Filosofe en schrijfster Joke Hermsen (1961) is op twee plekken thuis. In haar huis in Amsterdam, met de hoge plafonds en de vele boekenkasten, de plek waar ook haar beide kinderen zijn geboren. En in haar huis in de Bourgogne, waar ze zich een paar maanden per jaar terugtrekt om te schrijven en filosofische cursussen te geven. Ten tijde van het interview legt ze de laatste hand aan haar nog te verschijnen boek, dus vertoeft ze in la douce France. Met de camera van haar laptop laat ze de woonkamer zien: zandkleurige stenen muren, rode plavuizen op de vloer, lichte gordijnen die de felle zon tegenhouden. Zo’n tweeënhalf jaar werkt Hermsen nu aan het boek Onder een andere hemel, maar hoe ze het moet omschrijven blijft lastig. ‘Het is een literair essay, maar ook deels een intellectuele autobiografie en een reisverslag. De beste omschrijving lijkt me toch: een filosofische memoir.’
Het onderwerp van het boek laat zich makkelijker vangen: waarom we graag thuis zijn, maar tegelijkertijd het avontuur altijd lonkt. Hermsen – witte blouse, losjes opgestoken haar – licht toe: ‘We zijn dubbelzinnige wezens. We willen ergens wonen en we willen weer vertrekken. Ons leven speelt zich af tussen heimwee naar het vertrouwde en een verlangen naar het onbekende. We zijn huismussen en zwervers.’ Dat ambivalente verlangen naar zowel geborgenheid als eropuit gaan kent Hermsen al van jongs af aan, waardoor dit boek haar persoonlijkste publicatie wordt.
‘Ik groeide op in een huis zonder boeken’
Hermsen: ‘Ik ken de heimwee en de keerzijde ervan – het verlangen naar de verte – al sinds mijn kindertijd. Ik ben zeker niet de enige, want er zijn veel dichters en filosofen die erover hebben geschreven, maar meestal nogal fragmentair. Thuis-zijn is geen onderwerp waar denkers veel aandacht aan hebben besteed. Terwijl je er veel over kunt zeggen. Want wat is een thuis? Is het een plek of een ervaring? Ben je thuis bij jezelf of bij de ander? In de taal of in de cultuur? En kun je ergens voorgoed thuis zijn?’
Toen ze een jaar of zeven oud was dacht Hermsen nog niet bewust over deze vragen na, maar ze meende wel dat haar ware thuis zich ergens anders moest bevinden. ‘Haar verlangen naar elders,’ schrijft Hermsen over haar jongere zelf, ‘heeft misschien met de herrie van harde woorden, dichtslaande deuren en fel uitschietende handen te maken.’ Waar dat andere huis was wist ze niet, maar ze was er wel van overtuigd dat ze er haar koffertje voor nodig had. En dat lag op de donkere zolder, waar ze niet alleen naartoe durfde. ‘Mijn kinderlijke verlangen om te vertrekken strandde daarom altijd ergens halverwege de trap.’
Heimwee heeft haar altijd al parten gespeeld, vervolgt Hermsen, maar dan als een verlangen naar een nog niet gedefinieerde plek. ‘Heimwee is een verlangen naar geborgenheid die zich niet per se aan een geboortehuis of een vroeger huis verbindt. Ik groeide op in een milieu waarin ik me niet thuis voelde, in een huis zonder boeken. Ik had als kind sterk het idee dat er ergens een plek moest zijn die beter bij mij paste, een wereld met andere gebaren, andere gesprekken, een andere sfeer. De Afro-Amerikaanse schrijfster bell hooks wijst erop dat in het Engels de woorden voor verlangen, longing, en ergens toe behoren, belonging, in elkaars verlengde liggen. Elk verlangen drukt dus ook een ergens toe willen behoren uit. De vraag is alleen: waartoe dan?’
Thuiskomen
Een van de vondsten in haar onderzoek naar heimwee en ‘verteverlangen’ vond Hermsen bij de Duitse dichter Rainer Maria Rilke. Hij liet haar inzien dat je ook kunt thuiskomen in de taal, in gedichten, in literatuur of in muziek. ‘Met behulp van de taal en de verbeelding kun je wat hij een “wereldbinnenruimte”, een Weltinnenraum, noemt creëren. Dat is een binnenwereld die ontstaat als je met aandacht naar de wereld kijkt en daarover nadenkt of schrijft. In die aandacht en reflectie kom je tot een nieuwe verhouding tot de wereld, die je als het ware internaliseert. Daardoor sta je niet langer “tegenover” de wereld, zoals hij het menselijke noodlot beschrijft. De oppositie tussen de buitenwereld, als iets bedreigends en externs, en de binnenwereld, als iets dat helemaal teruggetrokken is op jezelf, wordt overbrugd in die wereldbinnenruimte. Een van de opmerkelijke uitkomsten van mijn onderzoek naar heimwee is dat het overbruggen van tegenstellingen een thuisgevoel oplevert – of dat nu de tegenstelling ik-ander, uiterlijk-innerlijk of mens-natuur is. Alles wat die twee polen voor een moment weet samen te nemen geeft de indruk van heimisch zijn, thuis zijn.’
