Als de Vlaamse filosofe Tinneke Beeckman (1976) oude teksten van zichzelf herleest, vraagt ze zich af wie die eigenlijk geschreven heeft. ‘Er overvalt me dan een gevoel van vervreemding,’ zegt Beeckman, zittend in een Amsterdams etablissement. ‘Met name als ik de ideeën met zekerheid heb neergepend, maar me niet kan herinneren ooit zo te hebben gedacht. Wie was de “ik” die dit meende? En als die persoon verdwijnt zonder dat ik het opmerk, wie ben “ik” dan?’
Het is een vreemde ervaring, vervolgt Beeckman. ‘Ik zeg “ik”, ongeacht hoezeer ik veranderd ben. De ik van twintig jaar geleden is een heel andere dan die van nu. Tegelijkertijd ervaar ik een gevoel van continuïteit; natuurlijk ben ik gewoon mezelf. Maar waarom herken ik mezelf dan soms niet?’ Het is een van de hersenspinsels die Beeckman uiteenzet in haar nieuwe boek Ken jezelf. Een openhartige filosofie. Deze ervaring is niet typerend voor haar, vervolgt ze, maar universeel.
Tinneke Beeckman (1976) is een Vlaamse filosofe. Eerder publiceerde ze Door Spinoza’s lens. Een oefening in levensfilosofie (2012), Macht en onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting (2015) en Machiavelli’s lef. Levensfilosofie voor de vrije mens (2018). Ze is columniste van De Standaard en schreef een reeks filosofische vragen voor Knack Magazine.
‘Anderen kunnen dit bijvoorbeeld hebben als ze hun dagboeken teruglezen.’ Dat is direct een punt dat Beeckman wil benadrukken bij het filosofische credo ‘Ken jezelf’. ‘Daarbij gaat het niet om egogerichte introspectie. Het gaat om naar jezelf kijken, om van daaruit de mens in het algemeen beter te begrijpen. Dus niet om de romantische illusie dat er een authentiek zelf in ieder persoon zit, dat je kunt ontdekken als je diep genoeg graaft. Nee, door jezelf te bevragen kun je je relatie tot de werkelijkheid verduidelijken: wat kun je, en wat kun je niet? Wie ben je, en wie niet? Wat is waar, en wat is onwaar?
Niet weten
‘Ken jezelf’ – of ‘Ken uzelve’ – is een van de bekendste en oudste filosofische spreuken. Het stond gebeiteld in de tempel voor Apollo in Delphi en op de Agora in Athene (Gnothi seauton). De spreuk is voor verschillende filosofen van groot belang geweest. Beeckman: ‘Voor Socrates was dit gezegde de leidraad voor zijn filosofische gesprekken. Het orakel van Delphi had hem verteld dat hij de wijste van alle mensen is, terwijl Socrates juist zei: “Het enige wat ik weet, is dat er veel is dat ik niet weet.”’ Maar hij wil de goden ook niet tegenspreken. ‘Daarom gaat Socrates te rade bij mensen die beweren wél iets te weten. Maar met zijn rake vragen legt hij bloot dat zijn gesprekspartners zelden hun argumentatie goed hebben doordacht. Vaak herhalen ze wat ze hebben geleerd in hun opvoeding of opleiding, of ze laten zich leiden door doxa, de meningen van andere burgers.’ Jezelf kennen blijkt lastiger dan gedacht. ‘Het gaat om die botsing: je denkt dat je iets weet, maar als je verder graaft, blijkt dat niet zo te zijn.’
Ook voor Nietzsche was de spreuk een levensmotto. Bij hem gaat het om het inzicht in je eigen vermogens, zodat je ook kunt inzien welke uitdagingen je jezelf moet stellen. ‘Het is heel psychologisch bij Nietzsche. Hij schrijft dat we onszelf vaak dingen wijsmaken. Bijvoorbeeld dat lijden niet erg is, als je maar weet waarvoor je lijdt – daarom zouden mensen volgens hem in foutieve, transcendente ideeën geloven. Terwijl lijden deel uitmaakt van het leven.’
‘Zelfkennis zegt veel over de rest van de wereld’
Beeckman heeft de spreuk ‘Ken jezelf’ op een eigen manier geïnterpreteerd. Of eigenlijk op vier manieren, die overeenkomen met de vier delen van haar boek. In elk deel staat een vraag centraal, wat verschillende aanvliegroutes voor zelfkennis oplevert: wie ben je? Wat voel je? Wie wil je zijn? Hoe leef je en hoe sterf je? Elk deel bestaat uit columns – deels eerder gepubliceerd, deels nieuw – waarin wordt gereflecteerd op subthema’s bij de hoofdvraag.
