Home Filosofie en literatuur Filosoof Maarten Doorman: ‘Schaamte maakt van alles zichtbaar’
Filosofie en literatuur

Filosoof Maarten Doorman: ‘Schaamte maakt van alles zichtbaar’

Door Djuna Spreksel op 15 december 2025

filosoof en schrijver Maarten Doorman tussen de planten
beeld Marcel Bakker
Filosofie Magazine nieuwsgierigheid Kun je te veel willen weten?
01-2026 Filosofie Magazine Lees het magazine
Hoe kan iemand zeer dichtbij staan en tegelijk onkenbaar blijven? Filosoof en schrijver Maarten Doorman ging op zoek naar het verleden van zijn zwijgzame vader, en stuitte daarbij op allerlei paradoxen. ‘Hoe meer ik van mijn vader weet, hoe beter ik snap hoezeer mijn kennis tekortschiet.’

Als filosoof en schrijver Maarten Doorman (1957) rond 2015 tijdens een vakantie Suriname bezoekt, komt hij geheel onverwachts zijn vader tegen. Niet letterlijk, want Doormans vader is dan al een geruime tijd overleden. Maar er lijkt iets in de drukkende warmte te zijn, in de geheimzinnige geluiden afkomstig uit het oerwoud, dat maakt dat de geest van zijn vader in zijn halfduistere herinnering opdoemt en weigert te verdwijnen.

Misschien, zo oppert Doorman in zijn boek Mijn vader en ik (2025), heeft die gevoelde aanwezigheid te maken met het feit dat zijn vader de eerste dertien jaar van diens leven in de tropen doorbracht. Weliswaar op een andere plek in de wereld, namelijk Indonesië, maar toch: in een land dat naast een tropisch klimaat in ieder geval één aspect van zijn recente geschiedenis deelt met Suriname. Beide zijn tot in de vorige eeuw een kolonie van Nederland geweest.

Zijn vader vertelde nooit iets over zijn jeugd in het voormalige Nederlands-Indië, realiseert Doorman zich, en ook niet over de oorlogsjaren die hij gedeeltelijk doorbracht in Duitsland. Waarom eigenlijk niet? Wie was deze zwijgzame, bescheiden en religieuze man, die bij het eerste fluitsignaal van de voetbalwedstrijd tussen Nederland en Joegoslavië op het EK in 2000 plotseling dood neerviel? Doorman besluit naar zijn vader op zoek te gaan – naar wie hij was, en daarmee naar wie hij zelf is. Dat heeft geresulteerd in zijn ‘persoonlijkste boek tot dusver’, vertelt hij.

Wil je dit artikel verder lezen?

Sluit een abonnement af op Filosofie Magazine voor slechts 4,99 per maand en krijg toegang tot dit artikel én de duizenden andere diepgaande filosofische artikelen. Luister nu ook alle nieuwe artikelen als audio.
Word abonnee en lees verder > Al abonnee? Log dan in en lees (of luister) verder.

‘De vader ligt uitgestrekt op een wereldkaart en laat geen ruimte over voor de zoon’

En inderdaad: hoewel Doorman ook thema’s uitwerkt uit eerdere boeken, zoals De romantische orde (2004) en Rousseau en ik (2022), is de toon anders. De filosofie is in niet op de voorgrond, maar tussen de regels door aanwezig. Tastend en twijfelend richt Doorman zijn blik op de man die dicht bij hem stond, maar tot wie hij lang een afstand voelde. De man die oploste in de geschiedenis, maar misschien niet tot de voltooid verleden tijd behoorde. ‘Ja, het is een boek vol paradoxen en tegenstellingen geworden,’ zegt hij. ‘Hoe meer ik me begon af te vragen wie mijn vader eigenlijk geweest is, hoe doorzichtiger hij werd.’

Wat bedoelt u daarmee?
‘Het grootste deel van mijn leven interesseerde het me niet of ik mijn vader kende. Op een gegeven moment ging ik op onderzoek uit, bijvoorbeeld door zijn brieven te lezen. Maar ik merkte dat naarmate ik dichter bij mijn vader kwam, ik als het ware door hem heen ging kijken, en dat er niets overbleef. Ik bleek hem helemaal niet te kennen. Dat is een wonderlijke ervaring, die historici ook weleens hebben beschreven: des te meer je te weten komt, des te beter je snapt hoezeer je kennis tekortschiet.’

