Home Twintig beste ideeën Sociaal contract
Twintig beste ideeën

Sociaal contract

Hoe is het te legitimeren dat een staat gezag over ons uitoefent? Thomas Hobbes bedacht hiervoor het sociaal contract.

Door Sebastien Valkenberg op 10 juli 2012

sociaal contract Thomas Hobbes

Hoe is het te legitimeren dat een staat gezag over ons uitoefent? Thomas Hobbes bedacht hiervoor het sociaal contract.

Cover van 07/08-2012
07/08-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Sociaal contract

Thomas Hobbes (1588-1679)
Hoe is het te legitimeren dat een staat gezag over ons uitoefent?

Wat is het?
Onderling spreken we af dat het in ieders belang is om een deel van onze macht over te dragen aan een centrale gezagsinstantie.

Wat doet het?
Zorgt voor vrede en veiligheid.

Hoe komt het dat burgers tegenwoordig steeds veeleisender worden ten aanzien van hun overheid? Soms lijkt het alsof er nauwelijks nog terreinen zijn ten opzichte waarvan ze géén verwachtingen koesteren. Om deze ontwikkeling te begrijpen moeten we terug naar de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588-1679), zegt Ivana Ivkovic. Zij doet een promotieonderzoek naar hoe politieke macht werkt.

Er is behoefte aan een ordelijke samenleving, aldus Ivkovic, en dat vraagt om een sterk gezag. De bron hiervan is het sociaal contract. Dit zegt dat burgers iets van hun eigen macht overdragen aan de staat, maar daar ook iets voor terug krijgen. De staat regelt van alles, maar de behoeftige burger is echter uit het oog verloren welke verwachtingen realistisch zijn en waar ze te hooggespannen worden.

Ad fontes! dus. Terug naar de bron. Wat stond Hobbes voor ogen toen hij het sociale contract bedacht en wat zijn de gevolgen van deze transactie voor de verhouding tussen burgers en de staat? Ivkovic legt het uit.

Wat verstond Hobbes onder het sociaal contract?
‘Hij gaat er vanuit dat mensen niet automatisch goed kunnen samenleven. Om dit in goede banen te leiden, sluiten we met elkaar een sociaal contract af. Onderling spreken we af dat het in ieders belang is om een centrale gezagsinstantie, de soeverein, in te voeren die toeziet op de openbare orde. Het sociaal contract roept dus de staat in het leven en maakt losse individuen tot burgers met een gezamenlijk belang. Zij komen overeen dat ze allemaal iets van hun vrijheid inleveren. Ze moeten zich houden aan regels en wetten. In ruil daarvoor krijgen ze bescherming van de staat. Die moet vooral zorgen voor vrede en veiligheid.’

Toch kan ik me niet herinneren ooit zo’n document ondertekend te hebben.
‘Dat hebben we ook nooit gedaan, net zoals het opzeggen ervan niet tot de mogelijkheden behoort. Op basis van voorwaardelijkheid zou er geen staat mogelijk zijn. Stel je voor dat we de legitimiteit ervan voortdurend kunnen herroepen. Want daar gaat het Hobbes om. Hij doelt niet op een historische gebeurtenis die daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, maar om een verondersteld contract. Hij wil dat we ons afvragen waarom we ons aan wetten houden. Hoe is het te legitimeren dat een staat gezag over ons uitoefent? Dit kan alleen als we veronderstellen dat aan de basis hiervan een contract met redelijke afspraken ligt.’

Zonder zo’n contract gaat het mis?
‘Hobbes schetst die situatie in de meest donkere kleuren. Zonder centraal toezicht, vreest hij, slaan mensen elkaar de hersens in. Dit is de natuurtoestand, waarin het leven ‘eenzaam, armoedig, afstotelijk, beestachtig en kort’ is. Het resultaat is een oorlog van allen tegen allen.’

Dat is een sombere visie.
‘Maar Hobbes leefde dan ook in een tijd vol conflicten. Toen zijn hoofdwerk Leviathan (1651) verscheen, woedden er in Engeland burgeroorlogen. Hij belandde in de gevangenis en moest uiteindelijk vluchten naar Parijs. Hij wist dus uit eigen ervaring hoe destructief anarchie kon zijn, een situatie die we tegenwoordig aantreffen in uiteenvallende staten. Dit besef is de acute aanleiding voor Hobbes’ politieke theorie, maar niet de enige.’

