Het existentialisme, de roep om vrijheid en verantwoordelijkheid nemen, wordt met de dag dringender in deze tijd van hersenwetenschappers en populisten, stelt de Britse denker Sarah Bakewell. We zijn ‘te kwader trouw’ als we denken dat onze hersenen ons gedrag bepalen of dat vrijheid betekent dat je maar wat kunt flierefluiten. In haar nieuwste boek De existentialisten neemt ze ons mee door de levens van grote denkers als Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir, Martin Heidegger en Albert Camus, die rebelleerden tegen de bestaande orde. In The British Library in Londen praten we over de betekenis van hun ideeën voor deze tijd.
Bakewell studeerde filosofie en Franse literatuur, maar anders dan de meeste filosofen is ze ervan overtuigd dat mensen minstens zo interessant zijn als hun ideeën. In haar boek schrijft ze dat de wortels van het moderne existentialisme ontstonden in een bar, in de vroege jaren dertig in Parijs. Drie vrienden – Sartre, De Beauvoir en een van Sartres oude kameraden, Raymond Aron – roken er sigaretten, discussiëren en drinken abrikozencocktails. Over één ding zijn ze het eens: filosofie hoort niet thuis in een ivoren toren. Die zou moeten leiden tot acties, tot betrokkenheid in de wereld.
Volgens Sartre zijn we te kwader trouw als we zelf geen betekenis geven aan ons leven
Deze avond in Parijs werd het begin van een filosofische beweging die persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid vooropstelde. Maar het existentialisme was meer dan dat. Het was een manier van leven. In haar boek beschrijft Bakewell hoe zelfs de liefdesrelatie die ontstond tussen Sartre en De Beauvoir een manifestatie was van hun vrijheidsdenken. Ze zagen elkaar als partners voor het leven, maar waren vrij om andere minnaars te hebben, zelfs voor meerdere jaren. In die tijd waren dat radicale ideeën, waar niet iedereen op zat te wachten – de rooms-katholieke kerk plaatste Sartres werk op haar Index van Verboden Boeken.
Jaren later, toen de lijst was opgeheven en Sartre wereldwijd bekendstond als de vader van het existentialisme, besteedde de 16-jarige Sarah Bakewell haar verjaardagsgeld aan een exemplaar van Sartres Walging (1938). Hoewel het de afbeelding op de cover was die haar aandacht trok (een illustratie van surrealist Salvador Dalí), raakte ze betoverd door de andere zijde, waarop stond wat ze in handen had: ‘Een roman over het mysterie van het zijn.’ Dat waren aanlokkelijke woorden voor de jonge Bakewell, die er maar niet uit kwam wie ze wilde zijn. In Walging beseft het hoofdpersonage Roquentin dat hij volledig vrij is in een wereld die van zichzelf betekenisloos is, een wereld waarin hij zijn eigen doelen moet formuleren en vervolgens verantwoordelijkheid moet nemen voor zijn handelen. Juist dit boekje gaf de tiener Sarah Bakewell houvast. Nu wist ze wat ze wilde zijn: een existentialist.
Existentie
Wat betekent het om vrij te zijn? Dat is volgens existentialisten de grote vraag van ons bestaan. Onze essentie ligt niet vast, zoals dat wel geldt voor dieren en dingen, stelt Sartre. Hij vatte zijn gedachten samen in de uitspraak: ‘Existentie gaat vooraf aan essentie.’ We bestaan (existeren), en van daaruit bepalen we wie we zijn (onze essentie). Dat doen we niet op één moment in ons leven, maar voortdurend opnieuw, ons hele leven lang. Dit is zo fundamenteel voor ons bestaan dat Sartre het dé conditie van de mens noemt: we zíjn onze vrijheid.
Volgens u wordt de term ‘vrijheid’ vaak misbruikt.
‘Steeds vaker spreken mensen over vrijheid in ideologische zin – de vrijheid om te doen wat je wilt. Brexit-activisten wilden “de vrijheid van hun land” herwinnen. Maar dat is helemaal niet wat Sartre bedoelt met vrijheid. Hij benadrukt dat vrijheid geen eenrichtingsverkeer is, maar juist gaat over verantwoordelijkheid nemen voor je leven. We moeten niet denken dat vrijheid ooit gemakkelijk zal zijn. Een beetje lanterfanten en doen waar je zin in hebt is precies het tegenovergestelde. Het is wat Sartre “kwade trouw” noemt.’
Kwade trouw?
