Home Filosoferen met kinderen Scott Hershovitz: ‘Soms bestaan dingen alleen als we doen alsof ze bestaan’
Filosoferen met kinderen

Scott Hershovitz: ‘Soms bestaan dingen alleen als we doen alsof ze bestaan’

Door Marnix Verplancke op 24 februari 2025

Scott Hershovitz filosoof
beeld Marvin Shaouni
Filosofie Magazine 2025 Maakt pessimisme gelukkig? Arthur Schopenhauer
03-2025 Filosofie Magazine Lees het magazine
Filosofieprofessor Scott Hershovitz leerde veel van zijn zoons. ‘Kinderen zijn geen betere filosofen dan volwassenen, wel andere.’

‘Toen mijn oudste zoon Rex op zijn zevende interesse kreeg in de omvang van het heelal, beweerde hij dat het oneindig is,’ zegt Scott Hershovitz. ‘Ik zei dat de wetenschap daar niet over uit is. Sommigen denken inderdaad dat het heelal oneindig is, maar volgens anderen is het weliswaar gigantisch groot, maar stopt het ook ergens. “Het moet oneindig zijn,” reageerde Rex, “want stel dat je met een ruimteschip naar de rand zou vliegen en je hand zou uitsteken over die rand, dan zou dat betekenen dat er nog iets verder weg is. En als je hand tegengehouden zou worden, zou er ook iets zijn dat het tegenhield – alweer iets wat voorbij de rand ligt dus.” Ik vond dat best knap voor een jongen van zeven, dus vertelde ik het tegen een collega die wetenschapsfilosofie geeft. Die merkte op dat de oud-Griekse filosoof Archytas hetzelfde argument al had gebruikt. Alleen wou die niet zijn vuist voorbij de rand van het universum steken, maar zijn staf.’

Scott Hershovitz is hoogleraar rechten en filosofie aan de University of Michigan in Ann Arbor (Verenigde Staten) en auteur van Filosofen in de dop. Met (je) kinderen op reis door de wereld van de filosofie. In dat boek gaat hij in op de gesprekken die hij met zijn twee zonen Rex en Hank voerde toen ze jonge kinderen waren, die vaak een filosofische ondertoon hadden. Zo leidt Hanks bekentenis dat hij wraak genomen heeft op een jongen die hem ‘dinges de pinges’ heeft genoemd tot een hoofdstuk waarin de maatschappelijke ongewenstheid van dit soort correctieve rechtvaardigheid wordt aangetoond. Rex’ opmerking dat je nooit weet of wat je meemaakt werkelijkheid is of deel uitmaakt van een gigantische droom leidt naar Descartes’ ‘Ik denk, dus ik ben’ en naar het inzicht dat absolute kennis zo goed als onmogelijk is, maar dat dit geen beletsel mag vormen om de wereld te verbeteren.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Geen abonnee? Bekijk de abonnementen Log in als abonnee

Scott Hershovitz is een Amerikaanse filosoof en hoogleraar rechten en filosofie aan de University of Michigan (Verenigde Staten). Daar geeft hij leiding aan een programma over rechten en ethiek. Eerder was hij juridisch medewerker van Ruth Bader Ginsburg, voormalig rechter aan het Amerikaanse Hooggerechtshof. Naast Filosofen in de dop (2022) verscheen van zijn hand Law is a moral practice (2023).

‘Dertig jaar geleden hadden we hier een tv-serie waarin kinderen spontaan en gevat uit de hoek kwamen,’ zegt Hershovitz. ‘In zekere zin doe ik in mijn boek ook zoiets, maar ik hoop ook dat het meer is dan: “Oh, grappig”. Keer op keer ontdekte ik dat Hank en Rex argumenten verzonnen die grote filosofen ook al hadden gebruikt. En dat doen alle kinderen. Kinderen hebben het voordeel dat ze nieuwsgierig zijn, alles bevragen en de standaardantwoorden op veel vragen nog niet kennen, waardoor ze ook minder vooringenomen zijn dan volwassenen. Mijn kinderen hebben bijvoorbeeld allebei non-binaire vrienden en vinden dat volstrekt vanzelfsprekend. Voor volwassenen geldt dit minder. Die zitten vaster in bekende patronen, maar daardoor kunnen ze ook meer diepgaande vragen stellen. Kinderen zijn dus geen betere filosofen, maar wel andere. Het komt voor ouders erop aan om dat filosofische in ze te stimuleren, want filosofie behoort tot de essentie van de opvoeding. We willen onze kinderen alle mogelijkheden geven, dus sturen we ze naar de muziekschool en naar de sportclub. Kinderen laten filosoferen is net zo belangrijk. Het zorgt ervoor dat ze uitgroeien tot veelzijdige, op zichzelf reflecterende volwassenen.’