In de filosofische memoir komen thema’s aan bod die we kennen uit het werk van Hermsen, zoals tijd. ‘Heimwee drukt een verbondenheid tussen tijd en ruimte uit. Je kunt ook heimwee hebben naar vroegere winters, een eerste liefde, je kindertijd. De met Rilke bevriende filosofe en schrijfster Lou Andreas-Salomé schrijft over onze vroegste, pre-talige kindertijd als ons “eerste huis”. Maar we kunnen ons van die eerste duizend dagen niets meer herinneren. Het is een tijd waarvan we wel een vermoeden hebben, en die we soms in een geur, een uitzicht of een melodie herkennen, maar woorden eraan geven kunnen we niet. In die zin dragen we allemaal een verlaten huis met ons mee. Het is een van de eerste bronnen van onze heimwee, en ook van het verteverlangen. Je wilt thuiskomen op de onbemiddelde wijze van een jong kind, en zoekt dat in de verte, die net zo onbereikbaar is als je herinneringen.’
Even tussendoor… Meer lezen over filosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Zelf werd Hermsen geboren in een dorp in de Wieringermeerpolder. De geur van vers gemaaid gras en koren – broeierig, zoet en muf – behoort tot de weinige herinneringen die ze aan haar eerste jaren in de polder heeft. Toen ze een jaar of vijf was verhuisde het gezin naar een nieuwbouwwijk in Amstelveen. ‘Dat was een schok, omdat alles er zo anders was: beton in plaats van grasland.’ Haar volgende verhuizing naar een studentenkamer in Amsterdam was wel een thuiskomst. Hermsen haalt Hannah Arendt aan, een filosoof die nooit ver weg is in haar denken. ‘Nataliteit noemt Arendt het vermogen om in de wereld iets nieuws te beginnen. Elke keer als we er iets nieuws aanvangen, worden we als het ware opnieuw geboren. Zo voelde dat ook voor mij. Ik verruilde niet alleen het huis van mijn jeugd voor een kamer in de stad, maar betrad ook de ruimte van de openbare wereld. Die van de universiteit, maar ook die van de theaters, bibliotheken en muziekpodia. Ik ging uit huis om in de wereld thuis te komen. Wonderlijk genoeg kunnen we juist in het vreemde thuis raken.’
Het is een en al dubbelzinnigheid wat de klok slaat, zegt Hermsen. ‘Het vreemde voelt soms aan als een thuis; we zijn zowel geboortelijke als melancholische wezens; we verlaten allemaal onze kindertijd en verliezen daarmee een deel van ons verleden, en we dromen over een toekomst, die zich nog moet ontvouwen. Heimwee draagt zowel het verlies als de belofte van het nieuwe in zich. Omdat we dubbelzinnige wezens zijn, lijkt de paradox ons soms de meeste waarheid over ons zelf te kunnen vertellen.’
Innerlijke huishouding
Hermsen spreekt helder en in volzinnen, waarin ze moeiteloos de ene na de andere denker aanhaalt. Hier en daar slaat ze een intellectueel zijpad in, om vervolgens altijd de koers weer terug te brengen naar het hoofdthema. En zoals altijd in haar filosofie is er ook een politieke boodschap. Thuis is niet alleen een ruimtelijke plek, maar heeft ook te maken heeft met onze innerlijke huishouding. ‘Je kunt wel denken dat je thuis bent in een duur huis met mooie spullen, maar als je daar niet op zielsniveau wordt aangesproken, ben je eigenlijk dakloos.’ Ze benadrukt dat we dit wel moeten onderscheiden van de feitelijke dakloosheid waar miljoenen mensen mee kampen. ‘De heimwee bij vluchtelingen kan ernstige proporties aannemen die ontwrichtend zijn, niet alleen voor hun eigen leven, maar ook voor een samenleving. De eerste voorwaarde is om iemand onderdak te bieden. Vervolgens moet dat huis in een gastvrije omgeving staan, en ten slotte moet er ook voor het huis van de innerlijkheid gezorgd kunnen worden.’
Hannah Arendt vluchtte in 1941 vanwege haar Joodse afkomst naar Amerika, vervolgt Hermsen. ‘Ze schreef haar boeken in het Engels, maar bleef spreken over het Duits als het verliezen van haar thuis, van haar Heimat. Ze zou nooit in staat zijn om thuis te raken in het Engels, ongeacht hoe goed ze het sprak. We moeten ons veel beter realiseren hoe ontheemd vluchtelingen kunnen zijn.’
‘Het overbruggen van tegenstellingen levert een thuisgevoel op’
Een korte stilte. ‘De Franse filosofe Simone Weil heeft zich over de “ontheemding” van de mens in bredere zin gebogen. We voelen ons ontheemd als we geen verbinding meer voelen met de plek die we bewonen, schreef ze, geen lid van een sociale gemeenschap zijn. Maar ook als we niet weten waar het voedsel dat we eten vandaan komt, twijfelen aan de zin van het werk dat we verrichten, geld nog het enige is waarnaar we streven en niet voor onze ziel zorgen. Het gebrek aan aandacht voor de ziel heeft een wereld op drift veroorzaakt. Thuis-zijn heeft dus ook te maken met politiek, met het systeem, met de keuzes die we maken. We moeten geïnspireerd worden door verhalen om ons thuis te kunnen voelen.’
En als je daar bewust mee bezig bent en de randvoorwaarden op orde zijn, kunnen we dan ergens voorgoed thuis zijn? Hermsen, glimlachend: ‘Helaas, het antwoord luidt: nee. Maar je kunt je wel op meerdere plekken na elkaar thuis voelen. En elke plek, of die nu in de wereld is of in je denken, brengt weer nieuwe mogelijkheden met zich mee.’
Lees ook de voorpublicatie van Onder een andere hemel: Thuis wordt je bestaan niet in twijfel getrokken
Onder een andere hemel
Joke J. Hermsen
Prometheus
192 blz.
€ 20,99