Home De vrouw die Nietzsches huwelijksaanzoek afwees

De vrouw die Nietzsches huwelijksaanzoek afwees

Door Jannah Loontjens op 21 november 2017

De vrouw die Nietzsches huwelijksaanzoek afwees
Cover van 12-2017
12-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

Filosoof Jannah Loontjens leerde Nietzsche beter kennen dankzij het werk van Lou Andreas-Salomé, die bijna met hem getrouwd was.


Jannah Loontjens bespreekt de filosofen die haar hebben beïnvloed
Fotografie: Martin Dijkstra

Beroemde filosofen, iets minder beroemde filosofen, Grieken, Fransen, Duitsers en Engelsen, denkers die empirie of juist aangeboren denkstructuren als belangrijkste bron van kennis zien, filosofen die ‘taal’ of juist het ‘vermogen tot zelfreflectie’ als kern van de menselijkheid beschouwen. Als filosofiestudent maakte ik op vluchtige wijze kennis met zeer uiteenlopende denksystemen. Er was evenwel één kenmerk dat al deze filosofen deelden, maar dat lag niet zozeer in hun denken als wel in hun lichaam: ze hadden testikels en een penis.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Ik zou hier kunnen schrijven dat ik als jonge filosofiestudent verontwaardigd was over het ontbreken van vrouwen op onze leeslijst, maar eigenlijk is de waarheid erger: ik vond het gewoon. Ik was eraan gewend dat ik te maken had met een geschiedenis waarin de verhalen, reflecties en opvattingen van vrouwen in donkere schaduwen verscholen gingen. In het overzichtsboek dat wij moesten lezen, The Penguin History of Western Philosophy, geschreven door D.W. Hamlyn, stond geen enkele naam van een vrouw. Bij de existentialisten werd zelfs Simone de Beauvoir niet genoemd, en ook Hannah Arendt kwam niet aan bod. 

Hoewel ik aan de eeuwenlange dominante rol van de man gewend was, was mijn nieuwsgierigheid naar de in de schaduw verdwenen gedachten en levens van vrouwen groot. Ik was dan ook opgetogen toen ik over Nietzsche las dat hij een goede vriendin had gehad die schrijver was. Het ging om Lou von Salomé (later Lou Andreas-Salomé), psychoanalitica en betrokken bij het literatuurtijdschrift Die Freie Bühne. Ik ging op zoek naar een boek van haar, zocht in kaartenbakken in bibliotheken, struinde boekhandels af en vond uiteindelijk een uitgave van de Arbeiderspers, in de serie ‘Open Domein’. Het boek heette Friedrich Nietzsche en het was Salomés verslag van haar lezing van Nietzsches leven en werk.

Salomé en Nietzsche ontmoetten elkaar in 1882 in Rome. Algauw werd duidelijk dat Nietzsche in deze jonge Russische vrouw – ze was toen eenentwintig jaar – een geestverwant had gevonden. Ze maakten plannen om samen met hun gemeenschappelijke vriend Paul Rée een huis te delen, om zo op platonische wijze samen te leven en dagelijks filosofische discussies te voeren.

Nietzsches bemoeizuchtige zus Elisabeth zag dat echter niet zitten; ze voelde zich gepasseerd door de jonge indringster. Nietzsche-kenner Peter Claessens schrijft dat Elisabeth wraak nam door ‘roddel te verspreiden over de immorele Lou, die een ménage à trois’ had voorgesteld. Salomé diende haar van repliek met de bewering dat ‘die broer van haar uit was op een “wild huwelijk”’. Dit moet een buitengewoon geestige vrouw zijn geweest!

