Ruim dertig jaar na haar dood is Judith Shklar eindelijk naar het Nederlands vertaald. Shklar is een van de meest miskende politieke denkers van de laatste honderd jaar. Toen ze in 1992 aan hartfalen stierf, ging dat haast onopgemerkt voorbij. De afgelopen vijf jaar beleeft haar werk een ‘mini-renaissance’, zoals onlangs werd opgemerkt in The Times Literary Supplement. Deze postume erkenning is terecht. Ze treedt erdoor uit de schaduw van figuren als Isaiah Berlin en Hannah Arendt, met wie ze thematisch en biografisch veel gemeen heeft.
Shklar deelt met Berlin onder andere haar geboortestad: Riga (Letland). Ze zag er in 1928 het levenslicht. Anders dan Berlin behoorde ze niet tot de Russischtalige Joodse gemeenschap, maar tot de Duitstalige Joodse minderheid. Net als Berlin vluchtte ze voor het bolsjewistische geweld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog belandde ze, net als Arendt, in een kamp voor mogelijk vijandige vreemdelingen, voordat ze aan de andere kant van de Atlantische Oceaan een nieuw leven kon beginnen, eerst in Canada en daarna in de Verenigde Staten.
Net als Berlin en Arendt zag Shklar het als haar taak om grip te krijgen op het totalitaire kwaad enerzijds en om in de bres te springen voor politieke en burgerlijke vrijheden anderzijds. Anders dan Berlin en Arendt was Shklar niet geïnteresseerd in het grote politieke toneel waarop het kwaad zich voltrekt. Shklar verdiepte zich in het alledaagse leven en de alledaagse psychologie: de kleinmenselijkheid waardoor we elkaar zoveel ellende aandoen. Niet toevallig is een van haar bekendste boeken Ordinary vices (1984).
Haar hele academische leven was Shklar werkzaam aan Harvard. Lesgeven was voor haar een belangrijke taak als politiek denker. Ze drukte haar ideeën eerder uit in een aula dan op papier. Tijdens haar leven verschenen nog geen tien boeken van haar hand, waaronder bundelingen van lezingen en artikelen. Zo ook het in 1990 gepubliceerde The faces of injustice, dat uit drie essays bestaat en gebaseerd is op een lezingenreeks.
Ons kleine bestaan
In vele opzichten is het een prima keuze om dit boek naar het Nederlands te vertalen als eerste kennismaking met Shklars denken en stijl. Wat opvalt is dat Shklar een hekel heeft aan wollig jargon. Ze schrijft toegankelijk en vult haar filosofische bespiegelingen aan met sprekende voorbeelden. Shklar schrijft altijd ‘ideeënhistorisch’: ze ontvouwt haar eigen ideeën traag en onder de vleugels van een historisch commentaar. Iedere filosoof staat op de schouders van reuzen en Shklar doet dat zeer uitdrukkelijk. Haar eigen denken is verpakt als analyse van Plato, Aristoteles, Augustinus en vooral: Montaigne.
Ook thematisch is deze bundel Shklar ten voeten uit. Onrechtvaardigheid is niet louter de afwezigheid van rechtvaardigheid, stelt ze. Het is een veel complexere emotionele ervaring met verregaande consequenties. Wie onrechtvaardigheid wil begrijpen, moet niet theoretisch, maar fenomenologisch te werk gaan en beginnen bij de ervaringen van slachtoffers.
Het is onmogelijk om de rijkdom aan oorspronkelijke ideeën in Over onrecht samen te vatten. Waardevol is Shklars notie van ‘passieve onrechtvaardigheid’. Shklar meent dat onrecht niet floreert door mensen die actief kwaad doen, maar door de ‘burgerlijke nalatigheid’ van de massa, de ‘passieve burgers die hun hoofd afwenden’ en die ‘collaboreren met onrechtvaardigheid’. Shklar hekelt de menselijke neiging tot gemakzucht en ziet daarin een reden waarom onrecht kan blijven geschieden. We willen het comfort van ons kleine bestaan niet opgeven. In woord zijn we allemaal voor rechtvaardigheid, maar het mag ons in de praktijk geen moeite kosten.
Spoedcursus: het kwaad
Shklar heeft een donker mensbeeld. Dat is ingegeven door het tumult van de twintigste eeuw en haar studie van de ideeëngeschiedenis. Shklars denken is een poging om dat om te buigen in een positief maatschappelijk verhaal. Ook dat zie je terug in deze bundel. Ze vertrekt vanuit de vaststelling dat de mens van nature niet naar gelijkheid of rechtvaardigheid streeft, waarna ze er een discours over emancipatie, educatie, politieke participatie en actief burgerschap aan koppelt.
Volgens Shklar moeten we er voortdurend voor waken dat we het onrecht dat anderen treft niet gemakzuchtig wegzetten als pech, als noodzakelijk of als onvermijdelijk. Dat zijn excuses om ons geweten te sussen en niets te hoeven doen. Het is een democratische plicht om te luisteren naar mensen die beweren slachtoffer te zijn van onrecht. Alleen dan is verandering mogelijk.
Shklar verwijst meermaals naar de vrouwenemancipatie als voorbeeld. ‘Is het een tegenslag of een onrecht om vrouw te zijn,’ vraagt ze zich af. Volgens Shklar was als vrouw geboren worden eerst een natuurlijke tegenslag, maar door culturele en sociale factoren geëvolueerd tot een onrecht dat verholpen kan en moet worden. Onrecht mag dan negatief zijn, de ervaring ervan is een motor van maatschappelijke vooruitgang.
Over onrecht
Judith N. Shklar
vert. Timon Meynen
ISVW uitgevers
224 blz.
€ 24,95