Want?
‘Iemands filosofie kun je niet reduceren tot de historische context waarin die ontstaat. Ook het mensbeeld van Hobbes werkt door in zijn filosofie. Het revolutionaire hieraan was dat hij brak met de klassieke opvatting die begon bij de Griekse filosoof Aristoteles. Heel lang had men de mens gezien als een politiek dier voor wie het vanzelfsprekend was dat hij in een sociaal verband leefde. Hobbes ondergroef het traditionele standpunt door zelfbehoud tot belangrijkste drijfveer te bestempelen. Mensen zijn niet zonder meer geneigd tot sociaal gedrag.’

Dat vraagt om een staat met spierballen.
‘Ten dele. Ten onrechte wordt Hobbes vaak neergezet als iemand die pleit voor een autoritaire staat. Weliswaar is veiligheid de voorwaarde om te kunnen spreken van een samenleving en daartoe roep hij op tot een sterk centraal gezag. Maar nergens in zijn werk pleit hij voor de overdracht van alle macht aan de staat. Weliswaar moet de staat de burgers beschermen, maar daarmee is niet gezegd dat zij hun recht op zelfverdediging verliezen. Sommige rechten zijn onvervreemdbaar: iedereen heeft ze vanaf zijn geboorte en kan ze in principe niet kwijtraken. Als verdediger van deze grondrechten staat Hobbes aan het begin van de liberale traditie.’

Even tussendoor… Meer lezen over Hobbes en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Hobbes als liberale denker: kunt u dat nader toelichten?
‘Hij beschouwde mensen als atomistische wezens die op zichzelf aangewezen zijn. Hij had zich laten inspireren door de natuurwetenschappen die zich halverwege de zeventiende eeuw ontwikkelden. Met hun mechanistische benadering van de natuur leverden zij het kader voor zijn filosofie. Nadien groeide dit uit tot de dominante manier van denken, zeker binnen het liberalisme dat immers uitgaat van het individu. Wat dat betreft is Hobbes een voorloper van John Locke en John Stuart Mill. Het nieuwe uitgangspunt luidde dat iedereen belangen heeft en ook het recht bezit om deze na te streven. Pas als we andere mensen schade toebrengen, is ingrijpen toegestaan. Hier is een taak weggelegd voor de staat, maar verder dient die zich terughoudend op te stellen. Burgers hebben hun privacy en moeten in beginsel zo min mogelijk gehinderd worden. ’

Ook dat klinkt heel vertrouwd in de oren.
‘Klopt, maar destijds was dit een compleet nieuwe opvatting. In de Middeleeuwen trokken heersers zich niets aan van de wil van hun onderdanen. Hooguit legden ze verantwoording af aan God, aan wie ze hun machtspositie dachten te ontlenen. Dat veranderde met de invoering van het sociale contract. De macht van de soeverein kwam niet van boven, maar van onderop. Het contract herinnerde hem er aan dat zijn gezag was geworteld in de gemeenschap. Die is de oorsprong van de politieke ordening.’

In essentie was Hobbes dus een democraat?
‘Het sociale contract maakt dat de wil van de soeverein niet langer wezensvreemd is. We hebben er zelf deel aan. De basis van een democratie is dat we niet louter onderdanen zijn, maar ook co-auteur van onze wetten. Daarom zegt Hobbes ook dat de soeverein van ons allemaal is. Hij moet de wil van de burgers tot op zekere hoogte belichamen. Dit element van vertegenwoordiging zie je ook terug op de frontispice van de Leviathan. Die toont een heerser met een enorm zwaard die uitkijkt over de landerijen. Maar als je goed kijkt, zie je dat zijn lichaam bestaat uit allemaal kleine mensjes: de burgers van het land dat hij regeert. De boodschap is onmiskenbaar: in de soeverein komt de wil van de bevolking zo goed mogelijk tot uitdrukking. ’

En dat realiseert de behoeftige burger zich te weinig?
‘De behoeftige burger legt te veel het accent op de rechten die hij meent te kunnen ontlenen aan het sociale contract. Zo komt de staat op afstand te staan. Er dreigt immers een situatie waarin hij een leverancier van diensten wordt en burgers hun verantwoordelijkheden gaan uitbesteden. De kloof die dan ontstaat doet geen recht aan het democratisch element in het sociaal contract. De staat is geen onafhankelijke instantie, zoals in de Middeleeuwen, maar vertegenwoordigt de groep mensen waaruit zij is voortgekomen. Gevolg is dat over het gevoerde beleid verantwoording moet worden afgelegd. Maar burgers dienen op hun beurt te beseffen wat het sociaal contract voor hen betekent: het is nooit bedoeld geweest om almaar meer eisen bij de staat neer te leggen, maar om de betrokkenheid bij de publieke zaak te stimuleren.’