Elke keer als er iemand sterft, schrijft Vasily Grossman in de roman Leven en lot, sterft ook de hele wereld die in het bewustzijn van dat individu is opgebouwd: ‘De sterren aan de nachtelijke hemel zijn verdwenen; de Melkweg is verdwenen; de zon is gedoofd (…) bloemen hebben hun kleur en geur verloren; het brood is weg; het water is weg.’ Elders in het boek schrijft hij dat we op een dag misschien een machine kunnen ontwerpen die in staat is tot mensachtige ervaringen; maar als we een dergelijk apparaat ontwerpen, zal het enorm moeten zijn – want de ruimte van het bewustzijn is immens, zelfs bij de meest ‘gemiddelde, onopvallende mens’.
En, voegt hij eraan toe: ‘Het fascisme heeft tientallen miljoenen mensen vermoord.’
Sarah Bakewell (1963) is een Brits schrijver. In 2016 brak ze wereldwijd door met haar boek De existentialisten, over de geschiedenis van het existentialisme. Eerder schreef ze over Michel de Montaigne en de negentiende-eeuwse avonturier Jørgen Jørgensen. De humanisten, waar dit een voorpublicatie van is, is haar meest recente werk en het tweede boek dat in het Nederlands verschijnt.
Probeer die twee gedachten eens samen te brengen. Dat is bijna onmogelijk, zelfs voor de immense capaciteiten van ons bewustzijn. Zullen machines ooit het vermogen verwerven om dergelijke gedachten te hebben, in al hun ernst en diepte? Of om moreel na te denken over gebeurtenissen, of om ons scheppende vermogen en verbeeldingskracht te evenaren?
Nutteloze last
Sommigen menen dat deze vraag ons afleidt van een vraag die veel urgenter is. Ze zeggen dat we ons beter kunnen afvragen wat de nauwe relatie die we met machines hebben, doet met ons. Jaron Lanier, zelf een pionier van de computertechnologie, waarschuwt in You Are Not a Gadget dat we het als mensheid toelaten dat algoritmes steeds belangrijker worden en dat we steeds kwantificeerbaarder worden, omdat computers daardoor gemakkelijker met ons kunnen omgaan. Onderwijs gaat bijvoorbeeld steeds minder over de ontplooiing van mensen, omdat deze moeilijk in eenheden kan worden gemeten. Onderwijs gaat steeds meer over het afvinken van vakjes. John Stuart Mills gevoel voluit ‘te leven’ en ‘mens’ te zijn wanneer je volwassen wordt; Matthew Arnolds zoetheid en licht; Wilhelm von Humboldts ‘onuitsprekelijk vreugdevolle’ ervaring van intellectuele ontdekking – dat alles dreigt te veranderen in een vijfsterrensysteem voor het registreren van de tevredenheid van de consument. Lanier: ‘Wat we steeds opnieuw demonstreren is het onuitputtelijke vermogen van onze soort om onze normen te verlagen ter wille van de informatietechnologie.’
De mens zou beter af zijn zonder een doelloos krijsend bewustzijn
Om deze vernederende gedachte tot haar logische conclusie te zien komen, kunnen we meer dan een eeuw teruggaan naar – verrassend genoeg – George Eliot. Hoewel ze niet bekendstaat als sciencefictionschrijver (en ook niet als pessimist), kwam ze met een angstaanjagend dystopisch sciencefictionverhaal in haar laatste boek, Impressions of Theophrastus Such, gepubliceerd in 1879. Een personage in het hoofdstuk ‘Afschaduwingen van het toekomstige geslacht’ zegt dat machines zichzelf in de toekomst zouden kunnen leren hoe ze zich moeten reproduceren. Als het zover is, kunnen ze ook tot het besef komen dat ze helemaal geen mensen meer nodig hebben. Ze kunnen dan des te machtiger worden ‘omdat ze niet langer de nutteloze last met zich mee hoeven te dragen van doelloos krijsend bewustzijn, zoals een kip, die met de kop omlaag, aan het zadel van een sneldravende ruiter gebonden is’. En dat is dan het einde van ons.
Buitenaardse wezens
Och ja. Tegenwoordig denken sommigen dat wanneer de mensheid uitloopt op een ramp, veroorzaakt door malafide kunstmatige intelligentie, of een meltdown van de natuurlijke leefomgeving, of een andere miskleun, de wereld sowieso beter af is zonder ons. We hebben niet bepaald een goede invloed: we verwoesten de natuur en de ecosystemen van de planeet, vernietigen soorten met onze gewassen en veestapels, en gebruiken elke hulpbron voor de productie van steeds meer menselijk welzijn. Zelfs onze satellieten ontsieren de nachtelijke hemel. Onze impact is zo groot dat geologen erover nadenken of we ons tijdperk niet officieel het Antropoceen moeten noemen, een periode die voor een deel sedimentair kan worden geïdentificeerd aan de hand van een laag kippenbotten. Dat zet het krijsende gevogelte van ons bewustzijn in een nieuw licht. Als we alles vermenselijken, verteren we uiteindelijk ook de basis voor ons eigen leven en ontmenselijken zo alles.
Als sciencefictionliefhebber had ik vroeger een zwak voor het transhumanisme. Dat is een beweging die reikhalzend uitkijkt naar technologieën die de menselijke levensduur aanzienlijk kunnen verlengen, en het uiteindelijk ook mogelijk zullen maken om onze geest te uploaden naar andere op dataopslag gebaseerde apparatuur, zodat de behoefte aan een menselijk lichaam vervalt. Jaren geleden werd ik geïnspireerd door een klassieke sciencefictionroman: Arthur C. Clarke’s Childhood’s End, gepubliceerd in 1953.
