De gelauwerde Zuid-Afrikaanse dichter Antjie Krog schrijft poëzie die verbindt en verzoent. Ooit was ze een mensenhater. Nu verdiept ze zich in de Afrikaanse ubuntu-filosofie en wijst ze op onze onderlinge verbondenheid.
Nog nooit heeft ze een interviewer aan huis ontvangen. En ook dit keer had ze liever in een anonieme hotellobby afgesproken. Maar vandaag maakt Antjie Krog een uitzondering, vooral omdat ze net een operatie heeft ondergaan en daardoor tijdelijk minder mobiel is.
Tekst loopt door onder afbeelding
Antjie Krog (1952) is dichter en schrijver. Naast gedichten schrijft ze ook romans, toneelstukken en non-fictie. Ze werkte onder andere als journalist, onderwijzer en academicus. Momenteel doceert ze creative writing aan de Universiteit van de Westkaap, waaraan ze verbonden is als bijzonder hoogleraar letteren en filosofie. Haar werk is veelvuldig bekroond. Velen, onder wie Remco Campert, noemen haar ‘Nobelprijs-waardig’. Op 19 april krijgt ze in Nederland de Gouden Ganzenveer uitgereikt en op 21 april is ze te gast op denkfestival Thinking Planet in TivoliVredenburg (Utrecht) Meer informatie >>. Filosofie Magazine-redacteur Marc van Dijk zocht haar op in Kaapstad. Fotografie: Marc van Dijk
Haar huis op een helling in de buurt van het oude centrum van Kaapstad biedt aan de achterzijde een spectaculair uitzicht op het moderne zakencentrum van de stad, de baai en een steile wand van de Tafelberg. De tijd dat ze haar man en vier kinderen actief de ‘witte privileges’ probeerde te onthouden en uit solidariteit bewust in een armere wijk ging wonen op het platteland ligt nu wel achter haar. De kinderen zijn allang het huis uit, uitgevlogen naar andere landen, maar ‘allemaal weer teruggekeerd naar Zuid-Afrika’, zegt ze met een glimlach. Straks komen er twee langs, met kleinkinderen. Krog schreef altijd al met evenveel precisie en pijnlijk eerlijke introspectie over de politiek als over het moederschap. Nu dicht ze ook over haar rol als ‘ouma’ (spreek uit: oema).
In de smalle voortuin inspecteert ze de planten, die er deels verlept bij staan. Hoopvol wijst ze op de berg: ‘Die is toch nog behoorlijk groen.’
De tuinslang pakken is uit den boze; deze zomer dwingt een hardnekkige droogte de inwoners van Kaapstad tot een streng waterregime. Overal word je gewaarschuwd om geen druppel te verspillen. De stad vreest ‘Day Zero’: de dag dat er geen water meer uit de kraan komt. Douchen doe je niet of kort, een toilet spoel je niet door als je enkel geplast hebt en in plaats van je handen te wassen gebruik je een gel. Ten tijde van het interview, begin februari, is het ’s middags tegen de dertig graden en staat het waterrantsoen op 50 liter per persoon per dag (één keer de wc doorspoelen is al 9 liter). In de toekomst zal drinkbaar gemaakt zeewater wellicht uitkomst bieden, maar voorlopig is er geen alternatief.
Krog is – net als de meeste inwoners van de bijna droge miljoenenstad – het onderwerp moe. Het probleem was al jaren bekend; het bestuur faalde. De elite slaat nu massaal waterzakken in, de armen kijken ernaar met woede en een vleugje leedvermaak. ‘Inderdaad’, zegt Krog. ‘De armen raken er niet van in paniek. Die denken: laat hen straks ook maar eens voelen hoe het is om in de rij te staan voor een paar liter water. Maar als het zover komt, zitten we allemaal zonder – ook zij.’
