Home Filosofie is makkelijker als je denkt Filosofie is makkelijker als je denkt: wat is het goede?
Filosofie is makkelijker als je denkt

Filosofie is makkelijker als je denkt: wat is het goede?

In ‘Filosofie is makkelijker als je denkt’ helpen we je in vijf stappen op weg in het zelf leren denken. Dit keer: wat is het goede?

Door de redactie op 18 juni 2024

filosofie is makkelijker als je denkt het goede FM7 2024 Filosofie Magazine

In ‘Filosofie is makkelijker als je denkt’ helpen we je in vijf stappen op weg in het zelf leren denken. Dit keer: wat is het goede?

FM7 Filosofie Magazine 7 2024 reizen vliegtuig vliegtuigraampje
07-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

1. Inleiding: ‘Veroorzaak zoveel mogelijk genot’

Filosofie is makkelijker als je denkt. Maar word je van denken ook een beter mens? Een korte inleiding in de filosofie van het goede.

‘Doe wat goed voelt’ zeggen we vaak tegen iemand die twijfelt over waar hij zal gaan wonen of bij welke organisatie hij wil werken. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Want hoe kom je erachter wanneer iets écht goed voelt en dus niet alleen maar fijn of gemakkelijk? En soms zijn dingen goed omwille van iets anders (zo is het goed voor je mentale gezondheid om werk te doen dat je leuk vindt), maar zijn deze dingen ook goed in zichzelf? Wat is het goede eigenlijk?

Valt het goede wel te berekenen?

De Engelse filosoof Jeremy Bentham (1748-1832) zou in elk geval weinig ophebben met de uitspraak ‘doe wat goed voelt’. Om te bepalen wat het goede is moet je volgens hem niet afgaan op je persoonlijke gevoelens, maar op de ervaringen van iedereen. Hij is de grondlegger van het utilitarisme, een ethische stroming die stelt dat goed handelen betekent dat je zoveel mogelijk genot en zo min mogelijk pijn veroorzaakt voor zoveel mogelijk mensen. Volgens ­Bent­ham is dat te berekenen; hij bedacht zelfs een speciale rekenmethode om genot en pijn tegen elkaar af te kunnen wegen.

Maar valt het goede te berekenen? En als het kan, heb je er dan wel genoeg tijd voor op het moment dat je voor een keuze staat? Bentham gaf toe dat zijn calculus een ideale situatie weerspiegelt. Als je wil bepalen of je moet ingrijpen bij een ruzie heb je een veel snellere inschatting nodig van wat goed is.

Volgens Aristoteles (384-322 v.Chr.) is het goede dan ook geen berekening, maar een praktische vaardigheid. Hij vergelijkt de deugd, het vermogen om in een concrete situatie het juiste te doen, met een ambacht. Het goede moet je, net als het vak van bakker of smid, in de vingers krijgen.

Goed handelen gaat vaak ook om de interactie met anderen. Volgens filosoof en schrijver Iris Murdoch (1919-1999) houdt dit in dat we een zo liefdevol en compleet mogelijk beeld van de ander opdoen. We moeten de ander zien in het licht van het Goede. Stel niet jezelf, maar de ander centraal, denkt ook verlichtingsdenker Immanuel Kant (1724-1804). Hij vatte het goede in een regel, de categorische imperatief: handel zo dat je zou kunnen willen dat de stelregel achter je handeling een algemene wet wordt. Niemand wil dat liegen de nieuwe norm wordt, dus dan moet je dat zelf ook niet doen. Een andere formulering van Kants categorische imperatief is: handel zo dat je de ander niet als middel, maar als doel beschouwt. Het goede, meent Kant, vind je niet in je gevoel, maar in het besef van de waardigheid van ieder mens.

2. Vragen stellen: is het goede de afwezigheid van het kwade?

Volgens Socrates, Cicero en Montaigne is filosoferen niet alleen de kunst van het vragen, maar is filosoferen ook leren sterven. En daarmee is meteen veel gezegd over het soort vragen dat de filosoof stelt: wat komt er na de dood? Wat is leven? Vragen die vragen om een antwoord, terwijl je weet dat dat er niet is. De vraag van de filosoof laat zien dat we het leven nooit van buitenaf kunnen verklaren en dat we dus telkens onze wereld van binnenuit moeten bestuderen. Probeer nu eens met die houding deze vraag te stellen: is het goede de afwezigheid van het kwade? (En welke vragen zijn er nog meer te bedenken?)

Moet je weten wat het goede is om het goede te doen?

Kan je goeddoen als je het slecht bedoelt?

Is het goede voor iedereen hetzelfde?

Kun je goed zijn of alleen goeddoen?

Word je gelukkig van het goede?

Kan de natuur ook goed zijn?

3. Paradox: de zachtaardige moordenaar

Kun je denken dat je denkt zonder dat je denkt? Filosofie is moeilijker als je denkt in paradoxen. Door Barteld Kooi.

