situatie is als die van Nora en Torvald.  De werknemer heeft geen rechten tegenover de manager of de eigenaar, net zoals Nora afhankelijk is van de welwillendheid van Torvald. Hij kan worden afgedankt als de manager daar zin in heeft.

‘We moeten weer op zoek naar wat de Romeinen wilden bereiken’

En nu is er een nog verdergaand voorstel dat gesteund wordt door Amerikaanse conservatieven: als een werkgever een werknemer ontslaat omdat hij niet tevreden over hem was, kan dat voor de overheid een reden zijn om geen werkloosheidsuitkering te betalen. Dan bepaalt de baas je leven, ook na je ontslag. Stel je zo’n asymmetrische relatie eens voor, de afhankelijkheid van de werknemer ten opzichte van de werkgever, die als het ware een zwaard houdt boven de nek van de werknemer. Die kant gaan we op met neoliberalisme.’

Hoe bevecht je de machtige bedrijven?
‘Ik geloof erg in ideeën. Het is erg belangrijk om je niet over te geven aan deze neoliberale propaganda die wordt geproduceerd door honderdduizenden denktanks, die door veel geld gesteund worden en die hun ideeën verspreiden via de media.

Een van de beelden die ze verspreiden is dat van de nanny-state. Volgens de neoliberalen worden we op dit moment verzorgd, vertroeteld en wordt ons bij het slapengaan nog een liedje voorgezongen. Dat is complete onzin. Waar sociaal-democraten, of socialisten, op uit zijn – of uit zouden moeten zijn – is een volledig democratische staat, een staat die volledig geregeerd wordt door het volk. En de basiszekerheden die mensen in staat stellen om vrij te kunnen leven.’

En wat stelt u tegenover dat plaatje van de ‘nanny-state’?
‘Mijn doel, en ik ben een van de velen, is om de republikeinse tradities te hervormen. Om te zeggen: ons sociaaldemocratische denken is niet slechts het product van de afgelopen honderd jaar, of van de vakbeweging. Deze traditie bestaat al tweeduizend jaar in het Europese denken, zo hebben we eeuwen gedacht over vrijheid. We moeten weer op zoek naar wat de Romeinen wilden bereiken. Wat de middeleeuwers wilden bereiken. En ook wat de Hollandse republikeinen wilden.’

En wat wilden die Romeinen?
‘Ze zochten een vorm van burgerschap waarin men elkaar in de ogen kon kijken zonder reden om angstig of gehoorzaam te zijn. En waarin ze de controle over de regering deelden. Waarin de regering niet van bovenaf werd opgelegd. Daar zochten ze naar. En daar zouden wij ook naar moeten zoeken.’

Elkaar in de ogen kijken is in uw boek zelfs een test om een samenleving te beoordelen.
‘Inderdaad, ik heb geprobeerd soms abstracte gedachten concreet te maken.’

Zapatero, de Spaanse president, verwees er ook naar.
‘Ja, hij deed een eyeball test in het parlement, ter verdediging het homohuwelijk, dat hij legaliseerde. Hij vroeg: wie van jullie kan een homoseksueel in de ogen kijken? Verwacht je dat een homo jou in de ogen kijkt zonder angst of gehoorzaamheid als je zegt dat zijn seksuele relaties anders zijn dan de relaties tussen heteroseksuelen? No dominación, daar ging het volgens hem om. En dat werd een soort van republikeinse catchphrase.’

A Political Philosophy in Public Life
Philip Pettit en José Luis Martí
Princeton University Press
216 blz.

Just Freedom

Just Freedom
Philip Pettit
Norton & Company
288 blz.
€ 31,95