De ‘banaliteit van het kwaad’ werd een gevleugeld begrip nadat Hannah Arendt het meedogenloze handelen van Adolf Eichmann had gekenschetst als een gedachteloze uitvoering van regels. Eichmann was als nazitopman verantwoordelijk voor de deportatie van Joden in Duitsland en het bezette Europa. Na de oorlog vluchtte hij naar Argentinië. In 1960 ontvoerde de Israëlische Mossad hem naar Jeruzalem, waar een geruchtmakend proces volgde dat eindigde met zijn executie. In zijn boek Het menselijke kwaad verdiept Klaas Rozemond zich opnieuw in het proces tegen Eichmann en in de ideeën van Arendt.
Waarin verschillen de klassieke opvatting van het kwaad en de ideeën van Hannah Arendt over het kwaad?
‘De klassieke opvatting van het kwaad, van Augustinus tot Kant, gaat uit van het kwade bewustzijn: een dader verricht een bepaalde handeling terwijl hij weet dat het een immorele en misdadige handeling is. Denk aan een inbreker: die weet dat zijn acties op afkeuring kunnen rekenen en weet ook dat ze immoreel zijn – en toch breekt hij in. Dat bewuste overtreden van juridische, morele en sociale regels is het klassieke idee van het kwaad.
‘Een inbreker weet dat zijn acties immoreel zijn. En toch breekt hij in’
Hannah Arendt stelde in 1963 de klassieke definitie ter discussie met haar idee van de banaliteit van het kwaad: volgens haar zijn bepaalde daders zich er niet van bewust dat ze iets misdadigs en slechts doen, en komen hun motieven vooral voort uit de wens om gehoorzaam te zijn. De Duitsers onder het naziregime waren volgens haar gezagsgetrouwe burgers, die zich wilden houden aan de wet, aan de sociale regels en aan de heersende moraal. Ze waren zich niet bewust van hun eigen kwaad, en daarmee ontbreekt dus het belangrijkste element van de klassieke opvatting: dat je je ervan bewust bent dat je iets verkeerds doet. Volgens Arendt was Adolf Eichmann een banale dader omdat hij zich niet bewust zou zijn geweest van het kwaad dat hij deed.’
Waarom hebt u kritiek op Arendts opvatting over de banaliteit van het kwaad?
‘Het is mogelijk dat mensen uit gehoorzaamheid meedoen aan misdaden. Denk aan de Nederlandse overheid ten tijde van de Duitse bezetting: omdat de Nederlandse regering in ballingschap had aangegeven gehoorzaam te zijn aan de bezetters, om zo de orde in de samenleving te bewaren, hebben veel Nederlandse ambtenaren meegewerkt aan allerlei bezettingsmaatregelen en de vervolging van de Joden.
De banaliteit van het kwaad is dus wel een reëel verschijnsel, alleen denk ik dat het voor de daders van de Holocaust absoluut niet geldt. Eichmann was een overtuigd nationaal-socialist, en dat laat Arendt volledig buiten beschouwing. Het is een enorme vergissing dat ze Eichmann als banale dader heeft getypeerd. Het idee dat hij zich niet bewust zou zijn van het kwaad dat hij deed, werd al grondig weerlegd in het proces tegen hem. In de discussie hierover wordt vaak vergeten dat genocide een heel specifiek juridisch begrip is. Typerend daarvoor is de intentie van de dader: genocide is het vermoorden van mensen met het doel om een groep te vernietigen op basis van ras of geloof.
Even tussendoor… Meer lezen over het kwaad en rechtvaardigheid? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Eichmann werd vervolgd omdat hij door de deportaties te organiseren had meegewerkt aan de genocide op het Joodse volk én omdat hij daarbij zelf de intentie had om het Joodse volk volledig te vernietigen. Het vonnis van de Israëlische rechtbank uit 1962 was al heel overtuigend, maar ook alles wat daarna over Eichmann bekend is geworden – bijvoorbeeld via zijn biografie door David Cesarani (2006) en Eichmann vor Jerusalem: das unbehelligte Leben eines Massenmörders (2011) van Bettina Stangneth – laat geen enkele ruimte voor twijfel over Eichmanns intenties.’