Even tussendoor… Meer lezen over humanisme en transhumanisme? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Het verhaal begint, zoals meer verhalen uit dit genre, met buitenaardse wezens die op aarde landen. Ze overladen de mensen met geschenken, waaronder urenlang vermaak. ‘Besef je wel dat er nu elke dag zo’n vijfhonderd uur radio en televisie via verschillende kanalen is te horen of te zien?’ vraagt een personage in het boek, wat in 1953 zo ongeveer de hoorn des overvloeds was. Maar de overvloed van de buitenaardse wezens komt met voorwaarden: de mensheid moet op aarde blijven en het verkennen van de ruimte opgeven.
Een paar mensen verzetten zich tegen deze vergulde kooi, weigeren naar het entertainment te kijken en kiezen rebels voor de menselijke prestatiedrang. Maar naarmate de tijd verstrijkt, raakt deze vergrijzende minderheid vergeten en komt er een nieuwe generatie tevoorschijn. Ze beschikken over nieuwe mentale gaven, waaronder de eerste roerselen van een vermogen dat ze toegang geeft tot de ‘Overmind’, een mysterieus gedeeld bewustzijn in het universum, dat ‘de tirannie van de materie’ is ontgroeid.
Die generatie maakt op haar beurt plaats voor de volgende, en deze wezens zijn nauwelijks nog menselijk. Ze hebben geen voedsel meer nodig, hebben geen taal, ze dansen jarenlang in bossen en weiden. Uiteindelijk stoppen ze met dansen en staan lange tijd roerloos stil. Dan lossen ze langzaam op en versmelten met de Overmind. De planeet zelf wordt doorschijnend als glas en verdwijnt langzaam totdat ze niet meer bestaat. De mensheid en de aarde zijn verdwenen, of beter gezegd, ze zijn getransfigureerd en opgegaan in een hoger rijk.
Menselijke wijsheid
Een dergelijk einde van de mensheid is noch optimistisch, noch pessimistisch, schrijft Clarke. Het is gewoon finaal. Dat geldt in zekere zin ook voor zijn roman, waarin hij fictie bedrijft tot het uiterste. Ook eerdere sciencefictionschrijvers hadden zich een toekomst voorgesteld waarin er een einde aan de mensheid komt, met name Olaf Stapledon in zijn werk Last and First Men uit 1930. Maar Clarke gaat verder, naar een rijk waar helemaal geen verhalen meer kunnen zijn. De soorten zijn verdwenen; zelfs de materie is verdwenen, althans de aardse materie. Hij gaat waar Dante ging in zijn Paradiso –Dante klaagde in het eerste canto van zijn werk dat dit noodzakelijkerwijs de krachten van elke schrijver te boven gaat. Schrijven over de hemel is ‘verder gaan dan het menselijke’ – transumanar – en, zegt Dante, dit betekent ook verder gaan dan wat de taal vermag.
Toen ik Childhood’s End voor het eerst las, was ik vooral gecharmeerd van het einde. Nu voel ik meer de melancholie van dit visioen. Ik rouw om de gebrekkige, herkenbare individuen die we als mensen zijn, de talloze bijzonderheden van onze planeet en de vele culturen die haar bewonen – opgelost in een soort universele vlakheid. Alle bijzonderheden zijn verdwenen, het is allemaal opgegaan in het ultieme vreugdevuur der ijdelheden. Ik vind het niet langer subliem, maar teleurstellend.
Waar is, in al die zuivere goddelijkheid en mystiek, de rijkdom van het werkelijke leven gebleven? En waar is ons verantwoordelijkheidsgevoel voor het beheren van de aarde? (Niet dat Clarke er voorstander van was om afstand te doen van dergelijke verantwoordelijkheden – integendeel.) En hoe zit het met onze relaties met andere mensen en andere wezens – die brede basis van de humanistische ethiek, identiteit en betekenis?
We hoeven niet te wachten tot we worden weggetoverd
Misschien komen deze verheffende dromen voort uit herinneringen aan het moment waarop we als klein kind door grote armen werden opgetild uit de wieg. Maar de aarde is geen wieg. We zijn hier niet alleen, maar delen de aarde met zoveel andere levende wezens. En we hoeven niet te wachten tot we worden weggetoverd. Geef mij, in plaats van de Overmind of de sublieme visioenen van welke religie dan ook, maar een meer menselijke wijsheid, zoals verwoord door James Baldwin in het essay ‘Down by the Cross’:
‘We zijn verantwoordelijk voor het leven. Dat is het kleine baken in die angstaanjagende duisternis waaruit we voortkomen en waarnaar we zullen terugkeren. We moeten zo goed mogelijk omgaan met de reis die we daartussen maken, in het belang van degenen die na ons komen.’
Tijdens die reis kan zondebesef ons niet helpen, en ook een droom van transcendentie niet. Dante had gelijk: we kunnen niet transumanar (‘verder gaan dan het menselijke’) en als we er plezier aan beleven om het toch te proberen – nou ja, dan kan dat prachtige literatuur opleveren. Maar het blijft menselijke literatuur.
Dit is een samengestelde en bewerkte voorpublicatie van De humanisten. Dromers, denkers en onderzoekers die de wereld veranderden door Sarah Bakewell, dat op 21 september 2023 verschijnt bij Ten Have. Op zondag 29 oktober spreekt Bakewell over haar nieuwe boek op Brainwash Festival in Amsterdam.
De humanisten. Dromers, denkers en onderzoekers die de wereld veranderden
Sarah Bakewell
Ten Have
400 blz.
€ 29,99