Kaapstad vreest nog altijd ‘Day Zero’
Antjie Krog, wereldwijd gelezen dichter, heeft in Nederland relatief veel fans, deels dankzij haar sprankelende optredens bij Poetry International en andere festivals. Haar bundels verschijnen in Nederland tweetalig, het Nederlands en het Afrikaans staan op de pagina’s naast elkaar. De verwantschap tussen beide talen gaat terug tot de eerste kolonisten die zich hier halverwege de zeventiende eeuw vestigden. Midden in Kaapstad staat nog hun fort, met op elke gevelsteen het logo van de VOC. Vlak bij die burcht ligt het voormalige slavenhuis; de Nederlandse gereformeerde kerk staat er pal naast.
Interverbondenheid
We trekken ons terug in de koelte van haar werkkamer, omringd door dierbare dichtbundels en romans, en veel westerse en Afrikaanse filosofie. Boven haar computer hangt een foto van Desmond Tutu. We praten over haar aanstaande optreden op denkfestival Thinking Planet. Die naam vindt ze intrigerend. ‘Mijn intuïtie was dat deze twee woorden – Thinking Planet – geen onderscheid maken tussen menselijke wezens en de aarde. Wij zijn er deel van, zoals dieren, de maan, het zonnestelstel. Het is een ronder, completer concept dan Thinking People, of zelfs: Thinking about the Planet. De planeet zélf denkt.’
Ze zal spreken over de Afrikaanse filosofische leer ubuntu. Maar ze is geen uitlegger of pleitbezorger van deze filosofie, waarschuwt ze. ‘Ik probeer deze materie te bestuderen. Het kostte me jaren voordat ik er ook maar iets van begreep.’
Om te beginnen constateert Krog dat het modieuze woord ‘ubuntu’, afgelopen jaar nog door haar zelf gebruikt in een essay en in Nederland zelfs bezongen in een Mandela-musical, gemeden moet worden. ‘De term “ubuntu” is volkomen uitgehold. Er zijn te veel spirituele en commerciële uitbaters van dat woord; er bestaan ubuntu-drankwinkels! Bij het zoeken naar een ander woord kom ik uit op “interverbondenheid”. Ook dat volstaat niet, maar iets beters kan ik niet bedenken.’
Wat ubuntu of interverbondenheid precies inhoudt, laat zich ook niet makkelijk omschrijven. Het gaat om een filosofische traditie uit sub-Sahara-Afrika, waarin de mens gezien wordt als onlosmakelijk deel van een geheel. Mensen kunnen alleen mens worden dankzij andere mensen. Krog: ‘Aha, denk je dan al snel als westerling: dat is Levinas! Maar het is níét Levinas. Die Franse filosoof stelt de ander weliswaar centraal in zijn filosofie – hij spreekt van “het gelaat van de ander” –, maar daarbij draait het uiteindelijk toch om het vinden van jouw betere “ik”. In de Afrikaanse filosofie bestaat zoiets niet. Alles staat in relatie tot het geheel. Voorouders en ongeborenen doen mee in het gesprek. In de literatuur van de Bosjesmannen, een stam uit Zuid-Afrika, komt een dichtregel voor die stelt dat de wind eerst een man was. En als jij doodgaat, registreert het universum jouw dood.’
Ze onderzoekt deze thematiek zelf ook in haar poëzie, bijvoorbeeld in het gedicht ‘om te ver-jy’ (‘om te verjij’en’), waarin de vraag centraal staat of de ‘ik’ kan opgaan in de ander, ‘jij’ en ‘wij’ kan worden. Maar de grens ligt niet bij een ander, of zelfs bij mensen, als het gezicht van een geliefde ‘sterreficeert’, ‘bomefiseert’, halmkleurig leeuweficeert’ – oftewel: een ster, een boom of leeuw wordt.
Tekst loopt door onder afbeelding
Fotografie: Marc van Dijk
Valt dit alles te rijmen met een wetenschappelijk wereldbeeld?
‘Ja en nee. Je kunt dit afdoen als primitief bijgeloof. Maar de wetenschap zegt nu: mensen bestaan uit sterrenstof. Dat betekent dat we onderling diep verbonden zijn, alleen al via de elementen waaruit we bestaan.’
