Home 7 verhalen die we blijven lezen

7 verhalen die we blijven lezen

Door René Haerkens van den Brand en Maaike Korpershoek op 30 november 2016

7 verhalen die we blijven lezen
Cover van 12-2016
12-2016 Filosofie magazine Lees het magazine

Er zijn van die klassiekers die we maar blijven lezen omdat ze een diepe waarheid over de mens onthullen. Maak kennis met Gilgamesj, Odysseus en Antigone.


 

​Het Gilgamesj-epos

Het Gilgamesj-epos (± 2100 v.Chr.) is het oudste verhaal uit onze literaire geschiedenis. Het drieduizend regels tellende werk – gebikt in kleitabletten – is geschreven in het Akkadisch, een uitgestorven taal. Het verhaal vertelt over Gilgamesj, koning van Uruk – een stad in het huidige Irak. Gilgamesj heerste meedogenloos over zijn volk, dat hij onderdrukte en uitbuitte. Zijn grove acties zorgden ervoor dat zijn onderdanen de goden vroegen Gilgamesj tot de orde te roepen. Zij verhoorden hun gebeden door een vriend voor Gilgamesj te scheppen: Enkidu. Zo zou Gilgamesj’ aandacht niet langer gevestigd zijn op het volk, aldus de goden. Tijdens een van hun avonturen wordt Enkidu gedood. Gilgamesj wordt bang voor zijn eigen dood: ‘Zal ik niet zijn zoals hij, en ook gaan liggen om nooit meer op te staan, voor alle eeuwigheid?’ Hij gaat op zoek naar onsterfelijkheid. Gilgamesj zoekt zijn voorouder op, die een watervloed die de mensheid zou vernietigen overleefde. Hier zijn duidelijke overeenkomsten te vinden met de in de Bijbel beschreven Grote Vloed. In zijn zoektocht naar een oneindig leven raakt Gilgamesj er uiteindelijk van overtuigd dat de dood aanvaard moet worden, en dat het belangrijk is trots terug te kunnen kijken op het geleefde leven.

Het thema sterfelijkheid is door de eeuwen heen terug te vinden bij meerdere grote namen in de filosofie. Onder anderen Socrates en Martin Heidegger spraken over de omgang met de eigen dood. In de filosofie van Spinoza is de sterfelijkheid, net als in Het Gilgamesj-epos, terug te vinden als een te accepteren gegeven.

 

Odyssee – Homerus

De Odyssee (± 800 v.Chr.) beschrijft de reis van Odysseus, koning van Ithaka, die terugkeert van de Trojaanse Oorlog, waar hij als generaal aan Griekse zijde vocht. Odysseus beledigt Poseidon – god van de zee –, die het hem daarop onmogelijk maakt thuis te komen. Tijdens een tienjarige zwerftocht komt hij in aanraking met verschillende mythische wezens en barbaarse volken, die hij allemaal om de tuin weet te leiden.
Wat maakt de Odyssee tot een tijdloos verhaal? Het werk kan gezien worden als eerste definitie van de westerse beschaving zoals we deze nu nog kennen. Waar in de Ilias – een verslag van de Trojaanse Oorlog – de mens nog volledig gedomineerd wordt door de goden, staat hier de denkende mens centraal. In Odysseus’ woorden: ‘Wat een betreurenswaardige zaak is het dat men de goden de schuld zou geven, terwijl het de wandaden van de mensen zelf zijn die hun lijden bezorgen, erger dan welk lijden van hun lotsbestemming dan ook.’

De filosofen Adorno en Horkheimer schreven ten tijde van de Tweede Wereldoorlog hun Dialectiek van de Verlichting. Hoe kan het dat een beschaving, zoals in eerste vorm beschreven in de Odyssee, in staat is tot oorlogsgruwelen? Volgens Adorno en Horkheimer proberen we met ons denken de wereld te beheersen. De Odyssee toont als eerste de gevolgen hiervan in haar beschrijving van de zoektocht naar het ‘zelf’. Om tot een zelf te kunnen uitgroeien moet je allerlei natuurlijke driften onderdrukken. Op deze manier zette Odysseus de eerste stappen naar een totaal beheerste samenleving.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


 

Antigone – Sophocles

Sophocles’ tragedie Antigone (± 440 v.Chr.) vertelt het verhaal van de noodlottige vrouw Antigone uit de Griekse mythologie. Haar broer Polyneikes sterft in een poging om de troon, waarop hij rechtmatig aanspraak kan maken, te bemachtigen. Antigone besluit haar broer, die als staatsvijand wordt beschouwd, tegen de wetgeving in te begraven. Daarop wordt ze door de machthebber Kreon ter dood veroordeeld. De goden, die zich door het hele gebeuren getart voelen, uiten hun toorn door Kreon al zijn dierbaren te ontnemen. Verslagen blijft Kreon alleen achter. Het motto van de tragedie is duidelijk: om gelukkig te worden moet je verstandig handelen en de goden niet tarten.

