In 1877 scheidde een kleine groep gelovigen zich in Amsterdam af van de hervormde kerk. Zij noemden zich De Vrije Gemeente: ‘een kerk zonder dogma, de kerk der humaniteit’. Vlak bij het Leideseplein bouwden zij een gebedsruimte, die bijna een eeuw later Nederlands belangrijkste poptempel zou worden: Paradiso, in de Amsterdamse volksmond ook wel ‘De Vrijende Gemeente’ genoemd.
Humaniteit – wie zou er niet voor kiezen? Het woord klinkt naar mildheid, zorgzame verhoudingen, onderling respect, gelijkwaardigheid tussen mensen en een huiver voor fanatisme. Naar zelfvertrouwen ook. Het menselijk vermogen tot redelijkheid maakt hem pas echt tot de heer van de schepping die hij krachtens Gods woord toch al was. Ook De Vrije Gemeente omarmde de moderne wetenschap van harte.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Het woord ‘humaniteit’ ademt de trots van een mensheid die op zichzelf durft te bouwen
En net als zoveel kerken ging ook zij daaraan ten onder. Nadat de Psalmen de mens al ‘bijna een god’ hadden genoemd, werd deze gedurende de afgelopen eeuwen meer en meer zijn eigen God. Nog net niet alwetend en almachtig, maar veel scheelde het niet. Het woord ‘humaniteit’ ademt de trots van een mensheid die op zichzelf durft te bouwen en zich daarom tot maatstaf van alles kan maken. Zij staat aan de top van de piramide; godsdienst heeft zij niet meer nodig. Haar geloof heet ‘humanisme’.
Dit scenario volgt ook de Britse schrijver Sarah Bakewell in haar boek De humanisten. Nee, atheïsme is voor humanisten geen vereiste, zo concludeert ze aan het einde ervan, maar vaak geldt het in haar boek wel als een pre. Net als in haar zeven jaar geleden verschenen studie De existentialisten schrijft ze zich vlot en met veel gevoel voor petite histoire door de geschiedenis van het humanisme heen.
Veelkleurig
In dit geval is die aanzienlijk langer dan die van de existentiële denkers, want het humanisme dateert al van de Italiaanse Renaissance. Petrarca en Boccaccio zijn de eerste helden die Bakewell in haar boek in het zonnetje zet. Maar hun humanisme was, net als dat van Desiderius Erasmus of Michel de Montaigne, wel van een heel andere aard dan dat van John Stuart Mill, Bertrand Russell of Simone de Beauvoir, die daarvan in latere hoofdstukken dragers worden. Niet alleen omdat voor de eersten het godsgeloof nog rechtovereind stond, maar vooral omdat ‘humanisme’ voor hen een nieuwe manier van tekst-lezen betekende: georiënteerd op de klassieke cultuur en (bij Erasmus) op de grondtekst van de Bijbel.
Al op de eerste bladzijde van haar boek wijst Bakewell erop hoe breed de betekenis van het woord ‘humanisme’ wel niet is. ‘Het is een semantische wolk vol betekenissen en implicaties, die niet aan een bepaalde theoreticus of beoefenaar kan worden gekoppeld,’ schrijft ze. Het verhaal dat zij vertelt is dan ook bont en veelkleurig, met een keur aan denkers, schrijvers, kunstenaars en politiek activisten die een humanere wereld nastreefden. Zij streden voor menselijke waardigheid, een leven zonder wreedheid en pijn, educatie, tegen racisme en voor ras- en gendergelijkheid. Vaak tegen de klippen op, en nogal eens moesten ze dat met uitstoting of zelfs de dood bekopen.
Onder het aanstekelijk enthousiasme van Bakewell verdwijnen de problematische en tegenstrijdige kanten van het humanisme ongemerkt uit zicht. En juist die tegenstrijdigheden roepen belangrijke vragen op, die Bakewell veelal ‘oplost’ door simpelweg haar eigen voorkeur te volgen. ‘Humanisme is een persoonlijke zaak,’ schrijft ze direct vóór de zojuist geciteerde zin. Misschien is dat zo – maar daarmee wordt het nog geen filosofie.
Een aardig voorbeeld van zo’n tegenstrijdigheid is de door haar geciteerde, beroemde dichtregel ‘Whatever is, is good’ van de achttiende-eeuwse Engelse dichter Alexander Pope. Voltaire liep ertegen te hoop, net als tegen de stelling van Popes tijdgenoot Leibniz, dat de wereld waarin wij leven de beste van alle denkbare werelden zou zijn. Terecht, aldus Bakewell; in het ogenschijnlijke conservatisme van deze opvatting kan ze maar weinig humanistisch ontdekken.