Dat is niet helemaal hetzelfde.
‘Nee, maar het lijkt alsof er in verschillende culturen een besef bestond, een levenservaring, waarvoor de empirische basis nu wel degelijk door wetenschappelijke inzichten bevestigd wordt. Uiteraard is het niet een op een hetzelfde. De notie van interverbondenheid was bij de Bosjesmannen radicaal. Radicaler dan alles wat je ooit gekend hebt of zult kennen. Er is een laatnegentiende-eeuwse geluidsopname waarin een inheemse dichter zegt: ik heb dit lied gehoord van mijn vader, die het gehoord heeft van zijn vriend, die erop uitging als een leeuw, en die de volgende dag gewond terugkwam. Nu kun je zeggen: onzin! Maar je zou ook kunnen inzien dat de Bosjesmannen via hun intuïtieve sensitiviteit en hun intense verbinding met hun omgeving en het universum… een leeuw konden worden. Zichzelf leeuw konden voelen worden.’
Dat klinkt mooi, maar het kán toch niet?
‘In de natuur blijken dingen op elkaar te kunnen reageren op manieren die wij nooit voor mogelijk hadden gehouden. Als een giraf van een boom begint te eten, kan die boom ondergronds alarmsignalen uitsturen naar andere bomen van dezelfde soort. Die andere bomen kunnen dan pijlsnel hun bladeren bitter maken, zodat de giraf verder moet trekken naar een nieuwe groep bomen. Dit is wetenschappelijk bewezen.
De Bosjesmannen hadden aan de mieren kunnen zien dat dit een droog jaar zou worden. Als ze een bepaald geluid van een bepaalde vogel hoorden, dus niet zomaar een geluid, maar één specifiek geluid van uitsluitend die ene vogelsoort, beseften ze: er zijn antilopen in de buurt. Dan konden ze op jacht.
Nog een voorbeeld. De beroemde dichter en wetenschapper Eugène Marais nam een boer mee naar een veld waar een vogel zijn nest had. Er was niets waaraan je de plaats van dat nest kon herkennen, er was enkel een enorme vlakte bedekt met gras. Hij liep met de boer naar het nest, en wees het aan. Daarna liet hij hem een kilometer weglopen, en liet hem daarna het nest terugzoeken. Dat lukte hem niet. Dit herhaalde hij met enkele andere mensen. Niemand kon het nest terugvinden. Tot hij het nest liet zien aan een Bosjesman. Die liep rechtstreeks terug naar het nest. Wat is er met onze hersenen gebeurd dat wij niet langer de aarde kunnen lezen, als menselijke soort? Als je weet dat een uil, hoog in de boom, de hartslag van een muis in het veld kan horen… wat zijn wij dan doof.
Ik liep een keer door een park in Den Haag, waar herten waren, achter hekken. Ik luisterde naar het enorme lawaai van het stadsverkeer en ik had zo’n medelijden met die dieren. Het park was best mooi, maar hun zintuigen moeten verdoofd zijn. Ik kan de gedachte daaraan bijna niet verdragen! Al die geluiden en geuren die zij duizend keer sterker ervaren dan wij mensen.’
Zijn moderne mensen te vergelijken met die herten in het park?
‘De herten worden gevoerd en er is geen leeuw in de buurt. Dat geldt ook voor ons; wij hebben onze bijzondere sensitieve vermogens ook niet meer nodig om te overleven, zoals de Bosjesmannen. Maar we zijn zo verstopt door de modder van de beschaving. We kunnen niet meer horen, zien, proeven, ruiken. We stoppen plugjes in onze oren.’
Technologie zorgt ook voor meer verbondenheid.
‘Grootschaliger verbondenheid, ja. Of is dat alleen de illusie van verbondenheid? Ik ben er nog niet zo zeker van dat technologie zorgt dat wij elkaar worden. We zijn juist meer afgesneden dan ooit. Maar soms denk ik: wat als de technologie zich naar zo’n niveau ontwikkelt dat ze ons die vermogens van interverbondenheid zou teruggeven? Dan kan ik een boom horen groeien. Ik kan op kilometers afstand dieren voelen lopen. Ik kan mieren ruiken. Ik kan water voelen, als het stroomt, diep onder de grond.’
