De archeologie van het weten is het laatste bij Foucaults leven verschenen boek dat in het Nederlands is vertaald. Het bouwt voort op zijn eerdere archeologische studies van de menswetenschappen, zoals Geschiedenis van de waanzin (1961) en De woorden en de dingen (1966). En het legt de basis voor zijn latere, genealogische werken zoals Discipline, toezicht en straf (1975) en het eerste deel van Geschiedenis van de seksualiteit (1976), waarin hij menswetenschappelijke kennis stelselmatig in samenhang met specifieke vormen van macht beschouwt.
Michiel Leezenberg (1964) is een Nederlandse filosoof. Hij is universitair hoofddocent wetenschapsfilosofie aan de Universiteit van Amsterdam en is onder meer gespecialiseerd in het denken van Foucault. Hij schreef meerdere boeken, waaronder Elementaire deeltjes 74. Foucault (2021).
Foucaults vroege archeologische studies betogen dat de geschiedenis van menswetenschappen zoals de psychiatrie, de taalkunde en de economie discontinuïteiten of ‘breuken’ vertoont (ofwel wat Thomas Kuhn ‘wetenschappelijke revoluties’ zou noemen). Die breuken, vervolgt Foucault, kunnen niet worden verklaard door de ontdekkingen of vernieuwingen van individuele wetenschappers.
In De archeologie van het weten trekt hij dit argument verder door, en betoogt hij dat zulke discontinuïteiten ons dwingen om op een fundamenteel andere manier over kennis na te denken. Het geloof dat kennisgroei continu is, schrijft hij, berust op het idee dat er een subject of bewustzijn aan ten grondslag ligt. Voor ons lijkt dat idee vanzelfsprekend, maar we hebben het aan filosofen als Descartes en Kant te denken.
Wetenschappelijke kennis, schrijft Foucault, bestaat in eerste instantie uit schriftelijke of mondelinge uitspraken, of énoncés zoals ze in het Frans (en, merkwaardig genoeg, ook in deze vertaling) worden genoemd. We zijn geneigd te denken dat die uitspraken een uitdrukking van kennis zijn, en dat die kennis het bezit is van een kennend subject. Foucault stelt al deze aannames ter discussie, en neemt daarmee afstand van de filosofische traditie van Descartes, Kant en anderen. In plaats daarvan voltrekt hij een ‘talige wending’: evenals hedendaagse analytische filosofen analyseert hij kennis niet meer in termen van bewustzijnstoestanden maar in termen van uitspraken, en zoekt hij niet langer naar een bewustzijn of subject achter die uitspraken.
In De woorden en de dingen had Foucault al betoogd dat de mens niet het vanzelfsprekende, eeuwige en onveranderlijke fundament van alle kennis is waar filosofen hem voor houden. Dat we de mens zo beschouwen is een relatief recent verschijnsel, dat mogelijk werd gemaakt doordat het geheel van de kennis rond 1800 een radicale mutatie onderging. Zijn argumentatie, die de mens van zijn voetstuk stoot, is ook wel omschreven als ‘anti-humanistisch’. Dat klinkt nogal negatief, maar Foucault maakt er een belangrijk filosofisch en politiek punt mee. Ooit heeft hij gezegd dat uit naam van humanistische idealen, zoals het heil of de bevrijding van de mensheid als geheel, de afschuwelijkste misdaden tegen individuele mensen zijn gerechtvaardigd. Foucaults antihumanisme nam destijds afstand van zowel liberale politici als van het naoorlogse Franse ‘humanistische marxisme’. Vandaag de dag kan het milieudenkers inspireren die de mens niet als het middelpunt van de natuur willen zien.
De archeologie van het weten is een uitdaging om te lezen, maar imponeert door zijn volstrekte originaliteit. Zelfs veertig jaar na zijn dood hebben we Foucaults verrassende en radicale ideeën nog niet verwerkt – laat staan weerlegd en door iets beters vervangen.
De archeologie van het weten
Michel Foucault
vert. Jeanne Holierhoek
Boom
280 blz.
€ 34,90