Home Economie Hebzucht maakt de wereld beter
Economie

Hebzucht maakt de wereld beter

Door Sebastien Valkenberg op 28 juni 2018

hebzucht illustratie mannen bijen
beeld Berend Vonk
Cover van 07/08-2018
07/08-2018 Filosofie magazine Lees het magazine
Niet de hebzucht is schadelijk, schrijft filosoof Sebastien Valkenberg, maar de gedachte dat hebzucht geremd zou moeten worden.

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

De ene zonde doet meer pijn dan de andere. Wie bij de zaterdagavondfilm onderuitgezakt op de bank een familiezak chips leegeet, maakt zich schuldig aan gulzigheid. Tegelijk rekent niemand ons zo’n uitspatting echt aan. Meer dan een guilty pleasure is het niet.

Nee, dan hebzucht. Over die hoofdzonde hoor je zelden iemand vergoelijkende woorden spreken, laat staan haar loven als iets heilzaams. Daarvoor is er te veel schade aangericht, eerst door graaiende bankiers en nu door Big Pharma. Wat dat betreft lijkt de farmaceutische industrie het stokje enigszins te hebben overgenomen van Wall Street. De laatste maanden lag die onder vuur omdat ze torenhoge bedragen vraagt voor medicijnen. Het verwijt luidt dat ze zich verrijkt ten koste van doodzieke patiënten.

Dat zou onder meer gebeuren via Orkambi, een loeiduur medicijn tegen taaislijmziekte dat eind vorig jaar in het nieuws kwam. Wie aan deze ziekte lijdt, scheidt slijm af dat abnormaal taai is, onder meer in de longen, het maag-darmkanaal en de lever. De levensverwachting van patiënten is tussen de 40 en 50 jaar. In eerste instantie moesten deze mensen 170.000 euro voor het medicijn neertellen. Per jaar.

Groot was dan ook de verontwaardiging over dit prijskaartje, en over de aanvankelijke weigering van de minister van Volksgezondheid om het medicijn in het basispakket op te nemen. Linkse partijen pleitten ervoor om de macht van de farmaceutische industrie aan banden te leggen. Ook op het blog van Medisch Contact, het weekblad voor Nederlandse artsen, achtte men ‘verdergaande prijsmaatregelen nodig om de hebzucht van Big Pharma te beteugelen’.

Wacht er toch nog heel even mee om de hebzucht te verketteren. De baten ervan zouden weleens verrassend groot kunnen zijn. Het vergt alleen een forse heroriëntatie om dat in te zien. De christelijke traditie staat ons daarbij danig in de weg.

Dat we in seculiere tijden leven, wil niet zeggen dat de rol van het christendom is uitgespeeld. Al ruim 1500 jaar oefenen de hoofdzonden grote invloed uit. Eigenlijk is hebzucht terug van nooit echt weggeweest. Net als de zes andere zonden.

Hoe zat het ook alweer? Volgens de katholieke kerk kan elk kwaad herleid worden tot een van de zeven hoofdzonden. Dat zijn: onmatigheid (van die zak chips hierboven), hoogmoed of ijdelheid, wellust, afgunst, woede, traagheid (luiheid) en natuurlijk hebzucht. Of avaritia in het Latijn, want in die taal werden de hoofdzonden oorspronkelijk beschreven.

De theoloog Evagrius Ponticus tekende ze in de vierde eeuw voor het eerst op, maar wie kent hem nog? Veel bekender is de verbeelding van de hoofdzonden door de Italiaanse dichter Dante Alighieri. In De goddelijke komedie (geschreven tussen ca. 1308 en 1320) krijgt elke zonde een eigen ring in de hel. De hebzuchtigen belanden volgens die verfijnde structuur in nummer vier. Daar lagen de boetelingen vastgebonden met hun gezicht naar de grond: ze hadden zich te veel met aardse zaken beziggehouden. Big Pharma is gewaarschuwd.

Graaiers

En toch: in de vierde hellering zou het weleens onterecht zo druk kunnen zijn. Een enorme opeenhoping van geld duidt niet automatisch op een Scrooge-achtige honger naar alsmaar meer. Toch is het een populaire redenering, die ook wordt toegepast op de farmaceutische industrie. Zie de miljardenwinsten die ze boekt, klinkt het dan.

