Home Denker des Vaderlands Hoe toon je veerkracht in een grimmige realiteit?
Denker des Vaderlands

Hoe toon je veerkracht in een grimmige realiteit?

Door Marjan Slob op 29 juli 2024

wijk suburbs huizen huis auto weg veerkracht
beeld Blake Wheeler/Unsplash
Cover van 08-2024
08-2024 Filosofie Magazine Lees het magazine
Wie droomt van verandering moet zich tot de realiteit wenden, schrijft Denker des Vaderlands Marjan Slob. Hoe blijf je daarbij veerkrachtig?

Wij mensen zijn ‘borelingen’, zei Hannah Arendt: nieuwkomers in de wereld. We kunnen ons leven als het ware elke dag opnieuw beginnen door een nieuwe poging te doen om onze leefwereld naar eigen smaak en waarden in te richten. Voor mij is dat een omschrijving van veerkracht. Dat begrip mag dan vooral door psychologen in de mond worden genomen, als filosoof houdt het onderwerp me ook bezig. Hoe ga ik veerkrachtig om met de realiteit, die toch behoorlijk grimmig kan zijn?

Het eerste wat me voor de geest staat als ik nadenk over veerkracht zijn de tekenfilms uit mijn jeugd, waarin dieren – altijd dieren – worden geplet, overreden of dubbelgeklapt, om daarna weer hun normale vorm aan te nemen. Tekenfilmfiguren zijn volledig veerkrachtig. Natuurwetten hebben geen grip op hen. Sterker nog: ze kunnen rennen boven een afgrond. Denken is de gevaarlijke aangelegenheid; pas als Bugs Bunny denkt ‘dit kan helemaal niet!’ stort hij naar beneden.

Marjan Slob (1964) is filosoof en Denker des Vaderlands. Ze schreef meerdere boeken, waaronder Hersenbeest, waarvoor ze in 2017 de Socratesbeker voor het beste Nederlandstalige filosofieboek ontving, en De lege hemel. Over eenzaamheid (2020).

Tekenfilmfiguren zijn krachtige culturele fantasieën, waarmee we verbeelden dat we altijd op een vaste vorm van onszelf kunnen rekenen. Daarbij is de suggestie zelfs dat je recht hebt op die vorm: je blijft uiteindelijk ongeschonden. De realiteit heeft geen grip op deze figuren. Ze rennen voorbij aan kwetsuren en krenkingen. Maar er is wel een prijs: ze hebben andersom ook geen grip op de realiteit. En dat is een prijs die niet iedereen wil betalen, zeker een filosoof niet. Willen we niet juist een goed leven leiden ín de realiteit?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Geen abonnee? Bekijk de abonnementen Log in als abonnee

Deuk

‘Realiteit’ en ‘werkelijkheid’ zijn geen synoniemen: ze stammen uit andere filosofische registers. De werkelijkheid staat vanouds tegenover de schijn. Het beeld is als volgt: we zitten als sukkeltjes vast in Plato’s grot en zien vage afspiegelingen van de werkelijkheid aan voor de werkelijkheid zelf. Slechts enkelen van ons weten al redenerend uit die grot te ontsnappen en hebben dus toegang tot de werkelijkheid. Dat is niet mijn vocabulaire. Ik praat liever over ‘realiteit’ dan over ‘werkelijkheid’.

Het begrip ‘realiteit’ past binnen een drieslag: het symbolische, het imaginaire en het reële. Deze drieslag stamt uit het begin van de twintigste eeuw en is uitgewerkt door de Franse psychoanalyticus Jacques Lacan (1901-1981). Het aantrekkelijke van deze visie vind ik dat die erkent dat het startpunt van denken altijd in onszelf ligt. Je kent je bestaan alleen van binnenuit: het komt tot je in de vorm van stemmingen, indrukken, sferen. Je leeft je leven vanuit een Weltinnenraum, zoals de dichter Rainer Maria Rilke zegt. Deze binnenruimte is geen grot die je kunt verlaten; er valt niets te verlaten. Die ruimte ís je leven.

Het sleutelwoord hierbij is ‘verhaal’: een Weltinnenraum is gevuld met halve en hele verhalen die je helpen om je staande te houden. Dit zijn verhalen over de wetmatigheden en patronen die je kunt verwachten in jouw leefwereld. Met deze verhalen orden je je bestaan en maak je het begrijpelijk en zinvol. De beleving van deze verhalen is het imaginaire. En nogmaals: aan het imaginaire valt niet te ontsnappen. Het heeft geen enkele zin dit een illusie of schijn te noemen; je zult altijd in een bubbel leven. Het tweede deel van de drieslag, het symbolische, komt neer op de maatschappij: de woorden, symbolen en wetten die je vanuit de groep krijgt aangereikt om je belevingen mee te ordenen.

En het reële? Dat is wat zich tegen deze ordeningen verzet. Het reële is dat wat ons verhaal doet haperen en stokken. En dat is vrijwel altijd een pijnlijke aangelegenheid. Gewoonlijk zorgt een buffer van verwachtingen en gedachten ervoor dat we niet zo hard in aanraking komen met de barre realiteit. Die buffer maakt het bestaan leefbaar. Als je – baf – op het reële stuit, zul je een deuk oplopen.

Nogal pittig

De kracht van deze drieslag werd voor mij op een indrukwekkende manier duidelijk door een analyse van Slavoj Zizek (1949), een filosoof die sterk door Lacan beïnvloed is. Zizek gaf deze analyse een dag na de aanslag op de Twin Towers. De toenmalige president George Bush sprak over de ‘As van het Kwaad’: staten zoals Irak en Noord-Korea bedreigen opzettelijk en met hulp van terroristische bondgenoten de wereldvrede. De westerse wereld schaarde zich – expliciet of impliciet – achter dit verhaal, met uiteindelijk een heel reëel gevolg: de inval in Irak.

