Het eiland Lesbos stond in de Oudheid al bekend om zijn weelderige natuur en is nog steeds een populaire bestemming onder natuurliefhebbers, vooral vogelaars. Elk voor- en najaar doen talloze vogels Lesbos aan om te rusten en te foerageren, vooral in en rond een enorme, bijzonder voedselrijke lagune die het eiland bijna doormidden splijt.
In het midden van de vierde eeuw voor Christus belandde Aristoteles hier. De twee jaar dat hij er was besteedde hij voornamelijk aan onderzoek naar dieren. De beroemde eerste zinnen van Aristoteles’ Metafysica luiden: ‘Alle mensen streven van nature naar kennis. Dit blijkt uit het feit dat we houden van zintuiglijke waarnemingen. Ook als we er geen voordeel bij hebben, houden we hiervan om het waarnemen zelf…’ Op Lesbos gaf Aristoteles zich helemaal over aan dat genot: hij gaf zijn ogen goed de kost en probeerde te begrijpen wat hij zag. Hij legde zodoende de grondslag voor de biologie; van een in wetenschap geïnteresseerde filosoof werd hij een filosofische bioloog.
‘Alle mensen streven van nature naar kennis’
Aristoteles was 37 jaar oud toen hij op Lesbos belandde. In 348 of 347 v.Chr. – over de fanatieke feitenverzamelaar Aristoteles zijn opvallend weinig harde feiten bekend – had Aristoteles vrij plotseling Athene verlaten. Misschien was hij kwaad weggelopen, omdat niet hij, maar een neef van Plato die na diens dood mocht opvolgen als hoofd van de Academie, terwijl Aristoteles toch zijn meest briljante student was en inmiddels tot rijpheid was gekomen. Of misschien werd het hem in Athene te heet onder voeten, omdat hij door velen beschouwd werd als Macedoniër en Macedonië steeds meer een zeer serieuze bedreiging ging vormen voor Athene en de andere Griekse steden. Aristoteles was namelijk geboren in de Macedonische plaats Stageira en onderhield nauwe banden met het Macedonische hof. Zijn vader was hofarts geweest van koning Amyntas III van Macedonië. Weliswaar was Macedonië toen nog een tamelijk onbeduidend, noordelijk en dus afgelegen half-barbaars koninkrijk, maar Amyntas’ zoon en opvolger Philippus II had grote ambities en vormde al snel een bedreiging voor alle Griekse stadstaten, waaronder Athene.
Wat de redenen ook waren, Aristoteles belandde via een omweg op Lesbos, samen met Theophrastus. Deze was op Lesbos geboren en had bij Aristoteles aan Plato’s Academie gestudeerd; hij was vooral in planten geïnteresseerd en geldt als eerste botanicus. De verleiding is groot om je de beide natuurvorsers voor te stellen terwijl ze door de velden van Lesbos lopen, de wereld van de natuur onderling verdelen en afspreken: ‘Jij doet de planten, ik de dieren, en samen leggen we het fundament van de biologie.’
Inktvis
Zoals alle Grieken had Aristoteles grote belangstelling voor vis. Maar op Lesbos ving of kocht hij geen vissen om ze op te eten, maar om ze te ontleden. Vooral de inktvis had zijn belangstelling. Zoals Thales had gezegd: ‘Alles is water’, zo kwam Aristoteles uiteindelijk ongeveer tot de conclusie: ‘Alles is inktvis.’
Thales noch Aristoteles bedoelde dat letterlijk. Het gaat erom dat Thales een rationele verklaring probeerde te geven voor natuurlijke verschijnselen. Thales meende de natuur het best te kunnen begrijpen in termen van materie, met een materiële verklaring. Maar om levende wezens te begrijpen voldoen volgens Aristoteles materiële verklaringen niet. Levende wezens zijn bezielde materie, en Aristoteles was met zijn mes op zoek naar de ziel van de inktvis.
Op Lesbos wordt Aristoteles de eerste bioloog. Hij ontwikkelt een zeer ‘biologistisch’ wereldbeeld: de hele kosmos is een levend geheel, een functionerend systeem. Het is bezielde materie, in de zin van ‘gestructureerde materie’.
De werkelijkheid gaat boven de leer
Zoals veel hedendaagse biologen, en wetenschappers in het algemeen, hun aartsvader Aristoteles vergeten zijn, zo lijken veel filosofen te zijn vergeten dat Aristoteles bovenal bioloog was, een onderzoeker van dieren, van levende wezens. Een natuurvorser. Maar dan wel een erg filosofisch ingestelde. Armand Marie Leroi schrijft in zijn recent verschenen boek over Aristoteles als aartsvader van de biologie, De lagune. Aristoteles en het begin van de wetenschap: ‘In zekere zin ís zijn filosofie zelfs biologie, waarin hij zijn ontologie en epistemologie slechts ontwierp om uit te leggen hoe dieren functioneren. Vraag Aristoteles: “Wat bestáát er fundamenteel gezien?”; dan zou hij niet zeggen, zoals misschien een moderne bioloog: “Vraag dat maar aan een natuurwetenschapper.” Hij zou op een inktvis wijzen en zeggen: “Dat.”’