De Duitse filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) stelde dat het lijden van een tragische held een middel is om tegenovergestelde eisen te verzoenen. Volgens Hegel is er in de Griekse tragedie geen conflict tussen goed en fout, maar tussen vormen van het goede die veel te verstrekkende eisen stellen. In Antigone staat Antigone symbool voor het geweten (haar plicht om haar broer te begraven) en Kreon voor de wet (staatsvijanden mogen niet begraven worden). In Antigone zien we de hegeliaanse dialectiek, de geleidelijke voortgang van gedachtegoed. Eerst is er een these (idee), dan volgt er een antithese (tegenovergesteld idee), waarop beide samenkomen in een synthese (samengestelde eenheid). Volgend op de these van Kreon (wet) en de antithese van Antigone (geweten) vindt synthese plaats: een catharsis – loutering – van de tragedie, het inzicht dat ethiek niet absoluut eenzijdig, maar eerder als geheel begrepen moet worden.


 

De goddelijke komedie – Dante

Het epos De goddelijke komedie (1320) van Dante Alighieri beschrijft zijn denkbeeldige reis door de drie rijken van het christelijke hiernamaals: de hel, de louteringsberg en de hemel. De Romeinse dichter Vergilius, door Dante diep bewonderd, vergezelt hem. Eenmaal aangekomen bij de hemelpoort begeleidt Beatrice, de onbeantwoorde liefde van Dantes leven, hem de hemel in. Tezamen verschijnen ze voor God. Dantes epische gedicht handelt over het vraagstuk van de verlossing dan wel de verdoemenis van de mens. Zoals hij treffend verwoordt: ‘Ziet u de hedendaagse wereld dwalen: de oorzaak wordt u in uzelf gewaar.’

De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben (1942) heeft vrij recentelijk een innovatieve interpretatie van Dantes Komedie uitgewerkt. Agamben stelt dat een tragedie bewonderenswaardig en vredig begint, maar vuil en verschrikkelijk eindigt. Een komedie begint juist verschrikkelijk, maar eindigt voorspoedig en behaaglijk. Het ‘komische’ aan Dantes gedicht is de menselijke reis van schuld naar onschuld. Agamben maakt onderscheid tussen onze natuur en onze persoon. Volgens de christelijke doctrine wordt ieder mens vanwege de zondeval van nature met zonde geboren. De passie van Christus transformeert deze natuurlijke, objectieve schuld echter in een zaak van persoonlijke, subjectieve boetedoening. Zo is het voor ieder mens mogelijk om zijn eigen persoonlijke zonde te overwinnen. Deze reis van boetedoening ondergaat Dante als protagonist van zijn Komedie. Hij neemt zijn schuld aan zonder zich er volledig mee te identificeren. Door de reis te maken verlost Dante zich van zijn persoonlijke schuld en keert hij terug naar zijn natuurlijke onschuld.


 

Hamlet – Shakespeare

In Shakespeares wraaktragedie Hamlet (± 1600) treft het noodlot nagenoeg iedereen. Claudius vermoordt zijn broer, eist diens troon op en trouwt met de weduwe. De geest van de overleden koning roept zijn zoon Hamlet op tot wraak. Hamlet vraagt zich af ‘te zijn of niet te zijn’: is het nobeler om het lot te ondergaan – te zijn –, of om het te beëindigen door het tegen te werken – niet te zijn? Volgens hem ondervinden we liever de pijn van het leven dan de dood. Claudius wil Hamlet laten ombrengen. De ene na de andere intrige speelt zich af – met alle fatale gevolgen van dien.