Wraak
Het lijkt een aantrekkelijke gedachte, een tikje vaag misschien: iets met universele harmonie, verbonden zijn met alles en iedereen – wie wil dat nou niet? Maar in dat verlangen om er makkelijk in mee te gaan vanuit de wens om ‘heel’ te zijn, schuilt volgens Krog een groot gevaar. ‘Op die manier zou je vergeten dat het ook een beroep doet op je verantwoordelijkheid. Je bent verbonden, ook als dat niet leuk of fijn is. Dus als er in een ander werelddeel mensen sterven, kun je niet zeggen: tja, die stomme corruptie daar. Nee, je moet het voelen alsof het jou overkomt. Sterker nog: het overkómt jou. Empathie kent een keuzemoment: met wie wil je meevoelen? Maar interverbondenheid kent geen keuze. Jij bént de bedelaar die je tegenkomt.’
Krog zal zelf niet gauw de vergissing maken dat het enkel om een oppervlakkig gevoel van universele harmonie zou gaan. Dat zou haar niet interesseren. Ze heeft tijdens de apartheid als activist haar eigen vrijheid op het spel gezet, doodsbedreigingen te verduren gehad vanwege haar idealen (al zul je haar daar niet over horen). Ze tekende het onder andere op in de autobiografische novelle Relaas van een moord, waarin de hoofdpersoon ongewild betrokken raakt bij een moordzaak binnen de gelederen van het ANC. Het belangrijkste thema in het boek is het streven naar waardig, gewetensvol leven in omstandigheden die dat praktisch onmogelijk maken.
Ze heeft met eigen ogen gezien hoe diep het concept van interverbondenheid is ingeweven in de Zuid-Afrikaanse cultuur. En tot wat voor een ontzagwekkende houding dit mensen soms in staat stelt. De eerste keer dat ze dit meemaakte was tijdens de zittingen van de Waarheids- en Verzoeningscommissie, waarin de jonge regenboognatie probeerde in het reine te komen met de apartheid. Antjie Krog gaf leiding aan een team verslaggevers: ‘Wij journalisten verwachtten allemaal dat het zou draaien om woede, wraak en vergelding. Er was veel politie op de been. Niet voor niets: de mensen die getuigden waren decennialang vernederd, ze waren verwoest door haat waaraan geen einde leek te komen. Door geweld en angst. En toen, plotseling, zagen wij mensen die anderen vergaven. Ik was verbijsterd.’
Waarom precies?
‘Ik ben opgegroeid in een cultuur die wraak respecteert. Afrikaners werden eind negentiende eeuw door de Engelsen vermoord of in concentratiekampen gezet. Niet enkel mijn overgrootouders, maar ook mijn ouders, haatten de Engelsen. In mij werkt dit ook nog door; ik verwacht altijd het slechtste van Engelsen. Niemand die ik kende zou hen ooit vergeven. En als je daar wél toe geneigd was, zei mijn moeder: “Wij zouden als de Russen moeten zijn. De Russen kunnen echt haten.”
Wij Afrikaners hebben respect voor mensen die hun wraakgevoelens generaties lang levend kunnen houden. En hier zagen we mensen die vergaven, zonder dat iemand daarom vroeg. Met mijn calvinistische-christelijke-nationalistische opvoeding kon ik dit niet plaatsen. En als aartsbisschop Tutu er niet geweest was, zou ik tot op de dag van vandaag niet begrijpen wat er gebeurde.’
Tekst loopt door onder afbeelding
Fotografie: Marc van Dijk
Wat gebeurde er?