Aristoteles’ vader overleed toen hij nog een jongen was, maar misschien heeft hij hem toch beïnvloed. Als arts moest hij immers goed met messen overweg kunnen. Belangrijker nog is dat een arts een diagnose moet kunnen stellen: hij moet precies kunnen waarnemen en tegelijkertijd het grote plaatje in de gaten houden. Een arts weet dat overal aanwijzingen te vinden zijn – in nagels, haren, tong, urine… De meest onbeduidende dingen kunnen ertoe doen. Het gaat erom voor alle relevante, afwijkende verschijnselen één samenvattende verklaring te vinden, namelijk de ziekte. Aristoteles begon als het ware de dieren te bekijken en te onderzoeken als ‘gezonde patiënten’. Hij onderzocht waaruit hun gezondheid dan bestond.
Hij vergat daarbij nooit dat een goede arts zijn kennis ad hoc toepast: iedere patiënt lijdt op zijn eigen manier aan een bepaalde ziekte en vraagt om een specifieke behandeling. Het beeld van Aristoteles als door-en-door systematische schoolmeester is eenzijdig. Aristoteles is net zo avontuurlijk als systematisch en geeft zich vaak onbekommerd over aan detailkwesties, zonder zich iets gelegen te laten liggen aan zoiets als een ‘rode draad’. Zijn Historia animalium is bepaald niet systematisch, maar eerder een soort rariteitenkabinet. Verre van star is hij juist flexibel en vooral geïnteresseerd in aberraties: de werkelijkheid gaat boven de leer.
Tekst loopt door onder afbeelding
Plato
Behalve min of meer praktische redenen waren er voor Aristoteles ook ‘filosofische’ redenen geweest om Athene te verlaten. In reactie op de relativistische sofisten had Plato een wel erg absolute filosofie ontwikkeld, de Vormenleer. Plato poneerde een ware werkelijkheid van Vormen of Ideeën ‘achter’ of ‘boven’ de waarneembare werkelijkheid en had zich zo tot een nogal anti-wetenschappelijke filosoof ontwikkeld: het ging Plato niet om de verschijnselen, maar om de ideeën, de Vormen. Aristoteles daarentegen was bepaald geen ‘idealistische’ kamergeleerde en had grote belangstelling voor de realiteit van de verschijnselen. Aristoteles verliet de Academie van Plato om de natuur zelf te bestuderen en te boek te stellen. Hij vergeet daarbij Plato’s Vormenleer niet, maar wel dat die Vormen of Ideeën een werkelijkheid-achter-de-werkelijkheid zouden zijn. Aristoteles zoekt de vormen in de natuur.
Aristoteles is, kortom, de man van de gulden middenweg. Hij vaart tussen twee gevaarlijke klippen door: het relativisme van de sofisten en het absolutisme waarmee Plato dat relativisme beantwoordde.
Aristoteles wil het leven bestuderen, begrijpen. Maar niet door in zijn studeerkamer diep na te denken over een vraag als ‘Wat is leven?’. Hij vraagt niet naar een definitie of iets dergelijks. Misschien was het wel Aristoteles’ grootste verdienste dat hij dergelijk wat-vragen vertaalde naar hoe-vragen. Hij vroeg niet: ‘Wat is leven?’, maar: ‘Hoe is leven, hoe houden levende wezens zich in leven?’ Levende wezens zijn volgens Aristoteles namelijk min of meer zelfstandig functionerende wezens die zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien: ze kunnen voedsel vinden en verteren, omgaan met vijanden en bedreigende omstandigheden, en ze kunnen zich voortplanten, het leven doorgeven. De vraag is niet: wat is een inktvis?, maar: hoe doet een inktvis, hoe leeft een inktvis? Hoe ‘werkt’ een inktvis, hoe functioneert zo’n dier? En dat niet alleen intern bekeken, als samenspel van organen, botten, bloed en dergelijke, maar ook extern: hoe functioneert een inktvis in de natuur? Welke rol speelt hij in zijn omgeving, in de natuur?
Alle levende wezens hebben volgens Aristoteles een ziel; ze zijn bezielde, ‘gevormde’ materie. Die ziel zit echter in het dier, die is het dier. En als het dier of de plant sterft, sterft ook de ziel. Hoe komen de levende wezens dan aan dat leven, aan die ziel, die ‘vorm’? Die krijgen ze van hun ouders mee.