Als je iets doet, dan moet je het goed doen! Maar als je iets slechts doet, moet je dat dan ook goed doen? Dat klinkt nogal paradoxaal, want hoe kun je nu iets slechts goed doen? Stel dat je iets heel slechts doet: je vermoordt iemand. Natuurlijk moet je dat niet doen. Maar áls je het doet, ben je moreel verplicht het slachtoffer niet nodeloos te laten lijden. Je moet niet onnodig wreed zijn en je moet zorgzaam zijn voor de nabestaanden, voor zover dat kan. Kortom, als je iemand vermoordt, moet je dat zo vriendelijk mogelijk doen.

Tekst loopt door onder afbeelding

Volgens een bekend logisch redeneerpatroon, genaamd modus ­ponens, volgt hier iets heel raars uit. Dat patroon houdt in dat uit de twee premissen ‘als A dan B’ en ‘A’ samen de conclusie ‘B’ volgt. Stel dat de volgende twee uitspraken waar zijn: ‘Als je lid bent, dan krijg je korting’ en ‘Je bent lid’. Dan volgt daaruit dat de uitspraak ‘Je krijgt korting’ ook waar is. Hier is geen speld tussen te krijgen. Dit redeneerpatroon is zo fundamenteel dat de stoïcijn Chrysippus het bestempelde als een van de vijf patronen die je verder niet hoeft te onderbouwen.

Met modus ponens volgt uit de premissen ‘Als je iemand vermoordt, dan moet je iemand zo vriendelijk mogelijk vermoorden’ en ‘Je vermoordt iemand’ de conclusie ‘Je moet iemand zo vriendelijk mogelijk vermoorden’. Maar als je iemand zo vriendelijk mogelijk moet vermoorden, dan móét je dus iemand vermoorden. Tegelijkertijd is het natuurlijk zo dat je niemand moet vermoorden. Maar hoe kan het nu zo zijn dat je iemand moet vermoorden én niemand moet vermoorden? Dit argument staat bekend als de gentle murder paradox.

Even tussendoor… Elke week zelf leren denken met Filosofie Magazine? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Zoals bij alle paradoxen zijn de meningen verdeeld over wat een goede oplossing hiervoor is. Je zou kunnen overwegen om modus ponens overboord te zetten, maar dat gaat wel erg ver. Je verwerpt dan ook heel veel redeneringen die je eigenlijk wil behouden. Sommigen wijzen erop dat logische gevolgen van verplichtingen zelf vaak niet verplicht zijn. Uit de verplichting om mijn zieke buurman te helpen volgt dat mijn buurman ziek is, maar het zou gek zijn om daaruit te concluderen dat het verplicht is dat mijn buurman ziek is. In tegenstelling tot het gezegde is het niet zo dat wie A zegt ook B moet zeggen. Zelfs niet als B logisch volgt uit A.

4. Gedachte-experiment: kwaad doen zonder straf

Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.

Stel je voor!
Ben je nog een goed mens als niemand kijkt? Over die vraag discussieert Socrates met zijn gesprekspartner Glaucon in De Republiek van Plato (427-347 v.Chr.). Glaucon betoogt dat mensen alleen rechtvaardig zijn omdat ze anders gestraft worden. Als je zou kunnen misleiden, roven en moorden zonder dat iemand je iets kon maken, zou niemand op het rechte pad blijven.

Glaucon vertelt een verhaal over een eenvoudige herder uit het koninkrijk Lydia. Op een dag vindt de herder in een spleet in de grond een ring die hem onzichtbaar maakt, de ring van Gyges. Telkens als hij de ring op de juiste manier draait, verdwijnt hij. Onmiddellijk regelt de herder dat hij als bode naar de koning gezonden wordt. Aan het hof aangekomen ‘verleidde hij de koningin, pleegde samen met haar een aanslag op de koning, doodde hem en maakte zich zo meester van de regering’.

Rechtvaardig handelen is altijd onvrijwillig, concludeert Glaucon. Mensen hebben ooit wetten afgesproken omdat dat voordelig was; ze wilden zichzelf beschermen tegen de misdaden van anderen. Maar als ze kwaad konden doen zonder ervoor bestraft te worden, zouden zelfs de rechtvaardigste mensen voor de verleiding vallen. Een onzichtbaarheidsring zou een einde maken aan de deugd.

Socrates reageert met een pleidooi voor de intrinsieke waarde van deugdzaam handelen. Rechtvaardigheid is niet alleen een manier om straf te vermijden; de rechtvaardige mens is gezond, gelukkig en leeft in innerlijke harmonie. Wie een onzichtbaarheidsring vindt, zou volgens Socrates niet aan het roven en moorden slaan, maar die gebruiken om het juiste te doen.

