Iedereen moet op zijn eigen manier gelukkig worden, als dat maar op authentieke wijze gebeurt. Dit romantische ideaal is na de Tweede Wereldoorlog door de Franse existentialist Jean-Paul Sartre salonfähig gemaakt. Wie je bent, zo leert hij, ligt niet bij je geboorte vast. Je bent de som van je gedragingen, van alles wat je denkt, kiest en doet. Als mens heb je niet alleen de mogelijkheid, maar ook de plicht om jezelf te scheppen. En de plek bij uitstek waar de hedendaagse mens zichzelf kleit tot wie hij is, lijkt me, het werk.
Als dit klopt heeft ons werk in de afgelopen decennia een existentiële dimensie erbij gekregen die het eerder niet had. Maar hoe kan je baan die functie vervullen? Een veelgehoord antwoord á la The school for moral ambition is dat werk ‘waarde toevoegt’: je bent iemand, omdat je zinvol werk doet, en je werk is zinvol omdat het op de een of andere manier bijdraagt aan een betere wereld.
De fabriek maakt nuttige dingen, maar de arbeider niet
De Franse filosoof Simone Weil (1909-1943) is kritisch over dergelijke doelmatige zingeving, zo blijkt uit Over arbeid, een nieuw verschenen collectie van Weils teksten over arbeid en sociale rechtvaardigheid. ‘In de fabriek,’ schrijft ze, besteedt de arbeider ‘soms tot de uiterste grens, wat er het beste in hem is, namelijk zijn vermogen tot denken, voelen en bewegen. (…) En toch heeft hij niets van zichzelf in zijn werk kunnen leggen, noch in zijn denken, noch in zijn voelen en zelfs niet (…) in een door hemzelf bepaald en daartoe besloten handelen met het oog op een doel. Zijn eigen leven ontsnapt hem zonder een spoor daarvan om zich heen achter te laten. De fabriek maakt nuttige dingen, maar hij niet.’ Verander het woord ‘fabriek’ in ‘organisatie’ en eenieder die ooit een burn-out heeft gehad zal deze analyse direct herkennen.
De wereld veranderen
Vervreemding is een typisch marxistisch motief, en inderdaad is Weil sterk door Marx (en huisvriend Trotski) beïnvloed. Maar Weil is er de persoon niet naar om idolen klakkeloos na te volgen. Integendeel. Over arbeid opent met een essay waarin ze cruciale aannames van het marxisme hekelt. Zo meende Marx dat elke vorm van machtsstrijd vanzelf zal ophouden, ‘als in alle industriële landen het socialisme gevestigd zou zijn’. Weil wijst erop dat dit nooit overal tegelijk zal gebeuren. Het gevolg: de onderdrukking van arbeiders zal alleen maar verhevigen, zoals de Russische Revolutie heeft aangetoond.
Over arbeid bevat naast dit openingsessay scherpe analyses van Weils ervaringen als fabrieksarbeider. Ook hier klinkt een marxistisch motief: het gaat haar er niet alleen om de wereld te begrijpen, maar ook om die te veranderen. Weil wil daarom ‘van binnenuit’ weten wat het betekent om aan een lopende band te staan, alvorens haar aanbevelingen op te sturen naar de raad van bestuur van de hoogovens waar ze heeft gewerkt.
Mensen als dingen
Weil leeft naar haar filosofie, zelfs als dat ten koste gaat van haarzelf. Na de inval van de nazi’s weigert ze in Londens ballingschap meer te eten dan het rantsoen dat thuis in Frankrijk wordt verstrekt. Dat, in combinatie met haar slechte gezondheid, leidt uiteindelijk tot haar vroege dood. Haar compromisloze karakter en levenswandel fascineren, maar haar intellectuele werk doet dat net zo goed. Zo promoveerde ze zeer succesvol op het denken van Descartes. En de filosoof Albert Camus zag haar als ‘de enige grote geest’ van zijn tijd (de directe concurrentie, Sartre en De Beauvoir, plaatste hij kennelijk een divisie lager).
Ook de teksten in Over arbeid zijn van hoog niveau. Gemakkelijk zijn ze niet altijd, maar geduld wordt beloond. Weil-beginners zou ik aanraden om eerst het tweede essay te lezen. Ook de toelichting door samensteller en vertaler Jan Mulock Houwer is informatief. Hij koos ervoor de bundel te laten eindigen met een fragment waarin Weil – wier denken aan het eind van haar leven beïnvloed werd door religieuze ervaringen – het werk, en dan met name fysieke arbeid, in het spirituele middelpunt van de samenleving wil plaatsen. De toon is onmiskenbaar veranderd in dit deel, het onderliggende wereldbeeld ook, maar toch denk ik dat haar analyse van arbeid fundamenteel hetzelfde is gebleven. ‘De dingen spelen de rol van mensen en de mensen spelen de rol van dingen; dat is de wortel van het kwaad,’ schrijft ze in 1941. Nog steeds een relevante gedachte, ook voor hedendaagse white-collar workers, levend onder een systeemplafond.
Over arbeid. En het sociaal mechanisme in tijden van crisis
Simone Weil
vert. Jan Mulock Houwer
IJzer
192 blz.
€ 20,00