Home Historisch profiel Het eeuwige in jezelf brengt je dichter bij God, dacht Augustinus
Historisch profiel

Het eeuwige in jezelf brengt je dichter bij God, dacht Augustinus

Door Maarten Meester op 5 juni 2025

Sint Augustinus van Hippo
‘Sint Augustinus’, olieverfschilderij van Justus van Gent uit ca. 1475
Filosofie Magazine 6 2025 wat maakt kunst tot kunst
06-2025 Filosofie Magazine Lees het magazine
Augustinus (354-430) was kerkvader, filosoof en wegbereider van het individualisme. Zelfs het kwaad past volgens hem in Gods plan.

Opmerkelijk genoeg komt de krachtigste verdediging van het christendom uit Afrika. In Hippo, een stad die onder het gezag valt van de Romeinen en gelegen is in het huidige Algerije, begint in 413 de dan bijna zestig jaar oude bisschop Augustinus aan De civitate Dei (De stad van God). Hij zal het werk pas in 426 voltooien. In het vuistdikke werk – de Nederlandse vertaling telt ruim 1200 pagina’s – stapelt hij argument op argument om duidelijk te maken dat God geen blaam treft. Goed, Rome is verwoest. Maar is het niet opvallend dat de Visigoten juist de christelijke heilige plaatsen hebben gespaard, inclusief de mensen die daar hun toevlucht zochten? Inderdaad, er zijn ook christenen vermoord. Maar wie durft van zichzelf te zeggen dat hij zonder zonde is en geen straf verdient? En ja, er zijn vrouwen verkracht. Maar hoe erg is dat, als de deugd in de geest schuilt en niet in het lichaam?

Veel Romeinen hadden al vóór de val van Rome moeite met het christendom als staatsgodsdienst. De elite was opgegroeid met het klassieke Griekse denken, waarin redelijke argumentatie vooropstaat. De sterkste argumenten moeten de doorslag geven. Het Oude en Nieuwe Testament stoelen juist op openbaring: Gods woord is waarheid.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Geen abonnee? Bekijk de abonnementen Log in als abonnee

Perfecte vormen

Augustinus lijkt als zoon van een ‘heidense’ vader en een christelijke moeder voorbestemd om deze tegenstrijdige tradities met elkaar te verenigen. Zijn vader gaf hem een klassieke opleiding, waardoor Augustinus een uitmuntend retoricus is en goed thuis is in het werk van Romeinse schrijvers als Cicero en Vergilius. Later maakt hij ook kennis met de filosofische scholen van zijn tijd, waaronder het neoplatonisme. Tegelijk zette zijn moeder zich ervoor in, schrijft Augustinus in zijn andere grote werk Belijdenissen aan God, ‘dat U mijn vader zou worden, en niet hij’.

Augustinus woonde samen met een concubine, wat hij als een zonde beschouwde

De tactiek van Augustinus is om aan te tonen dat deze tradities elkaar niet uitsluiten. ‘Als de (heidense) filosofen, met name de platonici, bij toeval waarheden hebben ontdekt die ons geloof ten nutte zijn, moeten deze waarheden niet gevreesd worden,’ schrijft hij in De doctrina ­christiana (Over de christelijke doctrine, 397/427). ‘Ze moeten zelfs ontrukt worden aan deze onrechtmatige bezitters en gebruikt ten eigen bate.’ Want uiteindelijk is alleen het christendom ‘de ware filosofie’. Zo verzoent hij dus de filosofie en de theologie, maar wel door de eerste de dienstmaagd van de tweede te maken.

De bisschop-filosoof verenigt bijvoorbeeld de vormenleer van Plato met de scheppergod uit de Hebreeuwse teksten. Volgens Plato (ca. 427-347 v.Chr.) zijn alle dingen op aarde afspiegelingen van ideale vormen. Deze ware, perfecte vormen bestaan in een ideële werkelijkheid buiten de materiële wereld. Zo danken alle cirkels die we kunnen waarnemen hun bestaan aan de ene, ideale cirkel. Plato schrijft in zijn ­Timaeus over de ‘demiurg’, een goddelijke ambachtsman die aan de hand van die ­ideële vormen het universum heeft geschapen. Augustinus combineert deze gedachten van Plato met de christelijke leer: God heeft de wereld geschapen naar het voorbeeld van de vormen in Zijn geest.

De bisschop loopt hierbij wel tegen een probleem aan dat hem ook als jongeman al bezighield, ver voor zijn bekering tot het christendom: hoe valt het kwaad te verklaren? Heeft God het kwaad bewust in zijn schepping gestopt? Dat is onmogelijk, want God is goed. Heeft Hij dan onbewust een fout gemaakt? Dat kan ook niet, want God is volmaakt en alwetend.

