De mens kan zichzelf verbeteren met protheses, implantaten, psychofarmaca , of smartdrugs. Of met behulp van genetische manipulatie, integratie met computers, of door uitstel of zelfs afschaffing van het verouderingsproces. En hoewel de meningen over verschillende methodes nogal uiteenlopen, zijn de transhumanisten het over één ding eens: ons lot moet niet worden overgeleverd aan het blinde proces van toevallige variatie dat tot nu toe de kern van de evolutie is geweest, en de net zo toevallige biologische begrenzingen die uit dat proces zijn ontstaan. Wie voorbij de mens wil komen door technische verbetering moet ook voorbij de mens kunnen denken – en daarom keert transhumanisme als een filosofische stroming zich tegen het humanisme, de beweging die de mens wel centraal stelt. ‘Mens zijn’ is voor transhumanisten geen bron van waarden. Sterker nog, omdat ze vinden dat de mens als soort enigszins achterhaald is, willen de transhumanisten de mens niet eens verbeteren, maar overstijgen. Zij zeggen Nietzsche na, wanneer hij uitroept: ‘De mens is iets dat overwonnen moet worden!’ Het gaat in transhumanisme niet om een nieuwe benadering van de mens – want dat zou slechts een alternatief zijn voor humanisme – maar om het bedenken van een nieuwe, ‘transhumane’ levensvorm, voorbij de mens.
Eugenetica
De filosofische vraag is dus niet of techniek een goed of een slecht middel is om de mens te veranderen, maar of we in ons denken humanisme radicaal ter discussie kunnen stellen. Dit doen, is altijd een waagstuk. Dit doen in Duitsland, waar al snel de meest duistere associaties tussen eugenetica en nazisme ontstaan, is een knuppel in het hoenderhok gooien. Maar precies dat deed de Duitse filosoof Peter Sloterdijk in zijn inmiddels beroemde lezing uit 1999: ‘Regels voor het mensenpark’. Het mensenpark, dat zijn onze westerse liberale democratieën. Zij zijn gebouwd op de humanistische fundamenten. Sloterdijk ziet humanisme vooral als een soort techniek om ons mensen beschaafder en ‘humaner’ te maken. Als een beschavingsstrategie. Deze strategie heeft zich lang gebaseerd op onderwijs, cultuur, Bildung, rede en autonomie. Maar Sloterdijk stelt dat het in de 20e eeuw duidelijk is geworden dat deze strategie tekortschiet. Wij zullen andere manieren moeten vinden om het beest in de mens te ‘temmen’. Kunnen we nieuwe regels voor het samenleven bedenken, vanuit het uitgangspunt dat de mens niet de grens en niet de maat aller dingen is?
Even tussendoor… Meer lezen over humanisme en transhumanisme? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Sloterdijk weet dat deze vraag altijd allergische reacties zal oproepen – en de oorzaak van die reactie is volgens hem dat onze westerse liberale samenlevingen gebouwd zijn op humanistische fundamenten, en ze dus die fundamenten ter discussie moeten stellen wanneer deze vraag oprijst. Denk bijvoorbeeld aan de discussie over de nieuwe aanpak van crimineel gedrag. Er zijn nieuwe ‘medicijnen’ in ontwikkeling, die bepaalde vormen van crimineel gedrag zouden kunnen helpen voorkomen. Om als samenleving überhaupt een antwoord te kunnen geven of we deze substanties willen gebruiken en hoe, moeten we opnieuw nadenken over onze vrijheid en onze autonomie, en over de verhouding tussen het individu en het collectief. Is iemand vrij als hij zelf mag kiezen of hij een dergelijke pil gebruikt of niet, of is hij pas vrij als hij vrij is van bepaalde stoffen in zijn hersenen die zijn gedrag de verkeerde pad op sturen?
Pil
De motivatie om voorbij de mens te denken is niet altijd negatief: het is een kwestie die zich vanzelf opwerpt met het voortschrijden van techniek. Nieuwe mogelijkheden dienen zich aan, en wat vanzelfsprekend was, wordt plotseling een keuze. En die keuze is niet helemaal neutraal, want de nieuwe mogelijkheden zijn vaak heel verleidelijk. Is het echt een keuze om een pil te slikken als die onze geheugencapaciteit of ons oncentratievermogen drastisch zou verhogen? De filosoof Francis Fukuyama vindt ook dat transhumanisme ons een valse keuze voorlegt. Wij zijn niet vrij om te kiezen of we een pilletje slikken om ons geheugen een boost te geven als de halve wereld het wel doet. Maar, belangrijker nog, Fukuyama stelt dat we nog niet goed kunnen overzien wat dit gesleutel aan de mens ons uiteindelijk voor voordelen zal opleveren. Ondertussen weten we wel dat onze menselijke waardigheid die we nu aan het mens-zijn ontlenen, door dit soort experimenten wordt ondermijnd. De filmmaakster Sunny Bergman maakt een vergelijkbaar punt in haar documentaire over plastische chirurgie, Beperkt houdbaar: als iedereen zichzelf mooier gaat maken en ik niet, ben ik de facto lelijker geworden. Volgens Fukuyama zouden de transhumanisten onbedoeld de ondergang van de mensheid kunnen bewerkstelligen, ‘met hun genetische bulldozers en winkelcentra vol psychofarmaca’.
Fukuyama schuwt het grote gebaar niet. Maar in zijn kritiek op transhumanisme staat hij niet alleen. De Amerikaanse ethicus Michael Sandel vindt dat transhumanisme lijdt aan de ‘ambitie van Prometheus’ – de Titaan die het vuur van de goden stal en voor zijn hubris, overmoed, werd gestraft. De wens om de mens te overwinnen ziet Sandel als een behoefte aan heerschappij – het lot in eigen handen nemen – die geen waardering kan opbrengen voor de talenten en kwaliteiten waarmee we van nature begiftigd zijn, en die voor ons juist zo waardevol zijn omdat ze een geschenk zijn, omdat we ze niet in eigen hand hebben. Hoe dicht filosofische opvattingen soms komen bij directe invloed op politiek beleid, blijkt uit Sandels voorbeeld. Hij was lid van de presidentiële raad voor bio-ethiek tijdens de regeringsperiode van George W. Bush, waarin wetgeving inzake onder andere stamcelonderzoek drastisch is aangescherpt.
De voorstanders van transhumanisme wijzen op hun beurt op het feit dat een dergelijke tegenstelling tussen overmoed en beheersingsdrang aan de ene kant, en bescheiden dankbaarheid aan de andere hoogst geconstrueerd is. Onze menselijke kwaliteiten zijn bijvoorbeeld nooit simpelweg een geschenk, want talenten worden ontwikkeld, er wordt aan gewerkt en geschaafd. Bovendien hebben we de neiging om in de ethische debatten over nieuwe technologieën te doen alsof de huidige oplossingen moreel neutraal zijn – wat zeker niet het geval is. Dat stelt de bio-ethicus en filosoof Julian Savulescu. Want natuurlijk is het zo, aldus Savulescu, dat een nieuwe techniek, zoals testen op genetische defecten die de kans op een ziekte signaleren, op allerlei morele problemen en bezwaren stuit. Maar laten we niet doen alsof het alternatief, namelijk niet testen, uit moreel oogpunt onproblematisch zou zijn. Wij hebben geen makkelijke keuzes. Als mens zijn we de onschuld al voorbij.