Liefde doet pijn, wist Lev Tolstoj maar al te goed. In zijn boek Anna Karenina (1877), dat zich afspeelt in de hoogste kringen van de Russische maatschappij, raakt de getrouwde Anna verstrikt in een hartstochtelijke liefdesrelatie met de schatrijke en vrijgezelle graaf Vronski. Anna besluit haar man te verlaten en wordt vervolgens als ‘gevallen vrouw’ door iedereen in haar omgeving verguisd. Wanneer ze ook nog begint te vermoeden dat Vronski niet meer van haar houdt, werpt ze zich voor een trein.
Iedereen die liefdesverdriet heeft gehad kan zich wel enigszins inleven in Anna’s radeloosheid en angst om door Vronski te worden afgewezen. Toch, stelt de Frans-Israëlische socioloog Eva Illouz, neemt liefdespijn in de huidige, laatmoderne tijd meestal andere vormen aan dan die van Anna Karenina. Waar Anna vooral lijdt aan de maatschappelijke normen die haar niet toestaan om als vrouw haar eigen leven vorm te geven, lijden we tegenwoordig vooral aan onszelf. Steeds weer, ziet Illouz, gaan we op zoek naar hoe we onbewust onze eigen liefdespijn veroorzaken: we zeggen dat we last hebben van bindingsangst, onveilig gehecht zijn of te hoge eisen hebben.
‘Op de liefdesmarkt is niet iedereen gelijk’
In haar boek Waarom liefde pijn doet (2007) schrijft Illouz dat de laatmoderne mens zich bevindt in een ‘Freudiaans discours’. De Weense psychoanalyticus Sigmund Freud dacht dat onze voorkeuren voor de liefde al gevormd worden in onze vroegste jeugd. Ook de klinische psychologie stelt dat een liefdesleven verklaard kan worden aan de hand van de psychische geschiedenis van het individu. Maar daarin schuilt een vreemde paradox: hoewel moderne vormen van liefdespijn – alleen thuiskomen na een avond uit, overweldigd zijn door te veel opties in datingapps, diepe teleurstelling na een scheiding – door veel mensen gedeeld worden, zoeken we de oorzaak van deze pijn vooral in onszelf. We proberen ons ‘ik’ met psychische analyse te doorgronden, maar wie is de ‘ik’ die liefheeft nu precies? Is die ‘ik’, zoals Illouz suggereert, niet veeleer een ‘wij’?
Wie ben ik?
‘Ken uzelf!’ luidt het bekendste filosofische adagium uit het oude Griekenland – en die opdracht nemen we tegenwoordig uiterst serieus, vooral als het om de liefde gaat. Zo kun je op websites als Psyned ontdekken hoe ‘jouw hechtingsstijl jouw relaties beïnvloedt’, lees je in het boek Verbonden. Hechting en liefde (2016) dat ‘een goede liefdesrelatie geen toeval [is] maar een kwestie van zelfkennis en inzicht’, en draagt het eerste hoofdstuk van het boekje Dating for dummies (2006) de titel ‘Wie ben ik?’.
In de laatmoderne tijd zijn we liefde gaan beschouwen als een uiting van ons ‘ik’, zegt antropoloog Rahil Roodsaz, die aan de Universiteit van Amsterdam onderzoekt hoe mensen hun romantische relaties vormgeven. ‘Liefde is symbool komen te staan voor vrijheid. Vroeger, is het verhaal, werd je liefdesleven beperkt door allerlei regels en verwachtingen binnen je gemeenschap; mensen dienden te trouwen met iemand van dezelfde stand en naar de wensen van hun familie te luisteren bij het uitkiezen van een partner. Maar tegenwoordig bepalen we zelf wie we liefhebben, menen we. Wie je liefhebt en hoe je liefhebt, is een uiting geworden van wie jij ten diepste bent.’
