Onder de vele filmpjes van de Franse filosoof Alain Badiou (1937) die op YouTube circuleren, springt er eentje uit. Een zwart-witfilmpje uit 1965 waarin Badiou zijn ruim tien jaar oudere collega Michel Foucault interviewt. De film begint met een intro die een impressie geeft van het Parijs van die tijd: jongeren volgen filosofiecolleges, ze bezoeken boekwinkels om werken van Hegel en Sartre aan te schaffen en ze installeren zich op een terrasje om zich in die boeken te verdiepen. Precies wat we ons voorstellen van het existentialistische Parijs. Badiou gaat al een tijd mee en heeft vele filosofische modes meegemaakt. Foucault is dan ook niet de enige met wie Badiou een publiek gesprek aanknoopte. Ging dit interview er nog redelijk vriendelijk aan toe, later werd hij bekend om zijn felle polemieken, zoals met Gilles Deleuze en Jean-François Lyotard, want Badiou heeft niets met deze postmoderne relativisten, hij houdt vast aan absolute waarheden. Zijn werken zijn vaak omstreden: Circonstances 3. Portées du mot ‘Juif’ (Omstandigheden 3: betekenis van het woord ‘Jood’) leverde hem het verwijt op antisemiet te zijn. Met zijn essay De quoi Sarkozy est-il le nom? (Van wat is Sarkozy de naam?) haalde hij ongekend hard uit naar de neoliberale politiek van de toenmalige Franse president, die hij steevast ‘l’homme aux rats’, rattenman, noemt.
Badiou noemde de Franse president steevast de rattenman
Toch begon Badiou, naar eigen zeggen, als een keurige professor. Hij studeerde filosofie en wiskunde aan de befaamde École normale supérieure, de school die grootheden als Sartre en Bergson voortbracht, en werd er ten slotte zelf hoogleraar. Hij was een keurige professor gebleven als hij niet betrokken was geraakt bij mei ’68, zoals de Franse studentenopstanden zijn gaan heten. Badiou was weliswaar al voor 1968 politiek actief en links angehaucht, mei ’68 gaf hem nog eens een flinke slinger naar radicaal links. Zo was hij medeoprichter van de maoïstische militante groep Union des communistes de France marxiste-léniniste. Nog steeds is hij de idealen van ’68 trouw en noemt hij zich een marxist. Deze trouw maakt hem juist populair bij linkse jongeren: Occupiers citeerden Badiou luidkeels tijdens hun protesten.
Hij schreef niet alleen vele filosofische werken, maar ook wiskundige teksten, romans en toneelstukken. L’être et l’événement (Het zijn en het evenement) wordt als zijn hoofdwerk gezien. Zoals de titel al doet vermoeden speelt het evenement hierin een belangrijke rol.
Wat is precies zo’n evenement?
‘Dat is een opening, een mogelijkheid die zich voordoet binnen een concrete historische situatie, maar niet kan worden herleid tot die situatie. Mei ’68 was een evenement, net als de Franse Revolutie. Historische momenten, maar tegelijkertijd met een universele boodschap: gelijkheid. Uit zo’n evenement komt een waarheid voort, iets wat het moment overstijgt. En dat is een absolute waarheid. Begrijp me niet verkeerd, het absolute is niet iets wat aan de hemel staat geschreven, het is geen eeuwige God die buiten onze wereld verblijft. Nee, het absolute is juist het resultaat van wat bestaat. Binnen een specifieke historische situatie ontstaat iets dat ook een mogelijkheid biedt buiten die situatie.’
‘In de liefde ontstaat een nieuwe vorm van leven’
‘Natuurlijk gebruik ik het woord “absoluut” polemisch. Voor postmoderne denkers is het een scheldwoord en juist daarom neem ik het graag in de mond. Er zouden volgens hen slechts verschillende, gelijkwaardige culturen naast elkaar bestaan en vanuit de ene cultuur zou je niets kunnen zeggen over iets wat in een andere speelt. Dat is wellicht grotendeels waar, toch kan er soms in een specifieke cultuur iets gebeuren wat ook voor andere culturen betekenis heeft. Dat is al zo vaak gebleken. Zoals aan het einde van de negentiende eeuw, toen Europese beeldhouwers Afrikaanse kunst ontdekten. In die kunst is blijkbaar iets wat ook zeggingskracht heeft binnen andere culturen. Dergelijke grensoverschrijdende objecten kunnen een kunstwerk zijn, een nieuwe wetenschappelijke theorie, een politieke uitvinding of een liefdesaffaire. Dat zijn de vier domeinen waarbinnen evenementen kunnen plaatsvinden.’