Een typische reactie van de ongeïnformeerde buitenstaander, waarschuwt de Amerikaanse politiek filosoof Thomas Sowell, verbonden aan Stanford University. De buitenwacht kan niet zomaar vaststellen of een bedrijf veel verdient of té veel. Daarvoor ontbreekt het haar aan kennis van zaken. Bovendien wijzen critici enkel op de recordwinsten, maar wat als die plaatsmaken voor zware verliezen? Volgens dezelfde logica zou je moeten concluderen dat de hebzucht is verdwenen, maar dat doet dan weer niemand.

Wat Sowell maar wil zeggen: doorgaans ligt het ingewikkelder dan het lijkt. De aanwezigheid van de greed fallacy – want daarvan is volgens hem sprake – duidt er voor alle duidelijkheid niet op dat er geen hebzucht zou bestaan. Alleen wordt er vaak alarm geslagen, terwijl daartoe onvoldoende aanleiding bestaat.

Veel ‘graaiers’ verdienen hun plekje in de danteske hel dus niet. Dat is echter nog geen herwaardering van de hebzucht; hooguit is de veronderstelde zonde afwezig. Voor een heuse rehabilitatie is meer nodig. Die kwam in de achttiende eeuw, toen meerdere denkers de christelijke moraal begonnen te betwisten.

Eeuwenlang hadden de zeven doodzonden gefungeerd als slechte voorbeelden: zo moest het absoluut niet. Over hebzucht zei de Middeleeuwse theoloog-filosoof Thomas van Aquino in zijn Summa Theologiae (geschreven tussen 1265 en 1274) dat het een zonde was jegens God. Gelovigen – dat was destijds nog iedereen – hoorden zich te richten naar het eeuwige in plaats van het tijdelijke, naar het spirituele in plaats van het materiële.

Even tussendoor… Meer lezen over de filosofie van bezit? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Met die benadering brak Adam Smith. De hooggeachte deugdzaamheid bracht geen brood op de planken, was zijn scherpe observatie in Wealth of Nations (1776) – samen met MarxDas Kapital een van de meest geciteerde boeken in de sociale wetenschappen. ‘Wij verwachten ons avondeten niet op grond van de welwillendheid van de slager, de brouwer, de bakker,’ aldus de Schotste Verlichtingsfilosoof, ‘maar op grond van hun zorg om hun eigenbelang.’

Het is niet moeilijk om deze klassieke passage te actualiseren. De farmaceutische industrie hoort net zo goed in dat rijtje, naast de slager, brouwer en bakker. Ook voor haar staat de ‘zorg om het eigenbelang’ voorop. Werknemers zijn geen heiligen: ze laten zich verleiden door een vorstelijk salaris. Aan het eind van het jaar wil het bedrijf winstcijfers aan zijn aandeelhouders kunnen overleggen. Voorwaar geen hoogstaande motieven, in elk geval niet als je de catalogus met doodzonden hanteert. Ondertussen zorgen ze er wel voor dat er levensreddende medicijnen beschikbaar komen.

Gordon Gekko

Overigens is het de vraag of dat eigenbelang wel zo zondig is als het lijkt. Als het bedrijfsleven hebzucht als voornaamste drijfveer heeft – een nogal reductionistische benadering, maar stel –, dan ben je er nog niet. Er zijn meerdere deugden nodig om hebzucht te effectueren. Alleen zo worden de slager, brouwer, bakker en ook de farmaceut succesvol. Ze moeten hun verstand gebruiken, geduld betrachten, maar bovenal: zich inleven in anderen. Producten waarop niemand zit te wachten, getuigen van navelstaarderij.

Wat dat betreft is zakendoen zelfs sociaal. Deze waardering komt van opmerkelijke zijde: niet van een rücksichtslose neoliberaal met een heilig geloof in de vrije markt, maar van de conservatieve filosoof Andreas Kinneging. In Geografie van goed en kwaad (2005), waarmee hij destijds de Socratesbeker won, laat hij zich inspireren door de inzichten van Adam Smith. Dat is zo verrassend omdat hij óók een lans breekt voor de kardinale deugden. Tevens herinnert hij de lezer eraan hoe actueel de hoofdzondeleer nog is. En dan toch die achting voor het eigenbelang.