‘Een van de sleutelmomenten was voor mij een radio-interview dat we maakten met een van de slachtoffers. Haar zoon was vermoord. Ze vroegen haar: hoe denk jij over verzoening? Ze antwoordde in het Xhosa, het werd in het Engels vertaald: “Dat wat ze verzoening noemen… Als het betekent dat de dader weer menselijk kan worden, zodat ik, zodat wij allemaal onze menselijkheid kunnen terugkrijgen, dan ben ik het ermee eens. Dan ondersteun ik het.”
Een prachtig citaat. Ik gebruikte het in mijn boek over dit proces. En toch had ik op dat moment nog geen besef van de diepte van wat ze zei. Pas toen ik me verdiepte in Afrikaanse filosofie begon ik er iets van te begrijpen. Die vrouw besefte dat de moordenaar van haar zoon eerst zelf van zijn menselijkheid was beroofd. Zijn interverbondenheid was verbroken, daarom kon hij moorden. Als zij hem zou vergeven, zou hij zijn menselijkheid kunnen terugkrijgen. En pas dan zou ook haar eigen interverbondenheid hersteld kunnen worden. En met haar ook die van alle mensen om haar heen. Ze was niet geschoold, ze was een verpleegster. En ze was in staat om dit te formuleren als een filosoof.’
U zegt dat niemand haar gevraagd had om de moordenaar van haar zoon te vergeven, maar is dat wel zo? Was verzoening niet het vooropgezette doel van het proces, geïnspireerd en geleid door aartsbisschop Tutu?
‘Je kunt interverbondenheid makkelijk verkeerd begrijpen. Maar een nog grotere vergissing is dat je je niet eens realiseert dat een dergelijk concept bestaat en werkzaam is in Zuid-Afrika. Bedenk dat er na de Tweede Wereldoorlog in Europa duizenden vergeldingsmoorden zijn gepleegd. In Zuid-Afrika tijdens het proces van de Waarheids- en Verzoeningscommissie niet één.
En wat was er veel onbegrip. Journalisten, academici en filosofen kwamen een weekje kijken en schreven dan hun gezaghebbende artikelen. Richard Wilson, een bekende Londense academicus, schreef over vergeving: “In post-apartheid-Zuid-Afrika werd het een Afrikaanse verpakking, een verkoopmiddel om een verzoenende versie van mensenrechtenpraatjes te verkopen aan zwarte Zuid-Afrikanen.” Een andere geleerde heer schreef: “Hoe kan dit gebeuren? Als je de misdadiger omhelst, omhels je het kwaad. In godsnaam, Zuid-Afrika, word wakker!” Zelfs Jacques Derrida, halfgod in de filosofie, beschreef Tutu als iemand die in verwarring verkeerde tussen mensenrechten en vergeving.’
U wordt er nog steeds boos om.
‘Zeker. Het zijn verschrikkelijke dingen om te zeggen als je niet echt bestudeert wat Tutu zegt, en als je niet weet waar hij vandaan komt. Een van de belangrijkste redenen waarom aartsbisschop Tutu zo bijzonder is, is het feit dat hij het christendom heeft doordrenkt met interverbondenheid. Dat heeft hij gemeen met Mandela. Mandela was een formidabele politicus, maar hij werd een belangrijk en richtinggevend staatsman omdat zijn politiek ingebed was in interverbondenheid. Dus om makkelijk te verwerpen wat hier aan de hand is, of om te pretenderen dat je het direct begrijpt, is bijzonder kwalijk. Journalisten zeiden: “Ach, die zwarte mensen zijn nooit behoorlijk geschoold, ze vergeven hun beulen, maar ze begrijpen niet echt wat ze aan het doen zijn.” En tegen slachtoffers spraken ze hun verbijstering uit: “Je vergeeft die racisten? Dat kun je niet menen!” Het bezorgde de slachtoffers een vorm van schaamte. Die mensen realiseerden zich: in de westerse wereld krijgen wij hier geen respect voor. Ze denken dat je een zwakkeling bent, een imbeciel. De schade die door het Westen werd gedaan aan de Waarheids- en Verzoeningscommissie is in mijn ogen gigantisch.’