Zijn intentionaliteit en je ergens bewust van zijn hetzelfde?
‘Een intentie veronderstelt dat je je bewust bent van de gevolgen van je handelingen. Eichmann heeft in Jeruzalem expliciet bekend dat hij tijdens de oorlog wist dat het om een genocide ging: vanaf 1941 was het voor hem duidelijk dat het Joodse volk uitgeroeid moest worden. Het hele punt van zijn verdediging was dat hij beweerde niet zélf de intentie te hebben gehad om de Joden uit te roeien, maar dat zijn meerderen deze intentie hadden. Eichmann werkte naar eigen zeggen tegen zijn wil mee – hij zou zijn gedwongen, anders zou hij de doodstraf krijgen.
Dat verweer achtte de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Alle bewijsmiddelen en getuigenissen toonden dat aan. Niemand die zich in de processtukken verdiept kan redelijkerwijs nog verdedigen dat Eichmann niet zelf de intentie had om het Joodse volk te vernietigen. Eichmann was geen dom ambtenaartje dat alleen maar de bevelen van zijn meerderen uitvoerde. Hij was een racistische ideoloog, een man die heel goed in staat was om te reflecteren op de totalitaire ideologie van het nazisme en daarom tot het einde toe de genocide op de Joden voor zichzelf kon rechtvaardigen. In Argentinië benadrukte hij maar van één ding spijt te hebben: dat het hem niet gelukt was het Joodse volk volledig te vernietigen. In Jeruzalem ontkende hij die intentie, omdat hij heel goed besefte dat hij daarom als genocidepleger zou worden opgehangen.’
‘Eichmann had er spijt van dat hij niet het hele Joodse volk had vernietigd’
Eichmann en andere genocideplegers van het naziregime waren zich dus bewust van de vreselijke consequenties van hun daden en hadden ook de intentie om het Joodse volk uit te roeien. Welk moreel bewustzijn lag daaraan ten grondslag?
‘Het staat buiten kijf dat nazi’s geen gezagsgetrouwe burgers waren bij wie de wens om gehoorzaam te zijn tot hun misdaden leidde – zoals Arendt dat wel volhield. Het nazisme was er juist op gericht om de bestaande orde – in dit geval de Weimar-republiek, inclusief de democratie en mensenrechten – welbewust te vernietigen. Alle geldende democratische waarden werden doelbewust afgeschaft en vervangen door een racistische ideologie. Uit de nazistische ideologie volgt dat zoiets als een volkerenmoord niet immoreel is, want in een systeem dat uitgaat van een strijd tussen de rassen is het juist goed om te proberen je rassenvijand uit te roeien. De nazi’s waren zich er wel van bewust dat hun gedrag in strijd was met fundamentele morele waarden, maar ze wilden ook die waarden vernietigen.’
Al deelt u Arendts ideeën over de banaliteit van het kwaad niet, haar analyse over oordelen bracht u wel tot een nieuwe definitie van het kwaad.
‘In The Human Condition (1958) schrijft Arendt dat de betekenis van handelingen niet alleen wordt bepaald door degene die handelt, maar uiteindelijk ook altijd door degene die oordeelt: de rechter en de toeschouwers. Dat idee gebruik ik om tot een nieuwe definitie van het kwaad te komen: niet het morele bewustzijn van de dader, maar het oordeel van rechter en toeschouwers bepaalt of iets kwaad is of niet. Volgens deze uitleg doet het er niet toe dat een nazi er zelf van overtuigd is dat genocide volgens zijn ideologie goed is. Volgens de rechters en de toeschouwers van het proces tegen Eichmann is genocide immoreel omdat het in strijd is met de meest elementaire waarden van een democratisch rechtssysteem: de menselijke waardigheid en de menselijke pluraliteit.’