Toch was het juist Pope die in datzelfde gedicht, An Essay on Man, pontificaal verklaarde: ‘The proper study of mankind is man.’ Humanistischer dan dat kan het bijna niet, zou je zeggen. Bij die botsing zou een echte filosofische beschouwing kunnen beginnen. In plaats daarvan schakelt Bakewell snel over op een nieuwe hoopgevende episode in haar ideeënhistorische sightseeing.
Onmenselijk
Problematisch wordt het humanisme bij Bakewell zelden. Wanneer zij melding maakt van de kritiek van Theodor Adorno en Max Horkheimer op de Verlichting die twee eeuwen later onmenselijke gevolgen had, leest ze dat nog als een pleidooi voor méér humanisme en een soort super-Verlichting. Elders nuanceert ze terloops het antropocentrische uitgangpunt daarvan door onder de bekommernissen van het humanisme ook het ‘niet-menselijk leven’ binnen te smokkelen. Terecht ongetwijfeld, maar dat betekent wel een fundamentele perspectiefverschuiving die meer verdient dan zo’n achteloze vermelding.
Bakewell is opmerkelijk coulant voor het wangedrag van haar helden
Onwillekeurig mondt Popes ‘Whatever is, is good’ bij haar dan ook uit in een soort ‘Whatever is good, is humanism’. Opmerkelijk coulant betoont ze zich voor wat wij nu wangedrag zouden noemen bij enkele van haar helden: Russell die geen vrouw met rust kon laten en De Beauvoir die het aanlegde met haar vrouwelijke leerlingen. Meer dan als een historisch overzicht ontpopt De humanisten zich daarmee als een geloofsgetuigenis: enthousiast en enthousiasmerend – en daar horen geen schaduwkanten bij.
Of beter: die schaduwkanten zijn, als antihumanistisch, vanzelf verwerpelijk. Weinig waardering kan Bakewell dan ook opbrengen voor het denken van de Franse structuralisten, die serieuze vragen opwierpen rond de centrale plaats die de mens zichzelf heeft toegewezen. En nog minder voor het denken van Martin Heidegger, dat ze kenschetst als een ‘obscurantische mystiek’ en waaraan uiteraard ook nog eens de schandvlek van diens nazi-engagement kleeft.
Filosofisch interessant (want pijnlijk) wordt zo’n constatering pas wanneer je je afvraagt waaróm Heidegger in de ban van het nazisme kon komen. Dat zou wellicht ook iets kunnen zeggen over onszelf, inclusief ons humanisme. En belangrijker nog: wat Heidegger eigenlijk bedoelde met zijn ‘antihumanistische’ wending tot het Zijn, waarin Bakewell weinig meer dan een religieuze terugval wil zien.
Heikele vragen
De relevantie daarvan wordt duidelijk wanneer Bakewell zich tegen het einde van het boek afvraagt of het humanisme in het licht van de ecologische crisis van het ‘Antropoceen’ nog wel houdbaar is. ‘Als we alles vermenselijken, verteren we uiteindelijk ook de basis voor ons eigen leven en ontmenselijken zo alles,’ tekent ze aan. Zeer juist, maar was het niet juist dát gevaar waarvoor Heidegger driekwart eeuw geleden al waarschuwde? Dit leek ze in De existentialisten in elk geval nog wel tot op zekere hoogte te onderkennen.
Natuurlijk, Heidegger deed dat in abstracte filosofische termen. Maar wie over dit soort dingen schrijft zou de lezer daardoorheen moeten gidsen. En op de huidige dilemma’s een beter antwoord moeten geven dan: ‘Ik ben een humanist. Ik word niet vrolijk van dit soort alternatieven.’ Dat laatste zal best zo zijn, maar een filosoof zou heikele vragen moeten durven stellen – ook aan zichzelf.
Bakewell is een goed vertelster, die met De existentialisten bewezen heeft de anekdote vlot te kunnen verbinden met filosofische ideeën en gedachtegangen. In De humanisten heeft dat laatste goeddeels plaatsgemaakt voor een blijmoedig uitgedragen geloof dat nauwelijks kritisch wordt doordacht. Eerder dan een filosofische verhandeling is het boek een feelgoodverhaal dat de lezer het prettige gevoel meegeeft aan de goede kant van de geschiedenis te staan. Het zou het bijbeltje kunnen zijn van een ‘kerk der humaniteit’: een vrij(end)e gemeente van mensen die het allemaal heel goed bedoelen.
Lees ook de voorpublicatie van De humanisten: Dromen van een wereld zonder mens
Sarah Bakewell spreekt zondag 29 oktober over De humanisten op het Brainwash Festival in Amsterdam.
De humanisten. Dromers, denkers en onderzoekers die de wereld veranderden
Sarah Bakewell
vert. Karl van Klaveren en Indra Nathoe
Ten Have
512 blz.
€ 29,99