Dus ook de liefde kan leiden tot absolute waarheid?
‘Natuurlijk. Denk aan liefdesverhalen in films en romans: persoonlijke verhalen, die toch universeel zijn. De liefde is een universele mogelijkheid gezien vanuit het gezichtspunt van de twee. Ze is daarom bij uitstek een dialectisch proces: een ontmoeting tussen twee personen, twee verschillende levens, die een nieuwe mogelijkheid opent. Dat kan alleen als beiden trouw blijven aan die liefde. In die trouw constitueren ze een nieuwe vorm van leven.’
‘Het probleem van onze kijk op liefde is dat we vooral een fascinatie hebben voor het begin: de ontmoeting, het verliefd worden. Maar pas daarna komt de echte liefde. Doordat er twee verschillende personen zijn, moeten ze oplossingen bedenken om met dat verschil om te gaan. Ze moeten werken, samenwerken, kinderen opvoeden – ga zo maar door. Daar komt veel bij kijken. Liefde is dus niet alleen maar leuk. Het is ook getob en geruzie. Dat weet iedereen. Als je trouw blijft aan je liefde zul je ervoor moeten werken, zul je persoonlijke oplossingen moeten vinden om het koppel in stand te houden. En daar bestaan geen vaste regels voor, want elke liefde is een nieuwe uitvinding. Geloof dus geen zelfhulpboeken die voorschrijven minimaal twee keer per week met je geliefde naar bed te gaan of elke dag een halfuurtje te praten. Allemaal onzin. Het is namelijk juist het vermogen van de liefde zelf om nieuwe oplossingen te vinden voor het leven vanuit het gezichtspunt van de twee.’
‘Ons probleem met de liefde is dat we vooral een fascinatie hebben voor het begin’
‘In de liefde zie je in het individuele bestaan wat in de politiek in het gezamenlijke leven speelt. Ook daar gaat de aandacht vaak uit naar het begin: het moment van de revolte, de opstanden van enthousiaste mensen. Natuurlijk, dat is het begin, maar het begin van wat? Daarna begint het echte werk: de organisatie, de gepassioneerde discipline, de moeilijkheden. Als je trouw blijft aan het evenement zul je concrete oplossingen moeten vinden voor de problemen die je tegenkomt en dan pas ontstaat een universele creatie. Dat is wat ik het worden van de waarheid noem. Je moet die wording trouwens niet zien als een lineair proces. Er zijn discontinuïteiten, momenten waarop je absoluut een oplossing moet vinden voor een probleem, anders kom je niet verder. Wanneer je op zo’n punt belandt, moet je terugkeren naar het evenement. Je moet een nieuw enthousiasme vinden voor het evenement om het probleem te lijf te kunnen gaan. In de liefde kennen we dat ook. Soms is er een conflict dat je niet kunt negeren; het verplicht je om wel of niet voor je liefde te kiezen, het schreeuwt om een beslissing. Zo’n moment is een soort nieuwe ontmoeting.’
We zitten nu midden in een crisis. Misschien zijn we wel op weg naar het einde van het kapitalistische systeem. Is deze crisis een evenement in de betekenis waarin u het woord gebruikt?
‘Nee, in mijn definitie van evenement is het niet hetzelfde als een crisis, laat staan deze crisis. Zoals ik zei, is een evenement een belofte, een nieuwe mogelijkheid. Terwijl deze crisis een wet van het kapitalisme is. Binnen dit systeem bestaan grote en kleine crises. Waarschijnlijk zitten wij Europeanen nu in een grote, maar het is geen oorspronkelijke crisis. Sterker nog: het is een klassieke crisis, met de crash van banken en alles erop en eraan. Voor ons filosofen is dat geen interessant fenomeen. De consequenties zouden dat wel kunnen zijn. Die bieden misschien een belofte en een mogelijkheid. Maar op dit moment is de situatie daarvoor nog te onduidelijk. Natuurlijk zijn er interessante bewegingen – Occupy, de Arabische Lente –, maar die vormen nog geen evenement. Er is namelijk iets onduidelijks in het wezen van deze bewegingen.’