Tekst loopt door onder afbeelding

De heilige Augustinus
Aan Augustinus werd in 1295 de titel van kerkleraar verleend door paus Bonifatius VIII, vanwege zijn geleerdheid en heilige leefwijze. De heilige Augustinus, olieverfschilderij van Peter Paul Rubens uit ca. 1636-1638.

Kuisheid

Augustinus liet zich als jongeman bekeren door even bleke als welbespraakte manicheeërs die als missionarissen naar Noord-Afrika waren getrokken. Deze volgelingen van de profeet Mani noemden de Hebreeuwse god Jehovah een demon, een vertegenwoordiger van het kwaad. Hij is de bron van oorlogen, uitbuiting en ander leed. Jehovah regeert over het ‘Koninkrijk van het kwaad’, waar de mens door zijn lichaam deel aan heeft. Daartegenover staat het ‘Koninkrijk van het licht’, dat wordt ­geregeerd door een goede god. Ook daar heeft de mens deel aan, dankzij zijn ziel. Vandaar de bleke gezichten van de missionarissen: omdat zij het lichaam als zondig zagen, aten zij zo min mogelijk. Ook van seks en andere lichamelijke zaken probeerden ze zich te onthouden.

Dit sprak Augustinus mede aan omdat hij samenwoonde met een concubine, wat hij zelf ook als een zonde beschouwde. ‘God, geef mij kuisheid en zelfbeheersing, maar nu nog niet alstublieft,’ schrijft hij daarover later in zijn Belijdenissen. Maar hij zag ook al snel het probleem in van het manicheïsme. De goede god kan niet voorkomen dat wij ons laten corrumperen door de lichamelijke, slechte wereld. Dat maakt de goede god een passieve zwakkeling en de slechte een actieve krachtpatser.

Zelfs het kwaad past volgens Augustinus in Gods plan

Zijn oplossing voor de oorsprong van het kwaad werkt Augustinus vele jaren later uit in De stad van God. Zijn kijk is net als die van de manicheeërs dualistisch: er bestaan twee werelden, de ene van de geest en de andere van het vlees. Over de eerste wereld regeert de goede, christelijke God, vandaar dat die ‘de stad van God’ heet. Over de tweede wereld, de stad van de mensen, regeert de duivel.

Maar Augustinus wijkt af van de manicheeërs door van God een actieve kracht te maken. Zelfs het kwaad in de tweede wereld, beargumenteert hij, past in Gods plan, al kunnen wij dat niet altijd doorgronden. ‘God zou namelijk niet alleen geen engel, maar zelfs geen mens hebben geschapen van wie Hij tevoren had geweten dat hij slecht zou worden, als Hij niet tevens had geweten tot welk nut van de goeden Hij hem zou laten dienen en aldus dat heerlijke gedicht, dat de orde der eeuwen is, ook nog met zoiets als antithesen zou verfraaien.’

Gebrek aan inzicht

De Duitse classicus Albrecht Dihle (1923-2020) noemde Augustinus ‘de uitvinder van onze moderne notie van de wil’. Als dat klopt, heeft de bisschop-filosoof ons een dubbelzinnig geschenk nagelaten. Want de wil is voor hem onlosmakelijk verbonden met het verbod en de overtreding, het kwaad en de zonde, met seks en lust.

Voor de Oude Grieken en Romeinen kwam moreel verkeerd handelen primair voort uit een gebrek aan inzicht: iemand handelt verkeerd omdat hij niet weet wat het goede is. Volgens Augustinus daarentegen kunnen we weten wat het goede is en toch verkeerd handelen. Bijvoorbeeld doordat we ons door onze driften laten meeslepen. En als we goed handelen, kunnen we dat niet op ons eigen conto schrijven. Want God heeft onze wil, net als de hele natuur, goed gemaakt. Al het goede dat wij doen, doen wij door hem. Maar God heeft ons ook vrij geschapen. Dat maakt dat wij uit eigen wil het kwade kunnen doen.

De eerste mensen hebben volgens Augustinus al snel van die mogelijkheid gebruikgemaakt. Eva liet zich door de slang (de duivel) overhalen Adam te laten eten van de verboden vrucht. Daardoor heeft de mens het paradijs (de stad van God) moeten verlaten en zijn intrek moeten nemen in de stad van de mensen. Die stad is tegelijk met de lust ontstaan. Na de zondeval zijn Adam en Eva zich van elkaars naaktheid bewust geworden, waaruit seksuele lust is voortgekomen. ‘Terecht brengt vooral deze lust schaamte teweeg; terecht worden ook de lichaamsdelen die zij – als ik het zo mag zeggen – volgens haar wet en niet volgens onze wil al of niet in beweging brengt, schaamdelen genoemd, een naam die ze voor de zonde van de mens niet konden hebben.’