Bij het volwassen worden hebben we dus het spontane filosoferen afgeleerd?
‘De meeste mensen laten de filosofie inderdaad achter zich tijdens het opgroeien. Jonge kinderen zijn enthousiaste filosofen, maar tieners keren zich er vaak van af. Ze willen tot de groep behoren en vooral geen rare vragen stellen. Bovendien krijgen tieners en volwassenen ook andere interesses en verantwoordelijkheden. Waarom zou je je zorgen maken over de realiteitswaarde van de wereld wanneer de was hoognodig gedaan moet worden?’

Of stel dat ik naar een directievergadering van mijn bedrijf moet. Wat schiet ik dan op met uw kinderlijke filosofie?
‘Daar zou je nog versteld van staan. Misschien worden tijdens die vergadering wel beslissingen genomen over artificiële intelligentie. Vaak gebeurt dat ondoordacht en stelt men weinig ethische vragen. Bijvoorbeeld of je AI überhaupt wel moet gebruiken en zo ja, waarvoor dan precies. Enige filosofische reflectie zou daar niet misstaan. Of fundamenteler: het zou niet verkeerd zijn als mensen zouden nadenken over de vraag welke vergaderingen ze willen bijwonen en of dat ook bedrijfsvergaderingen moeten zijn. Ik doceer filosofie aan de rechtenfaculteit en maak me weleens zorgen over de ongereflecteerde vanzelfsprekendheid waarmee veel studenten met hun leven en hun carrière omgaan. Ze gingen naar een goede middelbare school en behaalden puike resultaten, dus studeren ze nu rechten. Daarna krijgen ze een goedbetaalde baan aangeboden door een prestigieus advocatenbureau, waar ze na verloop van tijd de kans krijgen om vennoot te worden. Maar we weten uit statistieken dat veel mensen met een dergelijk carrière­pad niet gelukkig zijn. Daarom stimuleer ik mijn studenten om na te denken over wat een goed leven voor hen is. Natuurlijk hebben we directiekamers nodig, alleen zou wie erin terechtkomt dat pas moeten doen na grondig nadenken.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Hebt u zelf ook iets geleerd door met uw kinderen over filosofie te praten?
‘Ongelofelijk veel. Zo ben ik anders naar religie gaan kijken. Ik ben joods, ga regelmatig naar de synagoge, vier de religieuze feesten, vast wanneer ik moet vasten, en Hank is de bar mitswa aan het voorbereiden die Rex al achter de rug heeft. Maar tegelijkertijd geloof ik niet in God. Ik vond God altijd een contradictie. Toen Rex een jaar of vier was, vroeg hij me of God echt was. Bij zulke fundamentele vragen doe ik altijd hetzelfde: ze terugkaatsen. Ik vroeg hem dus wat hij zelf dacht. Ik denk dat God niet bestaat, zei hij, maar dat Hij wel bestaat wanneer we doen alsof.

Rex’ antwoord deed me denken aan wat we in de filosofie fictionalisme noemen: dat iets niet waar is in de echte wereld, maar wel in een fictieve. Dat Harry Potter aan Hogwarts studeert is alleen waar in de wereld die J.K. Rowling heeft gecreëerd. Zo heb je ook fictionalistische filosofen die beweren dat onze ethiek geen eeuwige waarheid is maar een nuttig menselijk verzinsel, of dat getallen een menselijke uitvinding zijn. Zelf ben ik op geen van beide vlakken een fictionalist, maar na mijn discussie met Rex ben ik het misschien wel geworden op religieus vlak. God is niet echt. Hij is dat alleen in de verhalen die we over Hem vertellen, en die verhalen maken mijn leven rijker. Ze verbinden me met een gemeenschap en schenken me rituelen die de voortgang van het jaar en het leven begeleiden. Ik heb lang gedacht dat alleen kinderen doen-alsof-spelletjes speelden, maar ik besef nu dat ze ook in het leven van volwassenen belangrijk zijn.’