Tekst loopt door onder afbeelding
Het fort van de VOC in Kaapstad
Het Westen heeft het proces wel medegefinancierd.
‘Het werd zwaar gesubsidieerd door Zweden en Frankrijk. Alle tolken werden getraind in België, waar ook de apparatuur vandaan kwam. Maar dat leidde ook tot absurde scènes. Een van mijn zwarte collega-journalisten zei tijdens het proces tegen mij: “In Frankrijk brengen ze momenteel een bijna negentig jaar oude nazi voor het gerecht. En ons geven ze geld om elkaar te vergeven.” Het beeld dat overheerste: zwarte mensen moeten vergeven; dat is het lagere niveau. Witte mensen kunnen eisen. Wraak. Of op z’n minst: vergeldende gerechtigheid.’
Terwijl vergeven veel moeilijker is.
‘Hoe moeilijk het is, kun je zien aan Barack Obama. In een van zijn boeken schrijft hij dat hij de belangrijkste politiek-morele lessen in zijn leven heeft geleerd van Nelson Mandela. In de week dat dit boek hier in Zuid-Afrika verscheen, kondigde Obama triomfantelijk aan dat het Amerikaanse leger Osama bin Laden had gevonden en geëxecuteerd. Ze hebben hem in een verzwaarde zak in zee gegooid. Wat heeft hij dan in hemelsnaam van Mandela geleerd?’
Wat had Obama volgens u met Bin Laden moeten doen?
‘Deze klopjacht was het sluitstuk van een proces dat direct na de aanslagen van 11 september 2001 begonnen was, en dat direct anders had moeten lopen. Om te beginnen hadden de Amerikanen zich kunnen afvragen: waarom zijn deze mensen zo boos op ons? Elke reactie had gericht moeten zijn op het herstel van interverbondenheid. Ze hadden kunnen besluiten om af te zien van wraak.’
Hadden ze moeten gaan praten met Al Qaida?
‘Ik denk niet dat die groepering daarvoor open had gestaan. Maar dit was wel wat de Waarheids- en Verzoeningscommissie uniek maakte: zowel de slachtoffers als de daders konden hun verhaal doen. Ervoor en erna hebben andere landen zulke processen gekend, maar nergens was dit het geval. En zonder de daders erbij te betrekken heeft het geen zin.’
Sceptici zullen zeggen: als interverbondenheid nastrevenswaardig is, waarom gaat het dan zo slecht met Zuid-Afrika?
‘Voor wat we zijn en waar we vandaan komen gaat het niet zo slecht. Bedenk dat we een gekwetst land zijn. Iedereen in Zuid-Afrika is getraumatiseerd door het verleden. De slachtoffers; degenen die beroofd zijn van hun zelfbeeld, van hun trots, van hun taal, van hun land, van hun plezier, van hun levens. De daders, die verblind waren door verschillende filosofieën. Die verdierlijkt waren, zodat ze zwarten konden negeren en mishandelen. Dat complete rotte systeem werkt nog na, en dat zal het nog lange tijd doen. Daarnaast bevinden wij ons in de genade van een internationale manipulatie van welvaart, die het mogelijk maakt dat dit land beroofd werd van zijn goud, zijn diamanten, en nu haalt China hier ladingen vol bodemschatten weg.’
Hoe bekijkt u deze situatie vanuit interverbondenheid?
‘Dit volk leefde ooit in verbondenheid. Dat werd beëindigd door de slavernij en het kolonialisme. Toen kwam de apartheid, het tegendeel van interverbondenheid. En toen, op het moment dat we dachten dat we dit alles konden overwinnen, kwam aids. Huishouden na huishouden, familie na familie werd nog verder verwoest. Dit land is als een akker waar alle planten uit gerukt zijn en in de lucht zijn gegooid. En nu vraag je: waarom groeit er niks?’
