Falsificatie
Karl Popper (1902-1994)
Afwijkende resultaten en tegenvoorbeelden kunnen een theorie vooruit helpen.
Wat is het?
Een manier om de kwaliteit van theorieën vast te stellen. Popper laat zien dat een goede theorie weerlegd moet kunnen worden.
Wat doet het?
Het wijst op het belang van tegenvoorbeelden. Hoe bewijs je de hypothese dat alle zwanen wit zijn? De onderzoeker heeft meer aan één zwart exemplaar dan aan honderd witte.
Bij het onderbouwen van onze standpunten ligt gemakzucht op de loer. Zo worden warmterecords in het vroege voorjaar vaak aangehaald om de opwarming van de aarde te bewijzen, maar hoe overtuigend is deze strategie? Almaar meer voorbeelden aanvoeren leidt nergens toe, betoogde de Oostenrijkse filosoof Karl Popper. Tegen deze neiging bracht hij zijn falsificatiebeginsel in stelling.
Zijn filosofie
Volgens Popper moeten we op zoek naar weerleggingen van onze uitspraken. Weliswaar richt hij zich primair op theorievorming in de wetenschap, maar zijn richtlijn geldt voor iedereen die een stelling wil beargumenteren. Falsificatie betekent: oog hebben voor de uitzondering die zich niet zomaar laat inpassen in de argumentatie. Zulke tegenvoorbeelden kunnen het wetenschappelijk onderzoek frustreren, maar uiteindelijk leidt deze benadering tot betere theorieën dan wanneer deze nauwelijks op de proef worden gesteld.
Historische achtergrond
Zijn eigen positie typeerde Popper als ‘kritisch rationalisme’, onder meer in zijn beroemde De open samenleving en haar vijanden (1945). Met deze titel vergaarde hij wereldfaam als politieke denker, maar oorspronkelijk was hij wetenschapsfilosoof. Hij zette hij zich af tegen collega’s als Moritz Schlick en Rudolf Carnap, die zich tijdens het interbellum hadden verzameld in de Wiener Kreis. Uitgangspunt van deze groep was verificatie. De waarheid van uitspraken hangt af van de vraag of ze door empirische voorbeelden bevestigd kunnen worden.
Het probleem
In de kenleer staat deze kwestie te boek als het inductieprobleem. De wetenschap is altijd op zoek naar algemene uitspraken. Maar hoeveel waarnemingen zijn er nodig om zulke generalisaties te rechtvaardigen? Stel dat iemand wil aantonen dat alle zwanen wit zijn. Witte exemplaren turven is een heilloze aanpak, want na nummer honderd vind je er moeiteloos nog honderd, net zoals wéér een warmterecord geen automatische bevestiging is voor de stelling dat de aarde opwarmt. Anders gezegd: uitspraken onderbouw je niet via verificatie.
Even tussendoor… Meer lezen over Popper en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Oplossing
Het roer moet om. De aandacht dient verlegd te worden van de vele witte zwanen naar een zwarte zwaan. Eén exemplaar dwingt al tot herziening van de claim dat zwanen altijd wit zijn. Evenzo ligt de uitdaging voor klimaatwetenschappers in de dikke pakken sneeuw die er de afgelopen jaren ook zijn gevallen. De anomalie behoort tot het hart van het wetenschappelijk bedrijf. Zoeken naar bevestiging kan immers gemakkelijk uitmonden in zelfgenoegzaamheid. Het falsificatiebeginsel van Popper houdt ons alert.