‘De nazi’s schaften democratische waarden doelbewust af en vervingen ze door een racistische ideologie’
Wat zijn de juridische implicaties van de Holocaust en de processen tegen de daders?
‘Ze hebben het morele bewustzijn van moderne samenlevingen veranderd. Mensen hebben het ergste kwaad gezien en weten dat de daders daarvoor berecht zullen worden. Toch zijn er na de Tweede Wereldoorlog verschillende genocides gepleegd, waaronder in het voormalige Joegoslavië. Van personen als Ratko Mladic heeft het Joegoslaviëtribunaal vastgesteld dat hij handelde met de intentie om moslims als groep uit te roeien. Mede omdat het tribunaal al ruim voor de genocide bij Srebrenica werd opgericht, kunnen oorlogsmisdadigers als Mladic´ niet volhouden dat ze niet wisten dat vervolging mogelijk was.’
Uw idee van het kwaad draait om het oordeel van de rechter en de toeschouwer in plaats van dat van de dader. Ontslaat dat burgers niet te veel van de plicht om een eigen moreel bewustzijn te ontwikkelen en te hanteren?
‘Een rechter is uiteindelijk het best in staat om wetten toe te passen en oordelen te vellen. Hij begrijpt het rechtssysteem en de waarden die daaraan ten grondslag liggen. Maar iedere burger dient natuurlijk een moreel kader te ontwikkelen en dat in acht te nemen. En ik pleit ervoor de morele waarden die ten grondslag liggen aan de samenleving en die bepalen hoe je daden beoordeelt ten volle te bespreken in de publieke sfeer. Iedereen moet daarbij betrokken zijn, niet alleen rechters. De gemiddelde burger kan natuurlijk ook oordelen over wat de rechter doet – rechters kunnen gecorrigeerd en wetten aangepast worden door kritiek vanuit de samenleving. Neem bijvoorbeeld het debat over het voltooid leven: er is een wet die door rechters wordt toegepast, maar tegelijkertijd is er een publieke discussie gaande over de vraag of rechters niet te restrictief of te soepel zijn met de toepassing van die wet. Gelukkig doen mensen op grote schaal mee aan het publieke debat, al zou die ruimte nog meer benut kunnen worden.’
Tekst loopt door onder afbeelding
Waar begint de verantwoordelijkheid van een individu, als niet meer het morele bewustzijn van een misdadiger, maar het oordeel van de rechter en toeschouwers bepalend is voor wat kwaad is en wat niet?
‘Verantwoordelijkheid begint op het moment dat je je bewust wordt van de gevolgen van je eigen handelen, ervan uitgaande dat je ook anders kunt handelen. Neem bijvoorbeeld de klimaatverandering: als er feiten zijn die erop wijzen dat ons gedrag negatieve gevolgen heeft voor het klimaat, en we ons er bewust van zijn dat we er iets aan kunnen doen, ontstaat morele verantwoordelijkheid. Daarop kan iedereen worden aangesproken. Als iemand ondanks zijn kennis van de gevolgen voor het klimaat toch het vliegtuig pakt, is dat een vorm van welbewust kwaad. Je kiest voor je eigen belang in plaats van voor het moreel juiste – dat is weer het klassieke idee van kwaad van Augustinus tot Kant. De definitie van het kwaad die ik voorstel, betekent dat je je oordelen niet alleen op je eigen mening moet baseren. Het betekent je afvragen wat alle mogelijke perspectieven zijn die relevant zijn voor een morele kwestie – dus ook die van komende generaties.’
Het menselijke kwaad. Hannah Arendt, Adolf Eichmann en het oordelen over het kwaad
Klaas Rozemond
Boom
272 blz.
€ 32,50