Hoop
In de dagen van het interview wankelt de positie van de door corruptie- en seksschandalen achtervolgde Zuid-Afrikaanse president Jacob Zuma. Twee weken later, half februari, valt hij. Antjie Krog wordt in binnen- en buitenlandse media om commentaar gevraagd. In NRC Handelsblad noemt ze hem ‘de koning van de vrouwenhaat’ en de ‘keizer van de corruptie’, ‘een van de grootste schurken die Zuid-Afrika hebben geregeerd’. De corruptie sijpelde zelfs de kleinste dorpjes binnen, schrijft ze. ‘Mijn bronnen melden me dat in plattelandsdorpen het hoofd van een gemeente een groot deel van zijn salaris moet afstaan aan de Grote Man van de overkoepelende provincie, want die heeft hem aangesteld. Het hele land is bezaaid met verhalen over aktetassen vol geld die onder tafel van eigenaar wisselen.’
Volgens Krog is het ‘helaas’ nog steeds zo dat ‘alle schuld voor bestuurlijke onmacht en corruptie door zwarten en kleurlingen voor eeuwig en altijd in de schoenen van “de witten” zal worden geschoven. […] Wat wij er ook tegen inbrengen, het wordt weggeveegd met een spons van kolonialisme en apartheid. Tegelijk – en dat is waar de verschuiving zich toont – zijn het niet enkel de witte Zuid-Afrikanen die over de rand van de afgrond hebben gekeken.’
Daarin schuilt, denkt Krog, het mogelijk positieve gevolg: de periode-Zuma heeft álle Zuid-Afrikanen laten zien wat er gebeurt onder een corrupt staatshoofd. Ze spreekt de hoop uit dat deze collectieve blik in de afgrond zal bijdragen aan meer saamhorigheid en eensgezindheid. Aan meer realiteitszin onder de zwarte bevolking over hun ‘eigen’ zwarte politici. En ze hoopt dat de witte Zuid-Afrikanen gaan inzien dat ze meer moeten geven. ‘Er was hoop dat de witten na de apartheid zouden veranderen. Dat de vergeving ons humaan zou maken. Maar we begrepen het niet. We dachten: o, dat is prachtig, dat ze ons vergeven hebben. Laten we nu het land gaan opbouwen! In plaats van te zeggen: wat ik van jullie genomen heb, ga ik nu teruggeven, of delen. Doordat dit niet gebeurd is, heerst er een enorme woede onder jonge mensen. De tweede en derde generatie slachtoffers van wrede systemen zijn doorgaans bozer dan de eerste generatie. Wij leven nu met generaties die bozer zijn om de apartheid dan degenen die het systeem nog hebben meegemaakt.’
Ze is niet verbaasd over wat er nu met het land gebeurt. Wel verdrietig. ‘Omdat we zo’n getalenteerd volk zijn. De zwarte en gekleurde jongeren aan wie ik nu college geef, zijn de eersten van hun families die naar de universiteit kunnen. Ik zie zoveel talent – de tranen springen je in de ogen als je bedenkt hoelang deze mensen geen enkele kans hebben gehad.’
Selfie
Dat Antjie Krog vandaag de dag gloedvol spreekt over interverbondenheid is minder logisch dan het lijkt als je beseft waar ze vandaan komt en in welke gedachtewereld ze is grootgebracht. ‘Ik ben opgegroeid op het platteland, als kind van Afrikaners. Ik voelde me al van jongs af aan een enkeling. Ik gaf daar ook de voorkeur aan. Ik verachtte mensen. Je bent op jezelf, je doet je eigen ding, je hebt niets en niemand nodig. Afhankelijkheid vond ik walgelijk. Net voordat ik naar de universiteit ging ontdekte ik Ayn Rand. Zelfzucht als deugd. Vanaf dat moment wachtte ik op de helikopter van Ayn Rand, die mij mee zou nemen naar de plek waar al die andere excellente mensen waren.’
Waar kwam dat verlangen vandaan?
‘Ik denk dat het met name kwam door een bewustzijn van valsheid. Afrikaners waren in die tijd behoorlijk vals en hardvochtig. Er moesten geen homo’s zijn. Iedereen moest in God en Christus geloven. Op zondag moest je er zus en zo uitzien. Vreselijk, vreselijk conservatief.
