Bezin je op je handelen
Confucius (ca. 551–479 v.Chr.)
‘Hoe kan ik medemenselijkheid bereiken?’ vroeg de leerling Yan Yuan eens aan zijn meester Kong, in het Westen beter bekend als Confucius. Geen onterechte vraag, want in de deugdethiek van de beroemde Chinese wijsgeer wordt ‘medemenselijkheid’, of ren, als hoogste deugd gezien. Deze medemenselijkheid kan worden samengevat in de ‘gulden regel’: wat je voor jezelf niet wilt, leg dat ook niet op aan anderen. Het antwoord van Confucius over hoe je dit kunt bereiken? ‘Zie niets, hoor niets, zeg niets, en doe niets dat in strijd is met het ritueel.’
Confucius heeft het daarbij niet over enigerlei ritueel, maar over de rituelen uit de door hem geïdealiseerde Westelijke Zhou-dynastie (elfde tot achtste eeuw v.Chr.). In dit tijdperk zou het Chinese rijk vredig verenigd zijn onder de macht van enkele wijze koningen. Zelf leeft Confucius een paar eeuwen later, tijdens de roerige Periode van Lente en Herfst. Door terug te keren naar de oude rituelen hoopt Confucius ook de vrede van destijds terug te brengen. Maar een leven lang alle rituelen juist beoefenen en je medemenselijk opstellen is een hoog, haast onhaalbaar ideaal, waar zelfs Confucius naar eigen zeggen niet aan kon voldoen.
Tot de riten rekent Confucius namelijk niet alleen voorschriften rondom officiële ceremonies – de stof waarvan een kap gemaakt dient te worden, de periode van rouw na het overlijden van een ouder – maar ook alledaagse beleefdheden. De rituelen hebben een praktische functie: alleen door de gedeelde conventies kunnen mensen elkaar begrijpen en harmonieus samenleven, meent Confucius. Door rituele stappen te volgen kunnen mensen zich bovendien niet langer door hun verlangens laten leiden en zich in plaats daarvan bezinnen op hun handelen. Hierbij is het wel van belang dat de rituelen met de juiste intentie doorlopen worden, want van een routineuze uitvoering wordt niemand beter. Alleen een oprechte toewijding aan de riten maakt je een medemenselijker mens.
Confucius was een Chinese wijsgeer en leraar. Zijn uitspraken en dialogen zijn door leerlingen overgeleverd in De gesprekken.
Het nutteloze offer verheft ons
Georges Bataille (1897-1962)
Een krijgsgevangene van de Azteken werd maandenlang als koning behandeld: hij kreeg het heerlijkste eten voorgeschoteld, werd in prachtige kleren gehuld en liep met bloemen in de hand door de straten, waar de mensen hem vereerden. Aan het eind van het jaar wachtte hem echter een minder plezierig lot. Tijdens een groot festival bestijgt hij de trappen van de tempel, waar een priester het hart uit zijn borst trekt en voor de ogen van de toeschouwers aan de zon offert.
‘Het offer maakt ons menselijk’
Deze rituele moord doet ons, vijfhonderd jaar later en duizenden kilometers verderop, nodeloos en onmenselijk aan. Nodeloos is het inderdaad, schrijft de Franse filosoof Georges Bataille, maar daardoor juist al te menselijk. Verspillen behoort volgens hem namelijk tot de aard van de mens. In het dagelijks leven draait alles om nut en productiviteit, waardoor de mens in feite niet meer is dan een middel tot een doel: een ding dus. Alleen door iets te verspillen, kunnen we ons boven de doelmatigheid van het leven verheffen. Zo is de krijgsgevangene van de Azteken niet langer een ding, maar iets heiligs: een offer voor de goden. Natuurlijk zal het slachtoffer daar weinig van kunnen genieten, maar volgens Bataille kan het voor de omstanders wel tot een ‘soeverein moment’ leiden. In zo’n soeverein moment bestaat iemand geheel voor zichzelf, zonder verder doel. De mens raakt even zijn ‘dingheid’ kwijt, raakt aan een diepere werkelijkheid en vindt daarin binding met anderen.
Gelukkig hoeven we niet per se levens te offeren om een soeverein moment te beleven, schrijft Bataille. De verspilling van energie in de vorm van kunst of erotiek, maar ook de verkwanseling van voedsel in een feestmaal of het weggeven van dure cadeaus kan volstaan. Veel van onze hedendaagse rituelen zijn dus ook nutteloos – en juist daarom belangrijk.
Georges Bataille was een Franse filosoof en schrijver. In zijn werk staan de dood, erotiek en transgressie centraal.