‘De economische crisis is voor filosofen geen interessant fenomeen’
‘Om een evenement een evenement te laten zijn, moeten we geduld hebben, want trouw speelt een belangrijke rol. Het is altijd de trouw die zorgt voor een constructie van iets nieuws; net als in de liefde geeft trouw de mogelijkheid iets te doen. Daarom kun je pas achteraf goed zien of een evenement een evenement is; dan weet je of mensen gedurende een langere periode trouw blijven aan het evenement. Pas door die trouw ontstaat de absolute waarheid.’
‘Mei ’68 duurde niet een maand, maar meer dan tien jaar. En juist daarom kon er sprake zijn van een evenement: we konden ons ermee engageren gedurende een langere periode. Uiteindelijk overwon de oude wereld en zou je kunnen zeggen dat mei ’68 mislukte. Dat mag dan zo zijn, toch zijn er resultaten. Een betekenisvol resultaat ben ik. Ha, ha, ha. Ik ben een intellectueel product van trouw aan mei ‘68.’
Even tussendoor… Meer lezen over Badiou en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Maar wat nu als mij geen evenement overkomt?
‘Dat is praktisch onmogelijk. Er zijn misschien mensen die in hun leven geen verliefdheid hebben gekend, maar zij zullen dan toch wel in een van de andere domeinen – de politiek, de artistieke emotie of de wetenschap – bij een evenement betrokken zijn geraakt. Misschien stonden ze niet aan het begin ervan, maar er zijn ook altijd nog de consequenties van de vroegere evenementen. We kunnen die evenementen voortzetten, want het proces van waarheid is oneindig. Dus we kunnen ons in dienst stellen van een evenement uit het verleden. Daarom bestaan er politiek militanten, zijn er artiesten die in een bepaalde traditie werken, wetenschappers die voortbouwen op het werk van anderen, zelfs al zijn er geen evenementen. Stel, iemand heeft de droom om schilder te worden. Wat betekent dat tegenwoordig? Dat is altijd een gevolg van evenementen die in het verleden plaatsvonden – van het kubisme, van de abstracte schilderkunst, ga zo maar door. Dus er is altijd de mogelijkheid om deel te worden van iets wat in het verleden plaatsvond, al is het natuurlijk aantrekkelijker om bij het begin te zijn geweest.’
In uw boek Tweede manifest voor de filosofie ageert u sterk tegen publieksfilosofen, die voortdurend hun mening spuien over de actualiteit. Wist u wel dat u zojuist een interview hebt gegeven voor het op een na grootste publieksfilosofisch tijdschrift ter wereld? U zit in het hol van de leeuw.
‘Daar ben ik niet zo bang voor. Begrijp me niet verkeerd. Ik ben niet tegen de journalistiek en er is ook niets mis mee als filosofen uitspraken doen in de media. Ik verzet me alleen tegen de verwarring die rond het begrip “filosoof” is ontstaan. In Frankrijk lijken de woorden “filosoof” en “journalist” bijna synoniem geworden, net zoals de woorden “filosoof” en “intellectueel” trouwens. Terwijl toch duidelijk moet zijn dat “intellectueel” een bredere categorie is en “filosoof” een wat smallere. Wat een filosoof tot filosoof maakt, is dat hij een filosofie heeft. Hij heeft filosofische werken geschreven. Sartre was inderdaad veel aanwezig in de media, maar dat maakte hem niet tot filosoof – dat hij Het zijn en het niet schreef wel. Mijn bezwaar is dat iedereen die iets zegt over iets tegenwoordig filosoof wordt genoemd. Dus dan zouden er nu net zoveel filosofen als mensen moeten zijn! Ha, ha, ha.’