Nietzsche vroeg Salomé inderdaad ten huwelijk, maar zij wees hem af. Er wordt wel beweerd dat dit een kentering in Nietzsches denken over vrouwen teweegbracht. Hoewel er in zijn boek Menselijk, al te menselijk nog feministische opvattingen staan, verwerkt hij later ronduit misogyne uitingen in zijn teksten. Hij voelde zich diep gekrenkt door de afwijzing en noemde Salomé in een brief aan Paul Rée ‘dit dorre smerige kwalijk riekende aapje met haar valse borsten’. Salomé zelf verlaagde zich niet tot rancuneus kwaadspreken. Haar boek over Nietzsche is een eerbetoon aan zowel zijn denken als zijn persoon.

Intensiteit

Met enige regelmaat wordt mij gevraagd wat nou het verschil is tussen het schrijven van literair proza en filosofie. Meestal antwoord ik dat beide genres voor mij een zoekend denken zijn – zoekend naar begrip van de wereld, leven, gevoelens, taal –, maar dat ik in filosofie kan uitleggen, terwijl je in proza nooit zomaar uitlegt. In proza neem je de lezer mee, je laat de dingen zien, je laat ‘meemaken’ en ‘voelen’ wat je bedoelt. 

Salomé verwijst naar een vergelijkbaar onderscheid, maar zij daagt het uit: ze is ervan overtuigd dat dit verschil in Nietzsches werk wordt opgeheven. Beleving en denken, persoon en argument gaan in elkaar over. ‘De waarde van Nietzsches denkbeelden schuilt namelijk niet in hun theoretische originaliteit, niet in datgene wat dialectisch gestaafd of weerlegd kan worden, maar geheel en al in de intieme kracht waarmee hier een persoonlijkheid tot de persoonlijkheid spreekt – in datgene wat, zoals hij het zelf formuleerde, wel te weerleggen, maar toch niet “dood te maken” is’, schrijft ze.

Kortom, het belang van zijn werk zit volgens Salomé niet zozeer in de diepgang of de vernieuwende inzichten, maar in de intensiteit van zijn gedachten, die voortvloeiden uit de intensiteit van zijn persoonlijkheid. Deze intensiteit kwam voort uit zijn eenzaamheid; er was een ‘nauwe samenhang van zijn denken en lijden’, meende Salomé. 

Dit is minder tragisch dan je in eerste instantie zou denken. In het lijden lag namelijk ook een rijkdom. Juist dit begrip, van de waarde van het lijden, was misschien wel wat Salomé en Nietzsche aan elkaar bond. In het begin van hun vriendschap had zij hem een gedicht gegeven dat eindigde met de woorden: ‘Kun je mij geen geluk meer geven, welaan! Dan heb je nog – je pijn…’ Van deze woorden was Nietzsche zozeer onder de indruk dat hij er een compositie bij schreef, die enkele jaren later door zijn vriend Peter Gast tot een hymne werd bewerkt voor koor en orkest.

Nooit tevreden

Als motto van een van de hoofdstukken koos Salomé het volgende aforisme van Nietzsche: ‘De slang die niet kan vervellen, gaat te gronde. Zo ook de geesten die men verhindert van mening te wisselen; zij houden op geest te zijn.’ Ik weet nog goed hoe dit aforisme eruit sprong. Ik vatte het op als een motto voor het hele boek. Salomé laat zien dat Nietzsches wijze van denken en in het leven staan werd gedomineerd door zijn verlangen om zichzelf steeds weer uit te dagen, te vernieuwen en nooit tevreden te rusten. 

Haar overtuiging dat mens en werk niet te scheiden zijn, is niet zomaar haar projectie op zijn werk; ook Nietzsche scheen hiervan overtuigd te zijn. Hij schreef: ‘Allengs is mij gebleken wat alle grote filosofieën tot nu toe zijn geweest: namelijk een zelfbekentenis van hun schepper en een soort ongewilde, onbewuste memoires.’ Hoewel dit werk van Salomé geheel aan Nietzsche gewijd is, leren we  ook Salomé zelf erdoor kennen – als een zeer precieze, scherpe en moedige denker. Een vrouw die niet bang was voor verandering, een vrouw van wie ik meer had willen lezen en weten.