Volgens Illouz gaat dit heroïsche narratief, waarin we ons los hebben geworsteld van maatschappelijke verwachtingen en ons hart zijn gaan volgen, voorbij aan het feit dat we nog steeds door allerlei maatschappelijke regels en normen worden gevormd. Maar terwijl het vroeger de norm was dat mensen zichzelf als deel van een gemeenschap zagen, worden we nu geacht onszelf te beschouwen als vrije individuen met een diep innerlijk leven, schrijft Illouz. ‘Het feit dat we psychologische entiteiten zijn – dat wil zeggen, dat onze psychologie zoveel invloed op onze bestemming heeft – is zelf een sociologisch feit.’ Roodsaz vult aan: ‘Om je hart te volgen moet je wel weten hoe dat hart in elkaar zit. Het is de norm dat we onszelf analyseren met vragen als: kan deze persoon mij geven wat ik ten diepste nodig heb? Als ik van hem houd, hoe diep gaat die liefde dan? En we analyseren de ander: heeft mijn geliefde narcistische trekken? Wat is zijn of haar liefdestaal?’
Tekst loopt door onder afbeelding

Liefdesmarkt
Dit constante psychische onderzoek komt volgens Illouz voort uit het ontstaan van de zogenaamde ‘liefdesmarkt’. Illouz is geïnspireerd door de Hongaarse econoom en antropoloog Karl Polanyi, die in zijn boek The great transformation (1944) beschrijft hoe de economie aan het begin van de twintigste eeuw gekenmerkt werd door een toename van ‘zelfregulerende markten’. Waar de economie eerder vooral in dienst stond van de maatschappij, transformeerde deze begin twintigste eeuw tot een vrij domein, losstaand van de politiek en van sociale normen en waarden. Iets vergelijkbaars, meent Illouz, gebeurde met de liefde. Waar de liefde tussen twee mensen eerst een uiting was van de geldende morele en maatschappelijke normen, is er nu sprake van een ‘vrije ontmoetingsmarkt’ waarop individuen elkaar kunnen treffen en in vrijheid kunnen ontdekken of ze bij elkaar passen.
Het idee is dat iedereen op de liefdesmarkt met iedereen kan concurreren: gender, klasse, culturele achtergrond of ras maken daar niet uit. ‘Maar in feite zijn onze liefdeslevens nog grotendeels gestructureerd door oude machtsongelijkheden,’ zegt Roodsaz. ‘Rijke mensen daten veelal rijke mensen, witte mensen veelal witte mensen.’ Ook Illouz problematiseert het idee dat iedereen op de liefdesmarkt gelijk is. In Waarom liefde pijn doet schrijft ze dat in kapitalistische economieën bezit en kapitaalstromen veelal door mannen worden gecontroleerd, ‘waardoor het huwelijk en de liefde voor de vrouw cruciale factoren worden om maatschappelijk en economisch te overleven’. Bindingsangst, ziet zij, komt het vaakst voor bij mensen die economisch onafhankelijk zijn en dus meer opties hebben: ‘bij mannen uit hogere milieus die de maatschappelijke, culturele en economische middelen controleren, en bij goed opgeleide, economisch onafhankelijke vrouwen uit de middenklasse’.
Roodsaz: ‘In mijn onderzoek naar polyamorie zag ik dat zwarte mensen en mensen van lagere klassen minder serieus worden genomen in de polyamoureuze gemeenschap: ze worden vaak gezien als te achtergebleven om zo’n “uitdagende” relatievorm aan te gaan. Dit soort ongelijkheden wordt vaak toegedekt door het Freudiaanse idee dat we de herkomst van gevoelens van liefdespijn zoals jaloezie of verlatingsangst vooral in onszelf moeten zoeken. Terwijl zulke negatieve emoties ook kunnen worden veroorzaakt door ongelijke machtsverhoudingen.’
Zelfwaarde
Reduceren Roodsaz en Illouz de liefde niet te veel tot een culturele aangelegenheid? Is er niet iets fundamenteels aan de liefde, zoals een gevoel van verbondenheid en genegenheid, dat niet bepaald wordt door de specifieke tijd waarin we leven?