Om jezelf te leren kennen moet je eerlijk zijn tegenover jezelf. Kunnen we dat wel?
‘Het was geloof ik Benjamin Franklin die zei dat als je de waarheid wilt weten over jezelf, je aan je vijanden moet vragen wat ze van je vinden.’ Een korte lach. ‘En toch kunnen we denk ik ook eerlijk zijn tegenover onszelf, in elk geval bij vlagen. En we kunnen er ook beter in worden. Ik merk dat ouder worden daarbij een rol speelt. Als iemand boos op me is, vind ik het tegenwoordig makkelijker om het standpunt van de ander te begrijpen – het is makkelijker geworden om meerdere perspectieven in te nemen, ook ten aanzien van mezelf. Dat is van belang om een vollediger beeld van jezelf te krijgen. Daaraan zie je ook: zelfkennis gaat altijd ook over de rest van de wereld, niet alleen over jou.’
Hopelijk kunnen we om zelfkennis te verkrijgen meer doen dan passief afwachten tot we ouder zijn.
‘Simpelweg ouder worden is sowieso niet genoeg. Je moet wel bereid zijn om naar jezelf te kijken, waarbij je je ervan bewust moet zijn dat een obsessie met jezelf geen zelfkennis oplevert. Dus eindeloos foto’s van jezelf maken om die vervolgens met anderen te delen gaat je niet verder helpen. Het levert wel een prettig, overzichtelijk beeld op: een tijdlijn van belangrijke momenten, uitgezocht door jezelf. Maar zoals de Siciliaanse schrijver Pirandello schrijft: “Je kunt jezelf niet kennen in een pose, als een beeld, zonder leven. Wanneer mensen levend zijn, dan leven ze, ze zien zichzelf niet.”’
Tekst loopt door onder afbeelding
Wat moeten we dan wel doen?
‘Erkennen dat er een onbekendheid is met jezelf en die willen onderzoeken. Ieder mens heeft blinde vlekken: eigenschappen die hij niet opmerkt, een manier van denken waar hij zich niet bewust van is. Wanneer je denkt, ga je met jezelf in gesprek: je stelt een vraag en geeft een antwoord. Je kunt ook overleggen met denkbeeldige gesprekspartners, om je denken te verruimen. Die uitwisseling kun je zelfs met denkers en schrijvers hebben. Het gaat dus om het aannemen van een specifieke houding. En dat kunnen jongere mensen natuurlijk ook.’
Zijn er hulpmiddelen om tot zelfkennis te komen?
‘Literatuur kan je helpen om jezelf beter te leren kennen. Een van mijn favorieten is George Eliot. In haar roman Middlemarch worstelen de personages omdat ze zichzelf niet goed kennen. Eliot geeft fantastische voorbeelden van de manieren waarop mensen zichzelf kunnen voorbijlopen, omdat hun handelingen worden aangestuurd door verlangens waarvan de personages zich amper bewust zijn. Zo wordt de protagoniste, Dorothea, dusdanig verblind door een ideaalbeeld dat ze niet ziet dat haar toekomstige echtgenoot gefrustreerd en ijdel is, en haar niet liefheeft.’
In haar boek schrijft Beeckman: ‘Eliot toont hoe beperkt het individuele perspectief is: eenieder kijkt naar de wereld vanuit de eigen verbeelding, verlangens en belangen. Wijsheid bestaat erin dat perspectief open te breken, en te zien hoe mensen met het leven zelf verbonden zijn.’
Interessant aan een dergelijke roman, zegt Beeckman, is dat je je eigenlijk in alle personages kunt herkennen. ‘Je hoopt natuurlijk dat je niet lijkt op de minder fraaie personages, maar je kunt daar nooit helemaal zeker van zijn – vanwege die onbekendheid met jezelf, en ook omdat je “ik” dus verandert gedurende de jaren.’
‘Mensen maken zichzelf vaak dingen wijs’
In uw boek gebruikt u veelvuldig voorbeelden uit de literatuur. Hoe verhoudt filosofie zich tot literatuur?
‘De filosofie houdt zich bezig met begrippen: met concepten verwijs je naar bepaalde ervaringen. Die concepten verduidelijken wat iets is ten opzichte van iets anders. Bijvoorbeeld: schaamte is niet hetzelfde als schuld. Maar wat is schaamte dan precies, en wanneer voel je het? Dat probeer je dan te verduidelijken. Dat verduidelijken is niet zonder consequenties: filosofische begrippen maken verschil in de werkelijkheid. Als je begrippen anders invult, ga je namelijk ook op een andere manier leven.