Het is maar net hoe je dat definieert. Smith verstaat onder eigenbelang (‘own interest’ in het origineel) zoiets als zelfzorg. Dat is een tamelijk vriendelijke definitie, waarmee de meeste mensen kunnen instemmen. Maar als je een hardere betekenis hanteert van nietsontziend egoïsme, dan verliest het begrip zijn aantrekkingskracht. Dat wil zeggen: voor vrijwel iedereen, maar niet voor de Nederlandse arts-filosoof Bernard de Mandeville.

We onderschatten hoeveel we te danken hebben aan hebzucht (en aan de andere zonden), betoogde hij 70 jaar voor Smith al. In 1705 verscheen The Fable of The Bees, een ‘schandelijke’ tekst, zoals een Engelse grand jury het formuleerde. Eigenlijk betrof het een lang gedicht, waarvan de strekking was: de wereld gaat aan deugdzaamheid ten onder.

De auteur vergelijkt de samenleving met een bijenkorf. Bij aanvang van de fabel floreert die. Niet ondanks, maar – en dat was destijds een revolutionair inzicht – dankzij de zondige bijen. ‘Verdorven was elk onderdeel/ en toch een paradijs ’t geheel.’ In het echte leven gaat het precies zo. Een multinational die recordwinsten boekt? Hartstikke goed, zou Mandeville hebben gezegd als hij nu had geleefd; duizenden werknemers danken er hun baan aan. Hij klinkt als de betovergrootvoorouder van Gordon Gekko. ‘Greed is good,’ zei het iconische filmpersonage uit Wall Street (1987). ‘Vice is beneficial,’ viel er in de bijenfabel al te lezen.

Dat was nog eens een omkering aller waarden, waarvan we de implicaties nog steeds maar moeilijk kunnen accepteren. Nu gaat Mandeville tamelijk ver in zijn verheerlijking van de zonde. Zelfs schurken krijgen van hem een pluim omdat ze advocaten van werk voorzien. Dat is de cruyffiaanse logica van ‘elk nadeel heb zijn voordeel’. Zo valt alles goed te praten. Maar je kunt de bijenfabel ook lezen als een oproep om de brave Hendrik te wantrouwen. ‘De kale deugd kan naties niet doen leven/ in pracht’.

Deze boodschap is ruim 300 jaar na dato onverminderd actueel. In de bijenkorf gaat het mis als een vrome bij oppert om de zonde aan banden te leggen. Het doet denken aan de verontwaardiging bij politici van afgelopen najaar. Ze dreigden farmaciebedrijven met dwanglicenties om te komen tot ‘maatschappelijk aanvaardbare tarieven’. Ook moesten apothekers dure medicijnen desnoods maar namaken.

De verontwaardiging zou weleens averechts kunnen werken. Mogelijk kunnen sommige medicijnen goedkoper, maar veel goedkoper – laten we zeggen: Orkambi tegen kostprijs in plaats van 170.000 euro? Het miskent dat in die hoge prijs jaren van productontwikkeling zitten, ook voor medicijnen die nooit op de markt kwamen. Zo werkt innovatie immers: tegenover elk succes staan meerdere mislukkingen. Ondertussen worden daarvoor wel kosten gemaakt.

Wanneer je op grote schaal goedkope imitaties toelaat, ontneem je farmaceutische bedrijven de kans om hun investeringen terug te verdienen. En dat niet alleen. Uiteindelijk zijn patiënten de echte verliezers, schrijft Elsevier Weekblad in een recent commentaar. Schending van het patentrecht betekent ‘dat bedrijven miljarden investeren in een medicijn wetende dat het ze uit handen kan worden gegrist. Dat zal eerder leiden tot minder nieuwe medicijnen dan goedkopere.’

We zouden het haast vergeten door de nadruk op graaiende farmaceuten. Eén ding is nog erger dan hebzucht: de poging om die uit te roeien. Want de maatschappelijke discussie mag dan gaan over de vraag of medicijnen nagemaakt mogen worden, het échte wonder is dat er überhaupt iets valt na te maken. Zonder hebzucht was het nooit zover gekomen.