De Frans-Amerikaanse filosoof René Girard (1923-2015) was ervan overtuigd dat Hamlet niet zozeer draait om Hamlets aarzeling om wraak te nemen – de gangbare opvatting – als wel om Shakespeares behandeling van wraak zelf. Girard zag in Hamlet een niemandsland tussen wraak en geen wraak: het niemandsland van ‘zieke wraak’. Zolang wraak wordt geaccepteerd, heeft het menselijk handelen een zekere herkenbare wederzijdse structuur. Opponenten anticiperen op elkaars stappen en moeten elkaar daardoor verrassen. Een spel van omgekeerde psychologie leidt er uiteindelijk toe dat strategieën steeds subtieler worden – steeds minder handelen en meer uitdenken. Als Claudius op een zeker moment bidt, benut Hamlet die kans niet om wraak te nemen. De reden kan zowel wilszwakte als ultieme berekening zijn, zowel instinctieve humaniteit als verfijnde wreedheid – Hamlet weet dat zelf niet eens, aldus Girard. De ontbinding van alle culturele begrenzingen bereikt zo de verste uithoeken van het menselijke bewustzijn.


 

Op zoek naar de verloren tijd – Proust

In de zevendelige romancyclus Op zoek naar de verloren tijd (ca. 1908-1922) vertelt Marcel Proust het verhaal van een negentiende-eeuwse jongeman die schrijver wil worden. De jongen groeit op in een rijke aristocratische familie – iets wat zijn literaire ambitie aanvankelijk in de weg staat. Later, na een periode van ziekte en oorlog, merkt de jongen op hoe leeg zijn aristocratische leven was. Dit inzicht komt mede wanneer hij uit zijn vertrouwde omgeving is weggetrokken, de wereld ontdekt en in aanraking komt met de liefde en homoseksualiteit. De jongen tracht al schrijvend zijn ‘verloren tijd’ vast te leggen.

Volgens Proust is literatuur bij uitstek de manier om kennis over te dragen. Literatuur geeft ons zicht op de waarheid. Deze waarheid wordt geabstraheerd uit persoonlijke ervaringen, die op hun beurt weer verwijzen naar algemene menselijke wetten. Wanneer je de ervaringen van je personages analyseert, leer je dus ook jezelf kennen. Proust schreef: ‘Mijn werk moet zijn als het instrument dat ik ooit bij mijn opticien in Combray heb gekocht: het middel waarmee de lezer zal leren zichzelf te zijn.’
Ook filosoof Paul Ricoeur, een enthousiast lezer van Proust, meent dat verhalen de sleutel tot waarheid en zelfkennis zijn. Wanneer je schrijft over personages, kijk je volgens Ricoeur noodzakelijkerwijs ook naar jezelf. De reflectie op je personages betekent dus ook een reflectie op jezelf. Op deze manier ‘lees’ je jezelf, met behulp van je eigen literaire werken.


 

Het proces – Kafka

Kafka’s Het proces (1915) is een surrealistische roman waarin hoofdpersoon Josef K. verdachte is in een ondoorgrondelijke rechtszaak. K. weet niet eens wat de aanklacht is en wordt bijgestaan door een advocaat van weinig waarde. De situatie is uitzichtloos. K. krijgt van een insider het advies om zijn zaak zo lang mogelijk te rekken. Een kapelaan vertelt hem een parabel om zijn situatie uit te leggen: ‘Je hoeft niet alles als waar te accepteren, alleen maar als noodzakelijk.’ Daarop zegt K.: ‘Een deprimerende gedachte: de leugen gemaakt tot de regel van de wereld.’ Uiteindelijk gaat hij gedwee zijn opgelegde dood tegemoet.

De Franse filosoof Jacques Derrida (1930-2004) beschouwde de parabel, ‘Voor de wet’ genaamd, als een tekst die bij uitstek de raadselachtige verhouding tussen taal en betekenis duidt – terug te zien in Het proces zelf. In de parabel komt een man van het platteland naar de poort van de wet en vraagt hij de poortwachter om toegang. Die wordt hem echter niet verleend, wat de man ook doet. Jaren verstrijken, en eenmaal stervende vraagt de man waarom er nooit iemand anders om toegang heeft gevraagd. De wachter antwoordt dat de poort alleen voor hem bestemd is, en dat hij die nu zal sluiten. De tekst beschermt en onderhoudt zichzelf, stelde Derrida: net als de wet spreekt die enkel over zichzelf. De tekst plaatst de lezer voor de wet. K. is als de man van het platteland – en wij, de lezers van Het proces, in zekere zin ook.