Op ethisch vlak bent u geen fictionalist, zegt u. Bestaan er dan absolute morele waarheden?
‘Sommigen beweren dat alles relatief is en dat je morele oordelen afhangen van de omstandigheden en het geloofssysteem dat je aanhangt. Ik vind dat nogal mager. Jij zegt wat jij denkt en ik zeg wat ik denk, en daar stopt het gesprek, want we hebben geen gemeenschappelijke grond voor verdere discussie. Ik denk niet dat er objectieve morele waarheden bestaan over alle onderwerpen, maar ze zijn er wel in veel gevallen. Zo zijn er goede redenen om aan te nemen dat abortus toelaatbaar is en dat het beter is niet te liegen. Maar toegegeven: omstandigheden spelen natuurlijk ook een rol. Wat je wel of niet toelaatbaar acht, is afhankelijk van waar en wanneer in de geschiedenis je leeft. Velen nemen daarom een sceptische houding aan. Zie je wel, zeggen ze, een tijdgenoot van Plato koesterde andere morele inzichten dan een hedendaagse Amerikaan. Dat is natuurlijk waar, maar die twee mensen koesterden ook andere wetenschappelijke inzichten. Daarom zeggen we toch nog niet dat alle wetenschap relatief is en er geen universele wetten bestaan?’

Hoe breng je kinderen bij dat liegen verkeerd is, terwijl je zelf ook tegen ze liegt?
‘Ik vind dat je kinderen in principe de waarheid verschuldigd bent, ook al zijn er heel wat omstandigheden denkbaar waarin ze niet echt verwachten dat je die zal vertellen. Neem bijvoorbeeld Sinterklaas of de Kerstman. Er zijn filosofen die het immoreel vinden dat je je kinderen vertelt dat er iemand is die door je schouw naar binnen komt met cadeautjes. Ik ben het daar niet mee eens. Doen alsof kan ons leven leuker en betekenisvoller maken. Een paar weken geleden gaf ik les aan kinderartsen van het ziekenhuis in Michigan. Een van hen stelde een vraag over terminaal zieke kinderen. In hoeverre kun je hun de waarheid zeggen? Persoonlijk vind ik dat een kind dat aan kanker sterft mag weten wat er aan de hand is. Iemand merkte op dat kinderen die informatie soms vermijden en willen geloven dat er iets anders aan de hand is. Dan moet je hen niet per se met de neus op de feiten willen drukken, vind ik. Het is een verhaal van begrip en nuance.’

En van pragmatisch omgaan met de waarheid?
‘Precies. Toen Hank een jaar of zes was en zijn melktanden begon te wisselen, raakte hij heel bezorgd. Een vriend had hem verteld dat de tandenfee niet bestond. Maar Rex wou graag blijven geloven in haar bestaan. Hij vroeg met een ernstige klank in zijn stem: “Wil je voordat ik zelf vader word verklappen of de tandenfee echt bestaat?” Ik zei: “Ja, dat beloof ik.” Het was zo’n mooi moment, want wat hij in feite zei was: ik wil het wel weten, maar nu nog even niet. Wanneer je met je kinderen praat moet je je dus altijd afvragen of ze de informatie die ze vragen echt willen, of dat ze gerustgesteld willen worden en dat de waarheid wel even kan wachten.’

Zou ieder kind geen vader als u moeten hebben?
‘Daar zouden Rex en Hank het wellicht niet mee eens zijn. Ze zijn nu vijftien en twaalf. Als we aan tafel zitten en er een filosofische kwestie ter sprake komt, vraag ik hun wat zij ervan denken, waarna zij de vraag meteen terugkaatsen en willen weten wat ik ervan denk.’ Lachend: ‘Mijn eigen methode wordt nu dus tegen me gebruikt.’