Even tussendoor… Meer lezen over Aristoteles en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Aristoteles vergiste zich als bioloog in tal van dingen, omdat het tot op grote hoogte giswerk is. Leroi draait daar in zijn boek dan ook niet omheen, maar benadrukt ook dat Aristoteles met name één ding wel erg goed gezien heeft: ouders geven het leven door aan hun nakomelingen. Nogal anachronistisch – maar hoe erg is dat eigenlijk? – duidt Leroi nu het toch wat geheimzinnig klinkende ‘bezielde materie’ als ‘geïnformeerde materie’: de ouders geven aan hun nakomelingen informatie mee over hoe de materie geordend zal worden, hoe het organisme georganiseerd zal zijn en hoe het zal functioneren. En dat klinkt ons, die weet hebben van DNA en genen, bepaald niet geheimzinnig meer in de oren.
Aristoteles en Plato tegenover elkaar stellen is nogal een cliché. Maar Rafaël heeft dat cliché toch wonderschoon verbeeld in zijn fresco School van Athene. In het midden van die schildering staan Aristoteles en Plato, de laatste met zijn vinger in de lucht wijzend, naar de ideale wereld, en Aristoteles met zijn hand horizontaal uitgestrekt. Plato verwijst naar de hemel en Aristoteles naar de aarde. Leroi blaast in zijn boek dit cliché ook weer leven in: bij hem zit Plato hoog en droog in een studeerkamer diep na te denken, terwijl Aristoteles op Lesbos, bij de lagune, een inktvis zit te ontleden.
Tekst loopt door onder afbeelding
Leroi: ‘We moeten ons hem [Aristoteles] in de marmeren gaanderijen van het Lyceum voorstellen terwijl hij het woord richt tot een groep onbarmhartig kritische studenten. Hij gebaart naar een hoop met inkt bevlekte inktvissen die ligt te ontbinden in de Attische zon. “Pak er een,” zegt hij. “Snijden, openmaken, kíjken.”’
Overigens is het pikante dat kritische tijdgenoten Aristoteles vergeleken met een inktvis, omdat zijn taalgebruik zo eigenzinnig en duister zou zijn dat zijn pen niets verheldert, maar juist alles laat verdwijnen in wolken duistere inkt.
Alexander de Grote
In 343 ontbood Philippus II Aristoteles naar Macedonië om onderwijs te verzorgen voor de kroonprins, Alexander, later ‘de Grote’. Eenmaal zelf koning maakte Alexander de ambities van zijn vader meer dan waar: hij veroverde heel Griekenland, Klein-Azië, het Midden-Oosten – eigenlijk de hele bekende wereld. In 323 overleed Alexander plotseling, nog maar 33 jaar oud. Aristoteles had ondertussen in 335 v.Chr. Macedonië verlaten en in Athene een eigen school, het Lyceum, gevestigd. Latere bronnen meldden dat Alexander tijdens zijn veldtocht vele dieren en verslagen naar Aristoteles liet sturen, zodat die de hele wereld in kaart kon brengen, maar daarvan zijn in de bekende geschriften van Aristoteles geen echte sporen te vinden. Hij maakte wel gebruik van reisverslagen en berichten over exotische dieren, maar het lijkt waarschijnlijker dat hij zich daarbij baseerde op verslagen van zijn neef Kallisthenes, een filosoof en historicus die Alexander had meegenomen op zijn veldtocht om die te boekstaven.
Net als Socrates werd Aristoteles aangeklaagd wegens goddeloosheid
Na Alexanders dood sloeg de stemming in Athene weer om naar anti-Macedonisch. Aristoteles’ tegenstanders vonden dezelfde stok waar ook Socrates mee was geslagen: Aristoteles werd aangeklaagd wegens goddeloosheid. Maar anders dan Socrates verliet hij de stad; hij wilde ‘de Atheners een tweede vergrijp tegen de filosofie besparen’. Hij week uit naar Chalkis, naar het landgoed van zijn moeder. Daar stierf hij een jaar later aan de gevolgen van een maagkwaal op 61-jarige leeftijd.
Aristoteles’ geschriften kregen in de loop der tijd enorme autoriteit; ze golden bijna tweeduizend jaar als onbetwijfelbaar. Zozeer zelfs dat toen de zeventiende-eeuwse moderne wetenschappers protesteerden tegen loutere bestudering van boeken, ze doelden op de boeken van Aristoteles. Paradoxaal genoeg deden ze vervolgens iets heel erg ‘aristoteliaans’: ze verlieten de studeerkamer en gingen op onderzoek uit. Weliswaar weerleggen ze, door te experimenteren – wat Aristoteles niet deed – veel theorieën van Aristoteles, maar niet diens instelling. Aristoteles zei over zijn leermeester: ‘Plato is mij lief, maar liever nog is mij de waarheid.’
Dit portret is geïnspireerd op met name het boek De lagune. Hoe Aristoteles de wetenschap uitvond van Armand Leroi en op de documentaire Aristotle’s Lagoon die Leroi maakte voor BBC4 (terug te kijken via YouTube).
De lagune. Hoe Aristoteles de wetenschap uitvond
Armand Leroi
vert. Paul Syrier
Atlas Contact
592 blz.