Echt?!
Glaucon denkt niet echt dat ­iemand met een onzichtbaarheidsring naar hartenlust kwaad zou doen. Hij speelt advocaat van de duivel om een reactie van Socrates uit te lokken. Maar latere filosofen zoals Thomas Hobbes (1588-1679) waren er wel van overtuigd dat de mens alleen goed handelt omdat hij daartoe gedwongen wordt. Zonder de dreiging van straf zou de samenleving volgens Hobbes vervallen tot een oorlog van allen tegen allen. Het idee van de onzichtbaarheidsring keert terug in de fantasy-trilogie In de ban van de ring (1954) van J.R.R. Tolkien, die vermoedelijk door het verhaal van Glaucon geïnspireerd is. Tolkiens verhaal gaat over een ring die de drager naast onzichtbaar ook zeer machtig maakt. Niet iedereen is even vatbaar voor de aantrekkingskracht van de ring. Terwijl machtige vorsten en grote tovenaars tot slechtheid worden gedreven, blijken kleine ‘hobbits’ ongevoelig voor de morele verleiding. Misschien ligt de kwestie dus genuanceerd. Handelen sommige mensen wel goed uit zichzelf en andere niet?

5. Close reading: Immanuel Kant over het goede

Filosofie is ook makkelijker als je leest. Goed leest. Filosofische bronteksten zijn niet altijd even makkelijk te begrijpen. Daarom helpen we je in een close reading op weg met extra context en commentaar bij deze tekst van Immanuel Kant over het goede.

Het is zeker plichtmatig*1 dat de winkelier zijn onervaren klant niet afzet en waar veel handel is, doet de prudente koopman*2 dit ook niet, maar hanteert hij een vastgestelde algemene prijs voor iedereen, zodat een kind even goed bij hem koopt als ieder ander. Men wordt dus eerlijk bediend. Maar dat is lang niet genoeg om te geloven dat de koopman zo handelde omwille van de plicht*3 en vanuit beginselen van eerlijkheid. Zijn voordeel eiste het. Of hij echter bovendien nog een onmiddellijke neiging voor zijn kopers zou hebben om, als het ware uit liefde, geen van hen wat de prijs betreft te bevoordelen, kan hier niet worden aangenomen. Dus vond de handeling plaats noch omwille van de plicht noch op grond van onmiddellijke neiging, maar louter met het oog op eigenbelang.

Daartegenover is het plicht je leven te bewaren,*4 en bovendien heeft iedereen daartoe nog een onmiddellijke neiging. Daarom echter heeft de vaak angstvallige zorg van het merendeel van de mensen daarvoor toch geen intrinsieke waarde en hun maxime*5 geen moreel gehalte. De zorg voor hun leven is weliswaar plichtmatig, maar niet omwille van de plicht.*6 Wanneer evenwel tegenspoed en hopeloos verdriet de levenslust geheel weggenomen hebben en wanneer de ongelukkige, sterk van geest en eerder verontwaardigd over zijn lot dan kleinzielig of terneergeslagen, de dood wenst en toch zijn leven bewaart, zonder het lief te hebben, niet uit neiging of vrees, maar omwille van de plicht, dan pas heeft zijn maxime een moreel gehalte.*7

Uit: Immanuel Kant, Fundering voor de metafysica van de zeden, vert. Thomas Mertens, Boom, 2008 [1785].

  1. De Duitse filosoof Immanuel Kant (1724-1804) onderzoekt in Fundering voor de metafysica van de zeden (1785) wat het goede is. Hij betoogt dat een handeling goed is als die verricht wordt met de juiste intentie. Niet de gevolgen van je actie zijn van belang, maar je ­bedoeling.
  2. Volgens Kant heb je de juiste intentie als je handelt vanuit morele plicht. In dit fragment werkt hij dat idee uit aan de hand van het voorbeeld van een eerlijke koopman. Deze koopman hanteert voor iedereen dezelfde prijs en profiteert dus niet van onervaren kopers door hun een hogere prijs te vragen.
  3. Handelen uit plicht betekent dat je iets doet ómdat het je plicht is. Je moet eerlijk zijn omdat je inziet dat eerlijkheid moreel juist is, niet omdat het je goed uitkomt. Maar de koopman is eerlijk uit eigenbelang, want als kopers zouden merken dat hij ze benadeelt zouden ze naar een concurrent gaan. De koopman doet strikt genomen niets fout; hij ­benadeelt niemand. Maar hij handelt toch verkeerd, want de juiste ­intentie ontbreekt.
  4. Volgens Kant is het je morele plicht om je leven te beschermen. De meeste mensen doen dat ook: ze eten genoeg en proberen gevaren te vermijden.
  5. Maxime = persoonlijk principe voor je handelen, bijvoorbeeld ‘ik zal mijn leven steeds beschermen’.
  6. Ook hier wordt niet vanuit plicht gehandeld, meent Kant. Mensen hebben namelijk een natuurlijke neiging om hun leven te beschermen. Als een auto op ons afkomt springen we instinctief opzij. Dat we voor ons leven zorgen komt van nature, niet vanuit het inzicht dat dit het juiste is om te doen. Daarom is deze zorg wel plichtmatig – het is iets wat we standaard doen – maar niet omwille van de plicht.
  7. Pas als er geen enkele reden meer is om het leven te bewaren en iemand toch niet voor de dood kiest, kun je volgens Kant zeggen dat iemand handelt omwille van de plicht. Een handeling die goed lijkt – voor jezelf zorgen – is dus niet altijd ook echt goed; het gaat om iemands intentie.