Ook als de mens het goede kent kan hij het verkeerde doen

Augustinus breekt nog op een andere manier met de traditie. Het hoogste doel voor de Grieken en Romeinen was roem en aanzien (of inzicht, voor de filosofen onder hen) verwerven in dít leven. De bisschop-filosoof meent dat mensen zich juist moeten richten op het leven ná de dood, op de Dag des Oordeels. Dan zal blijken wie voor eeuwig in de stad van God mag blijven en wie voor eeuwig in het vuur moet branden. Van de aardse wereld moet men zich zo veel mogelijk afwenden. ‘Ga niet naar buiten, keer tot uzelf in; de waarheid verblijft in de innerlijke mens,’ schrijft Augustinus in Het ware geloof (390). Ook daarin toont hij zich een platonist: door te abstraheren van het voorbijgaande en het lichamelijke kunnen we contact maken met het eeuwige en geestelijke dat al in onszelf aanwezig is.

Overigens vindt Augustinus dat mensen ook gedwongen mogen worden om zich naar binnen te keren, wat hem de titel ‘eerste theoreticus van de inquisitie’ zou opleveren. Hij legt daarbij de grens bij marteling en terechtstelling, die hij niet geoorloofd vindt. Maar boetes, opsluiting en verbanning mogen wel.

Tekst loopt door onder afbeelding

Sint Augustinus in zijn werkkamer
Augustinus aan het werk in zijn studeerkamer. Hij schreef gedurende zijn leven meer dan 100 werken, waaronder traktaten, brieven, preken en boeken. Sint Augustinus in zijn werkkamer, frescoschildering van Sandro Botticelli uit 1480.

Leeglopende kerken

Augustinus sterft in 430. Op zijn sterfbed krijgt hij nog bezoek van een zieke die zich door hem wil laten helen. De bisschop maakt een grap: ‘Als ik de gave had waarvan jij zegt dat ik die bezit, had ik die eerst op mezelf uitgeprobeerd.’ In zijn laatste jaren heeft hij nog geprobeerd met ­Nalezingen orde te brengen in zijn enorme oeuvre. Hij laat honderd boeken, driehonderd brieven en zeshonderd preken na.

In dit oeuvre staan ideeën beschreven die de filosofie nog lang na zijn dood blijven beïnvloeden. Zo inspireert Augustinus de twintigste-eeuwse denkers Edmund ­Husserl, Paul Ricoeur en Martin Heidegger met zijn ideeën over tijd. Hoe kan tijd betekenis hebben voor ons? Het verleden is niet meer, de toekomst is nog niet en het heden is slechts een overgangspunt tussen verleden en toekomst.

Hannah Arendt promoveert op het liefdesbegrip bij Augustinus, maar verlegt de prioriteiten radicaal. Niet de amor dei, de liefde voor God, moet centraal staan, maar de amor mundi, de liefde voor de wereld. Ook Ludwig Wittgenstein gebruikt ­Augustinus als een contrapunt om zijn eigen filosofie verder te ontwikkelen. Hij bekritiseert diens opvatting – die overeenkomsten vertoont met Wittgensteins eigen eerdere filosofie – dat taal betekenis krijgt door te verwijzen naar de wereld. Door onderscheid te maken tussen het teken en dat waarnaar het teken verwijst, loopt Augustinus vooruit op de semiotiek.

Augustinus zal ook de geschiedenis ingaan als een van de kerkvaders, de grondleggers van de leer in de vroegchristelijke kerk. In 1295 verleent paus Bonifatius VIII hem de titel van kerkleraar, vanwege de heiligheid van zijn leefwijze, zijn geleerdheid en zijn trouw aan de christelijke leer.

Maar Augustinus’ erfenis is dubbelzinnig, betoogt de filosoof Charles Taylor in Bronnen van het zelf (1989). ‘De wending naar binnen van Augustinus heeft in het Westen een ontzagwekkende invloed gehad, aanvankelijk door een familie van vormen van christelijke spiritualiteit in te luiden. (…) Deze wending naar binnen neemt echter later geseculariseerde vormen aan. We keren tot onszelf in, echter niet noodzakelijkerwijs om God te vinden, maar om in ons leven een bepaalde orde te ontdekken of aan te brengen, of om het een bepaalde orde of rechtvaardiging te verlenen.’

Dat maakt Augustinus behalve kerkvader ook wegbereider van het individualisme. Dat zou anderhalf millennium na zijn dood mede leiden tot de leegloop van de westerse kerken.

Boeken

Belijdenissen
Aurelius Augustinus
vert. Gerard Wijdeveld

Ambo Anthos
376 blz.
€ 39,99

De regel
Aurelius Augustinus
vert. Vincent Hunink

Noordboek
144 blz.
€ 19,90

Augustine. A very short introduction
Henry Chadwick
Oxford University Press
144 blz.
€ 13,95