‘Ja. Volgens Sartre zijn we te kwader trouw als we het nalaten om zelf betekenis te geven aan ons leven. We doen dan alsof we passieve producten zijn van onze genen en omgeving. Dat is niets bijzonders: veel mensen leven voortdurend in kwade trouw, omdat het leven daardoor leefbaar wordt. Vaak is het onschuldig, maar er is een schaduwzijde. Kwade trouw kan ons ontslaan van onze verantwoordelijkheid voor ons gedrag en de wereld om ons heen.’
Hoe kunnen we vrij zijn en tegelijk beïnvloed worden door extreem krachtige factoren, zoals de situatie waarin je geboren wordt?
‘Stel dat ik een gen heb waardoor ik snel boos en gefrustreerd raak. Dat kan zo zijn, maar het ontslaat mij niet van mijn verantwoordelijkheid. Je kunt nooit zeggen: ik kan er niets aan doen dat ik een agressieve klootzak ben, zo ben ik nou eenmaal. Als je dat doet, beroof je jezelf van je authenticiteit. Je loopt weg voor de eisen van het bestaan en kiest voor een schijnbestaan.’
Zelfs de liefdesrelatie tussen Sartre en De Beauvoir was een manifestatie van hun vrijheidsdenken
Mensen met ADHD of autisme mogen hun diagnose ook niet meer gebruiken als excuus voor hun gedrag?
‘Ik denk dat we ervoor moeten waken om oordelen over een ander te vellen. Je kunt niet zomaar roepen: die autistische persoon neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Dat zou absurd zijn – het is zelfs een gewelddadig idee. Maar natuurlijk: hier wringt iets. Volgens Simone de Beauvoir moeten we onszelf zien als beperkt door omstandigheden, maar toch volledig in controle. Ze noemt dat de ambiguïteit van de menselijke conditie. We kunnen die ambiguïteit niet wegdenken, want dat is precies wat ons tot mensen maakt.’
Ondertussen reduceren we gedrag wel steeds vaker tot hersenprocessen.
‘Dat is precies een discussie waar het existentialisme van betekenis is. Als we inderdaad slechts een verzameling neuronen zijn, wordt de vraag naar vrijheid volledig irrelevant. Je kunt moeilijk een neuron verantwoordelijk houden voor zijn activiteit. Die gedachte is gevaarlijk geruststellend. Ze vertelt ons dat we niet vrij zijn en leidt ons weg van verantwoordelijkheid. Ze opent de deur naar kwade trouw. Wetenschappelijke studies bevestigen dat mensen die te horen krijgen dat ze niet vrij zijn minder ethische keuzes maken.’
Wat leren we van de existentialisten?
‘Kijk, neem deze tafel waar we aan zitten. Een existentialist zou zeggen dat je de moleculen van deze tafel kunt analyseren zoveel als je wilt. Je kunt ook achterhalen waar de materialen vandaan komen. Maar daarmee kom je geen stap dichter bij een antwoord op de vraag wat deze tafel is. Wat is deze tafel wel? Het is een simpele bruine tafel, wat klein van formaat, geschikt voor twee personen, bedoeld om aan te zitten. Als ik al deze ervaringen zou afdoen als subjectieve elementen die ik moet overstijgen om bij de eigenlijke tafel te komen, dan zou ik merken dat er niets overblijft van de tafel als fenomeen. Dezelfde verwarring zien we als het gaat over mensen. Als we slechts op een neurologische manier naar mensen kijken, hebben we geen oog voor de ervaring van individuele personen. Wie objectief naar mensen probeert te kijken, ziet niet een meer wezenlijke versie van de mens. In feite ziet hij helemaal niets. Daar herinnert het existentialisme ons aan.
Even tussendoor… Meer lezen over het existentialisme? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Om eerlijk te zijn gaat mijn boek maar voor de helft over het existentialisme. De andere helft gaat over fenomenologie – maar dat hoefde ik al helemaal niet op de cover te zetten,’ lacht Bakewell. ‘Wat ik net zei over deze tafel, dát is fenomenologie. Het is eerder een methode dan een theorie. In feite betekent het niet veel meer dan het beschrijven van fenomenen of verschijnselen.
De grondlegger van de fenomenologie, Edmund Husserl, beschreef die als “een nieuwe manier om naar de dingen te kijken”. Je beschrijft de dingen op een intuïtieve manier. Alle theoretische kennis zet je even opzij. Ik vind het enorm bevrijdend.’
