Parijs, eind achttiende eeuw: de afkondiging van vrijheid en gelijkheid verandert de stad in een moordtoneel. ‘In die tijd leefde er in Frankrijk een geniaal mens – Napoleon’ schrijft Tolstoj in zijn magnum opus Oorlog en Vrede (Volna i mir, 1869). ‘Hij won altijd, overal, dat wil zeggen: hij blies vele mensen het licht uit, zo geniaal was hij; en hij trok er om de een of andere reden op uit om Afrikanen af te maken, en dat doden ging hem zo goed van de hand en hij was zo listig en schrander dat hij na zijn terugkeer in Frankrijk iedereen bevel gaf hem als heerser te erkennen. En iedereen gehoorzaamde hem.’
Het is moeilijk om de ironie van Tolstoj niet op te merken: hij bespot hier de geschiedschrijving van zijn tijd. Waarom is het groots om ‘vele mensen het licht uit te blazen’? Napoleon is voor Tolstoj helemaal niet de centrale figuur van de geschiedenis. De eigenlijke geschiedenis bestaat volgens hem uit de levens van gewone mannen en vrouwen; reële ervaringen van reële mensen. In Oorlog en Vrede heeft hij niet voor niets bijna tweeduizend bladzijden nodig om recht te doen aan Rusland tussen 1805 en 1814.
Gedetailleerd beschrijft hij de levens van de families Rostow en Bolkonski; vorst Ardrej, de goedhartige Pierre, de roem en de vernietiging van het slagveld, de hartstochten van de aristocratie: bals, salons en liefdes. Hij doet echter meer dan het vertellen van een verhaal. Want in enkele filosofische passages veegt hij de vloer aan met de geschiedbeoefening van zijn tijd en zet hij uiteen hoe de historische waarheid wél moet worden begrepen.
De filosofische passages werden lange tijd beschouwd als slechts een onderbreking van het verhaal. Dat verandert tachtig jaar na het verschijnen van Oorlog en Vrede, als Isaiah Berlin zijn prachtige essay De egel en de vos schrijft. Gedreven door zijn liefde voor de concrete werkelijkheid – die zich niet in één harmonieus stelsel laat kennen – schetst Berlin met Slavische gepassioneerdheid de filosoof Tolstoj als ‘de meest tragische figuur onder alle grote schrijvers, een wanhopige oude man (…) die, de ogen eigenhandig uitgestoken, rondzwierf in Kolonos’.
Volk
Waarin bestond Tolstojs tragedie? Volgens Berlin kon hij zijn waarnemingen niet verzoenen met zijn geloof. Hij wilde geloven in één harmonieus alomvattend geheel. Wijsheid dacht hij te kunnen vinden in de onbedorven diepte van de massa van het volk. Hij pleitte daarom voor een eenvoudige christelijke ethiek, die niets te maken had met ingewikkelde theologie of metafysica. Daarvan was hij bekend; hij leefde ernaar, en velen volgden hem daarin. Maar om zich heen nam Tolstoj chaos en oorlog waar.
Zijn opvatting van geschiedenis komt voort uit zijn wens om door te dringen tot de eerste oorzaken. Hij wilde begrijpen hoe en waarom de dingen gebeuren zoals ze gebeuren, en niet anders. Toch lukte het hem niet om de veelheid van zijn waarnemingen te integreren in één allesomvattend geheel. Hij kon niet anders concluderen dan dat er vele gebeurtenissen zijn die even vele oorzaken hebben. Maar in het kennen van die oorzaken zag hij het menselijke kenvermogen ernstig tekortschieten. Voor het verstand – dat van Napoleon even goed als dat van de nederigste van zijn soldaten – zijn álle oorzaken niet te overzien. Niet in de situatie zelf, en al helemaal niet voor de geschiedschrijving.
Het idee dat Napoleon de loop der gebeurtenissen zelf zou kunnen bepalen noemt hij daarom een illusie, waaraan ook Napoleon zelf niet ontkwam. Dit ‘Corsicaanse monster, dat alle rust in Europa verstoorde’ was alleen zo onwetend en ijdel, dat hij liever de verantwoordelijkheid voor het leven en de maatschappij aanvaardde – alle wreedheden die in zijn naam werden gerechtvaardigd – dan dat hij zijn eigen onbeduidendheid en onmacht erkende.
Wanneer de geschiedschrijving Bonapartes bevelen en beslissingen centraal stelt, dan geeft dat een vertekend beeld. Want alleen die bevelen en beslissingen die toevallig hebben geleid tot wat er zich later heeft voorgedaan, staan dan opgetekend. Terwijl een heleboel andere – volstrekt overeenkomstige orders – zijn vergeten, omdat die door een ongunstige speling van het lot niet konden worden uitgevoerd.
Maar met dit historische scepticisme bracht Tolstoj zich in ernstige moeilijkheden. Want als de mens wordt bepaald door oorzaken die hij niet kan overzien, dan moet de (wils)vrijheid immers een illusie zijn? En daarmee dacht hij het geestesleven – vrijheid, verantwoordelijkheid, vreugde, verdriet – in één klap te hebben vernietigd. Door deze patstelling werd hij verscheurd. Hij wilde niet meer zien wat hij waarnam, en hij wenste enkel nog te geloven in de eenvoud. Eigenhandig stak hij zijn ogen uit.
Waar in De egel en de vos Berlins kruistocht tegen het monistische wereldbeeld op de voorgrond speelt, blijft de vrijheidsthematiek er nog op de achtergrond. Enkele jaren later formuleert hij in zijn beroemde tekst Twee opvattingen van vrijheid pas echt het antwoord op de vraag hoe vrijheid binnen een pluralistisch wereldbeeld kan bestaan.
Berlin gaat daarin allesbehalve op zoek naar één universeel ordenend principe waarin alle antwoorden op harmonieuze wijze samenvallen. Hij is juist fel gekant tegen een dergelijk stelsel. Dat leidt volgens hem alleen maar tot intolerantie en wreedheden. ‘De overtuiging dat er een definitieve oplossing bestaat is meer dan enige andere verantwoordelijk voor de slachting van individuen op het altaar van de grote historische idealen: rechtvaardigheid, vooruitgang (…) of zelfs de vrijheid.’
Berlin verlaat de tragische positie van Tolstoj door het zoeken naar een overkoepelend geheel op te geven en daarvoor in de plaats het pluralisme te stellen. Wat daarbinnen rest, is het teruggrijpen op de empirische waarneming en op de gewone menselijke kennis. Berlin zal, in zijn terminologie, niet kiezen voor de ‘positieve vrijheid’ van Tolstoj, maar voor wat hij noemt ‘negatieve vrijheid’. Dat is de typisch liberale vrijheid die ervan uitgaat dat vrijheid betekent niet door anderen belemmerd te worden. Zijn vrijheid is minder groots dan die van Tolstoj, maar volgens Berlin wel de minst gevaarlijke.