Begrippen verwijzen altijd naar een concrete realiteit, die in romans tot leven wordt gewekt. Literatuur kan daarmee filosofische concepten illustreren en uitleggen met een soort raffinement dat ik als filosoof niet heb. De wisselwerking tussen filosofie en literatuur zorgt ervoor dat je concepten kunt afbakenen zonder dat het te abstract wordt. En meegesleept worden in een literair verhaal kan door de filosofie erop los te laten meer worden dan dat.
Je hoeft overigens niet direct te snappen wat een verhaal met jou doet of je laat inzien. Lezen vraagt om openheid en geduld. Virginia Woolf wijst erop dat een boek vaak later terugkeert in je gedachten, maar op een andere manier dan je had voorzien. Tegelijk ben jij ook veranderd. Traagheid is soms de snelste weg.’
U schrijft dat emoties niet losstaan van iemands ideeën over zichzelf of de wereld.
‘Emoties zijn ook een manier om naar de wereld te kijken. Ik denk dat er altijd een interactie is tussen rede en emoties – ze worden vaak onterecht tegenover elkaar geplaatst. Emoties geven aan hoe je dingen interpreteert, hoe je ze aanvoelt. Door stil te staan bij wat je voelt en te proberen te achterhalen waarom dat zo is, kun je meer over jezelf te weten komen. Maar je zult je emoties nooit helemaal kunnen controleren. Soms merk ik een controledwang op in onze maatschappij: hoe kan ik leven zonder die lastige gevoelens? Maar het gaat er juist om te leven mét die gevoelens.’
Even tussendoor… Meer lezen over filosofie, emoties en identiteit? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Schaamte is een emotie die u zelf goed kent.
‘Vroeger kon ik me bijna schamen omdat ik bestond. De filosofie heeft me daarvan genezen en heeft me ook assertiever gemaakt. Zo deed Spinoza me inzien dat iedereen vooral veel met zichzelf bezig is; mensen zijn vaak niet zo geïnteresseerd in je als je denkt. Wonderlijk aan schaamte is dat we die soms als deugd lijken te zien – bijvoorbeeld als we zeggen: “Ga je schamen!” Dat lijkt me onterecht. Maar je wilt ook niet in het tegendeel van schaamte belanden: handelen om jezelf aanweziger te maken dan je al was. Dat zie je wel bij mensen die zichzelf mateloos etaleren op sociale media. Juist daarom wint schroom voor mij aan belang – een terughoudendheid om de ander niet in een lastig pakket te brengen waarin hij zich schaamt. Schroom laat zich alleen niet opleggen, want dan wordt hij onoprecht, zoals ook bescheidenheid vervalt wanneer je haar opeist.’
U wijst er in uw werk vaak op dat we niet alles kunnen controleren.
‘Ja, en dat niet alles positief hoeft te zijn. Daarom gaat “Ken jezelf” voor mij ook om “Hoe leef je en hoe sterf je?”, want we hebben altijd te maken met eindigheid, sterfelijkheid, beperkingen. Het huidige positiviteitsdiscours is de totale ontkenning daarvan. In het leven zijn er definitieve momenten van afscheid, waarbij het zaak is om stil te staan en om te gaan met het bijbehorende verdriet. Maar nu zie je vaak een oplossingsgericht denken: iemand is terminaal, maar er moet per se gekeken worden naar wat nog mogelijk is, hopelijk kan er toch nog een behandeling komen. Alsof er toch nog winst te behalen valt. Maar dan begrijpen we Nietzsches uitspraak “Wat me niet ombrengt, maakt me sterker” verkeerd. Bij zijn amor fati, liefde voor het lot, gaat het erom dat je je bij alles wat je doet bewust bent van het breekbare, het vergankelijke dat eigen is aan het leven. Door die realiteit in het gezicht te kijken wordt het leven de moeite waard.’
Hebt u het idee dat u uzelf beter kent na het schrijven dit boek?
Een korte stilte. Daarna: ‘Nee, dat niet. Maar dat is ook niet erg. Ik sluit me graag aan bij Socrates: het gaat om de ervaring dat je jezelf kent als niet wijs.’
Ken jezelf. Een openhartige filosofie
Tinneke Beeckman
Boom
224 blz.
€ 24,90