Mijn moeder was voor haar leeftijd en de plaats waar we woonden behoorlijk open van geest. Ze las fantastische boeken en had een prachtige bibliotheek. Ik kon alle klassieken van de wereld lezen, vertaald.’
Het was uiteindelijk de poëzie die de verandering bracht. ‘Ik had een enorm sterk gevoel van individualiteit. En mijn poëzieopvatting hing daarmee samen. Je geeft niet om iemand en je schrijft ook niet voor iemand. Dat begon te veranderen tijdens de jaren van de strijd. Ik werd gevraagd om een gedicht voor te dragen tijdens een betoging voor de vrijlating van Mandela, in een van de townships. Ik woonde toen in een klein plaatsje op het platteland. Mijn eerste impuls was om te zeggen: dat kan ik niet, ik kan niet op commando schrijven. Ik was wel betrokken bij de strijd, maar tot dan toe niet als dichter. Ik dacht: ik zal leven als een activist, maar niet schrijven als een activist. Mijn poëzie moest daarvan verschoond blijven.’
En toen hebt u zich bedacht?
‘Ja. Ik wilde wel. Toen was de vraag: in welke taal moest het? Hoe kon het in het Afrikaans zijn, voor die zwarte mensen die het Afrikaans haatten? En daarbij: wie was Mandela eigenlijk? Niemand wist het. Hij was verbannen. We wisten niet eens wat hij allemaal gezegd had. Ik kon niet spreken met iemand die hem gezien had. Er was geen Google.
Ik heb toen een gedicht geschreven in drie talen: Sosetho, Engels en een beetje Afrikaans. Dat was de eerste keer dat ik voor een gelegenheid geschreven heb. Ik heb het voorgedragen voor een enorme massa. Door de zwarte dichters werd me geleerd dat je een publiek moet respecteren. En dat je een publiek meer moet geven dan een gedicht op papier. Dat was een radicale verandering in mijn eigen denken en zijn.’
In uw boek Relaas van een moord zegt een activist tegen de hoofdpersoon: ‘Twintig jaar geleden heb ik je gedichten gelezen en toen wist ik dat ik de bevrijding nog zou meemaken.’ Inmiddels lezen mensen uit alle lagen van de bevolking uw werk – inclusief scholieren van alle kleuren en achtergronden.
‘Ik ben op veel middelbare scholen verplicht. Toen ik laatst in het ziekenhuis lag, liep een van de jonge zusters mijn kamer in en zei: “Bent u degene die dat gedicht ‘Ma’ heeft geschreven dat ik op school heb gelezen?” Ik bevestigde het. Toen zei ze: “Mag ik een selfie met u nemen? Anders zal mijn moeder nooit geloven dat ik u verzorg.”
Ik hoop maar dat ze een goede leraar had, die het gedicht voor haar tot leven bracht, zodat ze niet denkt dat de waarde van poëzie schuilt in een selfie met een dichter voor haar moeder.’ Lachend: ‘Hoe dan ook, mijn winst is duidelijk: extra aandacht en uitstekende zorg.’
Het is vrijdagavond, er zal gekookt worden. De interviewer wordt op het hart gedrukt een taxi te nemen. Alleen over straat lopen als een toerist, met camera, is zelfs in deze ogenschijnlijk bedaarde buurt te gevaarlijk. Krog mag van haar kinderen ook niet meer in haar eentje wandelen. ‘Maar ik doe het wel’, zegt ze ‘want ik wil niet met andere mensen lopen.’
De bel gaat, een van haar zoons staat voor de deur. Met kleindochter, die vlindervleugels op haar rug draagt. Zonder omhaal van woorden neemt ‘ouma’ haar mee naar haar schrijftafel, waar ze met het kind op schoot scherven uit een doosje haalt, die ze samen in elkaar gaan passen. Het zijn scherven uit de tijd van de Boerenoorlogen, eind negentiende eeuw.