Het boek begint en eindigt in Suriname, de plek waar u uw vader voor het eerst sinds een lange tijd weer ’tegenkwam’. Waar gebeurde dat?
‘Ik bezocht het land met mijn vrouw en kinderen, dus als vader. Ik was niet met mijn eigen vader bezig en toch kwam hij daar vanuit de kostgrondjes “tevoorschijn”. Kostgrondjes zijn stukjes akker waarop families bananen, cassave, pinda, okra, mais en rijst verbouwen. Na enkele jaren zijn de kostgrondjes uitgeput, dan neemt het oerwoud het direct weer over. Ergens anders in het oerwoud wordt een nieuw stukje land ontgonnen, maar na een tijd keert men altijd weer terug. Dat leek me onlogisch: waarom zou je terugkeren naar precies dezelfde plek? Waarom bijvoorbeeld niet dichter bij de rivier?

Het was lastig om daar een sluitend antwoord op te krijgen, maar mijn hypothese is dat je terugkeert naar hetzelfde grondje omdat dit een continuïteit vertegenwoordigt met de geschiedenis van je voorouders. Ik zag offerplekken, rituelen en symbolen rond voorouderverering. Het bracht me tot de gedachte dat ik net zo goed in contact zou kunnen komen met mijn vader, mijn grootvader en mijn overgrootvader, een oude generaal. Op de kostgrondjes kostte het me plotseling weinig moeite om mijn vader voor me te zien – niet als op een foto maar als hemzelf; zijn stem en zijn lach.’

Die ervaring, zo schrijft u, ondermijnde het idee dat er zoiets kan bestaan als een voltooid verleden tijd.
‘Ja, zeker door het gemak waarmee hij ineens opdook. Toen mijn vader overleed, dacht ik: hij is dood, het is klaar, ik rond het af. En ik had ook echt het idee dat ik in de periode daarvoor goed met hem gepraat had. Maar van die afronding bleek later geen sprake te zijn. Deels omdat ik me ineens ging afvragen of hij in die gesprekken eigenlijk wel iets had gezegd, en deels omdat ik zelf ouder en bovendien vader werd. Je hebt geen verhaal dat je kunt afsluiten, want je bent zelf onderdeel van dat verhaal en je leeft verder. Dit boek is ook een reflectie op wat geschiedenis, herinneringen en schaamte zijn en hoe ze werken.’

Kunt u dat verder uitleggen?
‘Je zou zeggen: schaamte verhult de geschiedenis. Maar ik ben tijdens het schrijven van dit boek erachter gekomen dat schaamte ook een emotie is die dingen juist zichtbaar maakt. In feite is schaamte cruciaal in onderlinge verhoudingen en verwachtingen. Mijn vader was onderdeel van een generatie die niets vertelde over het verleden. Hij schaamde zich voor zijn koloniale verleden en voor het jaar dat hij tijdens de oorlog in Duitsland gewerkt had – net zoals veel andere mannen die bij de Arbeitseinsatz hebben gezeten. Die schaamte is ook weerspiegeld in het feit dat deze groep mannen, bij elkaar zo’n half miljoen, in de herinneringscultuur over de oorlog tot tien jaar geleden vrijwel onzichtbaar waren. Ik ben mijn vader beter gaan begrijpen door me in die schaamte, die op het eerste gezicht verhult, te verdiepen. Toen ging ik plotseling zien waar zijn gevoeligheid, spijt, angst, verdriet en hoop lagen.’

Schaamde u zich ook?
‘Ja, het ingewikkelde was dat zijn schaamte op die van mij stuitte. Ik heb me een tijd lang voor mijn vader geschaamd. Ik wilde, zoals veel zonen, trots zijn op mijn vader. Je creëert een vaderbeeld waar je vader nooit aan kan voldoen. En dus schaam je je, maar die schaamte is ook weer gênant, omdat die het gevolg is van dat veel te grote vaderbeeld dat je zelf schept. Zo schaam je je voor je eigen schaamte. Maar om de schaamte van mijn vader te kunnen begrijpen, was het cruciaal dat ik eerst mijn eigen schaamte ging begrijpen.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Toen u zich bewust werd van de schaamte wierp dat ook een nieuw licht op de stoet militairen, generaals en officieren die uw familiegeschiedenis karakteriseert.
‘Sterker nog: die militaire geschiedenis van mijn familie was helemaal verdwenen en leek ineens weer tevoorschijn te komen. Dat heeft ook te maken met een bredere ontwikkeling. De Radetzkymars van Joseph Roth uit 1932 staat nog bol van de nostalgie over het verdwijnen van een militaire cultuur. Maar na de Tweede Wereldoorlog is die militaire geschiedenis naar de marges gedrukt. In de huidige tijd, waarin we opnieuw nadenken over de veiligheid van onze grenzen, zie je hoe de blik op het militarisme kantelt. We gaan anders denken over geweld. En ontdaan van de deken van schaamte komen de militaire episodes uit mijn eigen familiegeschiedenis tot leven en kan ik er contact mee maken. Iets wat mijn vader, aan het einde van zijn leven, misschien ook wel deed. Hij ging toen bij een schietvereniging. Daar moesten wij destijds een beetje om lachen. Maar nu begrijp ik het wel. In feite was het militaire een rode draad in zijn familiegeschiedenis.’