Bakewell ziet als geen ander hoe belangrijk het is om als filosoof aan te sluiten bij het dagelijks leven. In haar boek voorziet ze zelfs het gedachtegoed van de complexe filosoof Martin Heidegger van sprekende voorbeelden. Toch is het opmerkelijk dat haar eigen dagelijks leven nauwelijks wordt beïnvloed door de filosofische beweging waar ze bijna alles over weet. Maar daarover later meer. Eerst praten we over de filosofen die ze in haar boek bespreekt.
U schrijft over veel filosofen. Met welke hebt u de meeste affiniteit?
‘Simone de Beauvoir – voornamelijk vanwege haar ideeën over wat het betekent om vrouw te zijn. Zoals veel jonge vrouwen verslond ik haar pioniersstudie De tweede sekse. Daarin stelt ze dat je niet als vrouw wordt geboren, maar tot vrouw gemaakt. Dat veel vrouwen zich meer dan mannen bezighouden met het huishouden, komt niet doordat ze daar van nature toe geneigd zijn, maar doordat de omgeving dat van vrouwen verwacht.’
Als hoogopgeleide vrouw herkent u vast veel in haar verhaal.
‘Ik herkende er veel in, hoewel het in mijn tijd een stuk prettiger was om op te groeien als vrouw. Als je me vraagt met wie ik me persoonlijk het meest identificeer, dan zou ik een andere filosoof noemen: Merleau-Ponty, de denker die ook zo belangrijk was voor de fenomenologie. Ook hij schreef over de dubbelzinnigheid van het menselijk bestaan en kende een grote rol toe aan de kindertijd, waarin de basis wordt gelegd voor de manier waarop we de wereld interpreteren. Een van zijn meest invloedrijke ideeën is dat we geen hersenen zijn met een lichaam, maar dat we denken op een manier die altijd al belichaamd is. We voelen, ruiken en zien dingen. Ervaringen komen tot ons via de aandachtigheid van ons lichaam. Merleau-Ponty beschreef de complexiteit daarvan. En bovendien had hij een aantrekkelijk karakter.’
De rooms-katholieke kerk plaatste Sartres werk op haar Index van Verboden Boeken
Wat maakt hem zo aantrekkelijk?
‘Merleau-Ponty was uiterst intelligent en politiek betrokken, maar hij had niet de radicale strijdlust van De Beauvoir en Sartre. Hij nam altijd de tijd om alles van verschillende kanten te bekijken. Daardoor was het bijna onmogelijk om ruzie met hem te krijgen. Dat had alles te maken met zijn jeugd, waarin hij zich altijd bemind en bemoedigd had gevoeld. Hij had een vrolijk karakter.’
Bakewell spreekt bescheiden en met aangename aandacht voor details. Opmerkelijk genoeg vindt ze de radicale ideeën van de existentialisten van groot belang, maar wisten de grote existentialisten het persoonlijke leven van Bakewell niet te raken. ‘Natuurlijk zit het idee van kwade trouw altijd in mijn achterhoofd, maar de existentialisten hebben mijn persoonlijke leven niet ingrijpend veranderd. Ik ben geïnteresseerd in hun ideeën en wat die voor ons betekenen. Maar ik ben niet iemand die een existentialistisch leven leidt. Ik leef gewoon zoals iedereen.’
Hebben we niet juist in deze tijd behoefte aan radicale denkers zoals Sartre, die hun leven leefden naar hun filosofie en van daaruit politieke acties bedreven? Bakewell denkt van niet. ‘Zodra er iets gebeurde in de wereld, sprong Sartre er direct bovenop. Hij was een compromisloze extremist. Op zijn sterfbed zei hij zelfs: “Als ik fouten heb gemaakt, dan was het omdat ik niet radicaal genoeg was.” Ik ben meer zoals Merleau-Ponty. Hij kende ook radicale tijden, maar hij kwam tot de conclusie dat je niet altijd direct kunt reageren wanneer iets gebeurt. Je kunt niet voortdurend onmiddellijk geëngageerd zijn zonder reflectie. Dat betekent niet dat hij geen politiek denker was. Dat was hij wel. Maar hij had niet de drang naar radicaliteit zoals Sartre die had.’
Een laatste advies voor onze lezers? ‘Neem verantwoordelijkheid voor wat je doet. Denk erover na en reflecteer op je handelen. En wees je er van bewust dat wat je doet invloed heeft op de wereld. Ik denk niet dat je zoals Sartre moet leven, maar zijn ideeën over kwade trouw zijn juist in deze tijd van levensbelang.’
De existentialisten
Sarah Bakewell
Ten Have
480 blz.
€ 34,99