Zizek daarentegen analyseerde dat de Verenigde Staten door 9/11 op het reële waren gestuit. Het Amerikaanse verhaal, het begrip van hun identiteit en plek in de wereld, crashte pijnlijk (en vanwege een afschuwelijke daad, daarover geen misverstand). Bush probeerde de scheur in dat imaginaire verhaal zo snel mogelijk te herstellen door er een dikke, stugge ideologische lap overheen te stikken. Hij vormde rap een korst over de narcistische wond. Maar Zizek verkondigde in mijn ogen de boodschap: ‘Verblijf zolang je kunt, zolang je verdraagt in het reële. De realiteit ontzet ons. Dat is heel pijnlijk, maar ook heel informatief.’

Hoe toon je veerkracht als de realiteit op zo’n hevige manier op je inbreekt? Op de manier van Bush of die van Zizek? Dat lijkt misschien een retorische vraag (Zizek!), maar het antwoord is minder voor de hand liggend dan het lijkt. Want waarom zou je de realiteit onder ogen willen zien, vooral als die je pijn doet en je per definitie met stomheid slaat? Waarom zou wegkijken eigenlijk níét getuigen van veerkracht, als wegkijken ervoor zorgt dat je op de been blijft en door kunt gaan?

Neem mijn moeder. Hoewel ze nu echt oud begint te worden, ken ik haar als een veerkrachtige vrouw. Als negenjarig meisje verloor ze haar moeder en daarna moest ze samen met haar vader het huishouden voeren. Nogal pittig, lijkt me, en ik heb haar herhaaldelijk gevraagd hoe dat nu was, maar mijn moeder wil van geen moeilijkheden weten. ‘Het helpt niet om je daar in te verdiepen,’ zegt ze. Op mij – een kind van mijn tijd – komt dat over als wegkijken. En toch is mijn moeder wonderbaarlijk stabiel.

Dromen

Misschien is mijn moeder wel veerkrachtig omdat ze weigert zich uit een monter verhaal te stoten. En waarom zou je eigenlijk niet proberen zo lang mogelijk proberen om je eigen verhaal te leven? Je zou zelfs kunnen beargumenteren dat dit een vorm van autonomie is, een manier om jezelf de wet stellen. Toch kan ik mijn moeder uiteindelijk niet navolgen. Er is nog iets wat u van haar moet weten: ze is heel actief, maar geen activist.

Ik wil mezelf niet alleen op de been kunnen houden, ik wil mezelf en de wereld ook kunnen veranderen. Dat vereist meer dan uitdeuken na een buts en overgaan tot de orde van de dag. Wie droomt van verandering zal zich tot de realiteit moeten wenden, want zonder grip op de realiteit krijgen dromen geen tractie.

Je zult altijd in een bubbel leven

In Gaza en Oekraïne worden mensen vermoord. Dagelijks sterven plant- en diersoorten uit door ons toedoen. Die realiteit zoveel mogelijk erkennen en verdragen is essentieel om te proberen tot een manier van leven te komen die lijden vermindert. Durf de realiteit aan, hoe grimmig en verwarrend die ook op je overkomt. De Amerikaanse bioloog en wetenschapsfilosoof Donna Haraway zou zeggen: Stay with the trouble. Kijk niet weg, vlucht niet weg in een verhaal, maar blijf bij het probleem. Daarbij hebben we volgens Haraway elkaars ideeën en steun hard nodig. Niet alleen om elkaar te bemoedigen, maar ook om vreugde met elkaar te delen.

Niet vastklampen

In de moderne psychologie is veerkracht het vermogen om met crises en stress om te gaan. Psychische weerstand, lees ik, is het vermogen ‘om jezelf ook onder ongunstige omstandigheden in de hand te kunnen houden’. Een interessante formulering, die suggereert dat de realiteit weliswaar druk op je uitoefent, maar dat jij, vanuit je Weltinnenraum, voldoende tegendruk weet te geven om je vorm te behouden.

Dit is misschien de situatie van mijn moeder. Vanwege genoeg innerlijk gewicht weet zij als een soort duikelaartje na een tik van buitenaf weer terug te veren naar de oorspronkelijke positie. Maar ik denk dat veerkracht hier te individualistisch, te eenduidig psychologisch wordt gedacht. Misschien kan zo’n voorstelling van veerkracht opgaan voor een individu, maar de veerkracht van het collectief – van een samenleving – vraagt om meer.

In veel talen is het woord voor veerkracht terug te voeren op het Latijnse woord resilire – denk maar aan het Engelse resilience of het Duitse Resilienz. Letterlijk betekent dat: niet vastklampen. Dit suggereert een ander beeld dan dat van de duikelaar. Een beeld dat mij persoonlijk meer aanspreekt, omdat veerkracht hier niet wordt herleid tot een vaste vorm – zoals bij het tekenfilmfiguur – maar verandering juist toelaat. Veerkracht betekent dan: kunnen omgaan met verandering.

Verandering zal er zijn. Dat is een van de weinige dingen die we echt kunnen weten over de realiteit. Het helpt daarom niet om je vast te klampen aan oude verhalen. Het getuigt juist van veerkracht om nieuwe verhalen te maken die passen bij de nieuwe realiteit. Daarvoor moet je die realiteit toelaten voor zover je kunt. Dan kun je vervolgens tot uitdrukking brengen wat ertoe doet voor een goed leven, op deze plek en in deze tijd.

Dit is een bewerking van de lezing die Marjan Slob gaf op 1 december 2023 tijdens de Nacht van de Veerkracht.