‘Wie eerlijk tegen zichzelf wil zijn is onoprecht’

U wilt uw vader begrijpen, maar u lijkt in dit boek ook met hem in een strijd verwikkeld. Klopt dat?
‘In een tweevoudige strijd, zou ik zelfs willen zeggen. Aan de ene kant gaat het om een voor de hand liggende freudiaanse, oedipale strijd: de zoon staat op tegen de vader en moet hem doden en zijn moeder liefhebben. Volgens die wat schematische interpretatie zijn vader en zoon altijd in strijd. Je ziet de verwijzingen terug in de literatuur: van Bordewijks Karakter tot Toergenjevs Vaders en zonen en Karl Ove Knausgårds Mijn strijd. De schrijver Franz Kafka roept in Brief aan mijn vader een prachtig beeld op: een vader ligt uitgestrekt op een wereldkaart. Er is nog maar weinig ruimte over voor het leven van de zoon, want alle bewoonbare delen zijn zo’n beetje bezet. Je ouders kunnen, in jouw ogen, aan hun zware, gevulde verleden een soort onduidelijke superioriteit ontlenen waar je maar moeilijk tegenop kunt. Maar de strijd heeft aan de andere kant ook te maken met het verlangen van zonen om van hun vader een held te maken en het feit dat hij daar niet aan kan beantwoorden. Ook als je in de gaten hebt dat je frustratie over dat te kleine of afwezige heldendom aan jouw kinderlijke verwachtingen ligt, is die nog niet weg.’

Wanneer realiseerde u zich dat u, via uw vader, over uzelf aan het schrijven was?
‘Ik ben geïnteresseerd in authenticiteit als filosofisch probleem en daarin ben ik beïnvloed door de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau. Hij heeft over het verlangen naar echtheid geschreven. In mijn boek Rousseau en ik betoog ik dat Rousseau onbedoeld laat zien dat zelfonderzoek, en de onderliggende hang naar authenticiteit, een paradox in zich draagt. Zelfonderzoek leidt telkens tot het tegenovergestelde: wie eerlijk wil zijn is onoprecht, wie echt wil zijn is onecht. Mijn interesse in authenticiteit komt voort uit mijn eigen worsteling: wie ben ik echt, wat vind ik werkelijk, is wat ik echt vind wel echt? Mijn vader was vrijzinnig protestants. Hij ging steeds op zoek naar de essentie van zijn persoonlijke relatie tot God. Wat geloof ik echt? Is mijn houding ten opzichte van God oprecht? Hij zocht, net als Augustinus en Pascal, naar echtheid in het geloof. En warempel, dacht ik: ook ik zoek naar echtheid. Zo ontdekte ik dat mijn zoektocht deels uit de vrijzinnigheid van mijn vader voortsproot. Dat was een rare ontdekking, die mijn authenticiteit ondermijnde.’

Over het geloof kwamen jullie ook in botsing. Waarom?
‘Geloven draait uiteindelijk om gehoorzaamheid. De opkomst van de vrijzinnigheid, waarin juist het eigen geweten centraal staat, ondergraaft daarom het geloof. In het woord “vrijzinnigheid” schuilt dus een paradox. De vrijheid om zelf te kiezen is een gebod dat loodzwaar op het eigen geweten drukt, zoals ook Sartre zou schrijven. Zo zal de vrijzinnigheid, die zich eindeloos op de eerlijkheid richt, onvermijdelijk uitlopen op een leugen. Het spiegelt een vrijheid voor die binnen het geloof niet verwezenlijkt kan worden.

Ooit bespraken mijn vader en ik “Het offer van Abraham” uit het Oude Testament. In dit verhaal vraagt God Abraham om zijn zoon te offeren. Ik vroeg als ongelovige nogal pedant aan mijn vader of hij daar dan gevolg aan zou geven als God hém dat zou vragen. Hij was een en al zachtmoedigheid, dus natuurlijk niet. Ik wilde het onmogelijke: tegenover hem de gehoorzaamheid van geloof verdedigen waar ik zelf evenmin in geloofde als hij.’

Mijn vader en ik
Maarten Doorman
Prometheus
256 blz.
€ 25,99

Loginmenu afsluiten