‘Tegenwoordig staan we in de liefde zelf op het spel’
‘Ik zie in mijn onderzoeken dat mensen oprecht op zoek zijn naar wat de Duitse socioloog en filosoof Hartmut Rosa resonantie noemt: het gevoel van echte verbinding of weerklank met de ander,’ zegt Roodsaz. ‘Maar waarom zouden oprechte gevoelens niet ook cultureel kunnen zijn? We zijn geneigd te denken dat emoties óf oprecht óf cultureel bepaald zijn, maar de mens is een cultureel wezen: er is geen voelend of denkend “ik” dat voorafgaat aan de cultuur.’ Roodsaz pakt het boek The promise of happiness (2010) van de Brits-Australische filosoof Sara Ahmed uit haar boekenkast. ‘Ahmed laat zien: hoe cultureel gelaagder een emotie, hoe intenser we deze vaak ervaren. Neem schaamte: hoe sterker de culturele normen over wat wel en niet mag, hoe dieper je je schaamt als je die normen overtreedt. Iets vergelijkbaars geldt voor de liefde. Hoe meer er volgens de geldende culturele normen op het spel staat, hoe intenser de liefdesvreugde en het liefdesverdriet. En tegenwoordig staan we in de liefde zélf op het spel.’
Met het ontstaan van de liefdesmarkt is amoureuze afwijzing volgens Illouz veel persoonlijker geworden: in de premoderne tijd werden mensen vaak afgewezen vanwege hun lage economische positie, maar nu betekent een afwijzing eerder een weigering van wie jij bent als persoon. ‘Mede daarom is de liefde ook zo’n overweldigende ervaring,’ zegt Roodsaz. ‘Het verliefde individu is volgens Illouz “ontologisch onzeker” geworden: bevestiging dat iemand van je houdt is de bevestiging geworden dat jij als mens de moeite waard bent. Vooral nu mensen minder vaak zeker zijn van een vaste baan of een duidelijke maatschappelijke rol, halen ze hun gevoel van zelfwaarde vaak uit hun liefdesrelatie. Als de relatie dan stukloopt, gaat dat vaak samen met het diep teleurgestelde gevoel dat jij gefaald hebt.’
Noodzakelijk absurd
Tegelijkertijd is er sprake van een zekere apathie als het om liefde gaat, vervolgt Roodsaz. ‘Volgens Ahmed zijn we onze emoties steeds rationeler gaan analyseren met behulp van therapeutische taal. Emoties zijn voor ons een soort entiteiten geworden die we evalueren, inspecteren, bediscussiëren, kwantificeren en uitwisselen. Maar door al dat geanalyseer kunnen we ons niet zo goed aan de liefde overgeven.’ Zo twijfelen we aan wat we voelen: hoe weet ik of mijn liefde voor deze persoon oprecht is? Ik ben nu verliefd, maar voor hoe lang nog? En we twijfelen aan wat de ander voelt, omdat emoties en daden meer dan vroeger van elkaar zijn losgekoppeld: dat iemand het bed met je deelt, betekent nog niet dat diegene van je houdt.

Waarom houden we van iemand?
Dat de liefde een uiting is geworden van wie jij bent, betekent ook dat veel mensen het lastig vinden zich permanent te committeren. We zitten volgens Illouz met een paradox. We bevinden ons in een cultuur die de nadruk legt op constante zelfrealisatie: het ‘zelf’ is een project dat zich moet blijven ontwikkelen. Tegelijkertijd zoeken we naar de ware die echt bij ons past. Maar hoe weet je nu of degene die nu bij je past ook bij je blijft passen? En hoe weet je of jouw soulmate niet nog steeds verstopt zit tussen al die andere opties in je datingapp?
Zo vertelde een van Illouz’ respondenten tijdens een onderzoek dat hij het had uitgemaakt met zijn vriendin, omdat hij niet wist of hij voor altijd verliefd zou kunnen blijven. Illouz verwijst naar de Franse filosoof Jacques Derrida, die in Mémoires. Pour Paul de Man (1988) schrijft dat een liefdesbelofte zoals ‘Ik blijf je altijd trouw’ noodzakelijk iets absurds heeft. ‘Een belofte,’ schrijft Derrida, is ‘altijd excessief. Zonder dit essentiële exces zou ze gewoon een beschrijving worden van de kennis die we van de toekomst hebben.’ In de liefde zoeken we deze absurditeit steeds weer op, en tegelijkertijd kunnen we die steeds moeilijker aanvaarden.

Waarom liefde pijn doet
Eva Illouz
De Bezige Bij
352 blz.