Woorden veranderen de werkelijkheid
John Langshaw Austin (1911-1960)
Eindelijk is het zover: de mooiste dag van je leven. Met je nette kleren aan, een grote taart in de koelkast en je familie en beste vrienden om je heen sta je klaar om met je geliefde te trouwen. Maar zonder een officiële verklaring dat jullie getrouwd zijn, uit de mond van een ambtenaar van de burgerlijke stand, kun je een ceremonie houden en elkaar kussen tot je een ons weegt, maar officieel blijf je ongehuwd. Dit ritueel kan niet zonder wettelijke taal.
Dat een enkele verklaring zo’n groot verschil maakt, valt te begrijpen als we taal niet alleen zien als een middel om de werkelijkheid te beschrijven, maar ook als iets dat in deze werkelijkheid ingrijpt, meent de Britse filosoof John Langshaw Austin. Taal is een daad. Het uitspreken van woorden, door ze te vormen met de mond, is een handeling. Goed om te onthouden wanneer je traditiegetrouw een tekst zingt zonder de betekenis ervan te kennen. Maar woorden kunnen ook een effect hebben buiten hun directe betekenis: door te zeggen dat je honger hebt, kun je een ander ervan overtuigen je eten aan te bieden. Iets soortgelijks zie je soms terug in gebeden: hoewel enkel lof wordt geuit, hoopt men eigenlijk op wensvervulling.
De uitspraak van de trouwambtenaar werkt weer anders: de verklaring dat jullie getrouwd zijn zorgt ervoor dat jullie getrouwd zijn. Het verandert de sociale werkelijkheid direct. Austin noemt dit een ‘illocutionaire taalhandeling’: de taalhandeling valt samen met de daad die deze zegt te bewerkstelligen, net zoals iemand die zegt ‘Ik beloof dat ik dit nooit meer doe’ met het uitspreken van die woorden de belofte heeft gemaakt. Anders dan bij een willekeurige belofte gelden voor het voltrekken van een huwelijk bovendien extra eisen: de verklaring moet worden uitgesproken door iemand die daartoe bevoegd is, die daarbij de juiste woorden dient te gebruiken. Taal beïnvloedt dus niet alleen de sociale werkelijkheid; sociale conventies bepalen ook de functie van taal. Zonder vastgelegde gebruiken na te volgen is de uitspraak ongeldig – en zonder die uitspraak heeft het ritueel geen zin.
J.L. Austin was een Britse taalfilosoof. Zijn bekendste werk is How to do things with words, waarin hij zijn invloedrijke speech act theory uiteenzet.
Rituelen zijn een vorm van verzet
Linda Tuhiwai Smith (1950)
Toen Tane-nui-a-Rangi, de god van bossen en vogels, naar de hemelen reisde op zoek naar kennis, vond hij die in drie verschillende manden. Volgens sommige overleveringen bevatte de eerste mand alle kennis die de mensheid verder kon helpen, de tweede kennis van rituelen, gebeden en het geheugen, en de derde de kennis van het kwaad. Tane-nui-a-Rangi deelde deze kennis met de mensen, maar lette er daarbij wel op dat niemand over te veel kennis beschikte, en dat de verschillende manden niet vermengd raakten.
Met het verhaal van Tane-nui-a-Rangi dragen de Maori, de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland, niet alleen spirituele en historische ideeën over, maar ook abstracte opvattingen over de oorsprong, aard en toepassing van kennis. Toch worden dergelijke verhalen door westerlingen vaak weggezet als bijgeloof, schrijft Maori-onderzoeker Linda Tuhiwai Smith. De westerse cultuur ziet iets pas als kennis wanneer het is opgeschreven en sluit daarmee vele andere manieren van kennen uit: voorouderverhalen, rituelen, bezweringen, ambachten.
In Decolonizing methodologies voelt Smith deze koloniale vooroordelen aan de tand en beschrijft ze verschillende methoden waarmee de westerse wetenschap gecombineerd kan worden met inheemse kennis: bijvoorbeeld door onderzoeksresultaten met de stamoudsten te delen in een traditionele ceremonie. ‘Men zou kunnen zeggen dat deze historische kennis irrelevant is in een hedendaagse context,’ schrijft ze over de eeuwenoude ideeën en gebruiken van de Maori, ‘maar vanuit Maori-perspectief is die enkel zo irrelevant als de gedachten van westerse filosofen als Plato of Augustinus, wier ideeën zo belangrijk zijn geweest voor de westerse kennisleer.’
Ook oude rituelen zijn dus het behouden waard. Zeker omdat ze naast kennis ook zorgen voor gemeenschapsgevoel, sociale cohesie en de wetenschap dat inheemse mensen net zo goed kunnen kennen, denken en onderzoeken als westerlingen. Voor Smith zijn rituelen daarmee niet alleen een bron van kennis, maar ook een vorm van verzet tegen het kolonialisme dat deze kennis zo lang heeft onderdrukt.
Linda Tuhiwai Smith is een Maori-filosoof uit Nieuw-Zeeland. Ze zet zich in om onderzoek en onderwijs te dekoloniseren.