Home Filosofie in Nederland: de moralisten

Filosofie in Nederland: de moralisten

Ze spreken in orakeltaal over alles wat niet deugt aan onze samenleving. Maar zijn ze zelf wel zo deugdzaam? Frank Meester is het weer oneens met zijn broer Maarten: ‘Ze zijn volgens hun eigen maatstaven onrijp en oppervlakkig’.

Door Frank Meester en Maarten Meester op 17 juli 2012

Filosofie in Nederland: de moralisten

Ze spreken in orakeltaal over alles wat niet deugt aan onze samenleving. Maar zijn ze zelf wel zo deugdzaam? Frank Meester is het weer oneens met zijn broer Maarten: ‘Ze zijn volgens hun eigen maatstaven onrijp en oppervlakkig’.

Cover van 07/08-2012
07/08-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Maarten: ‘Wat ik zo goed vind aan Ad Verbrugge – een van de grootste moralisten van dit moment – is dat hij nauwgezet de complexe theorieën van de filosofen Hegel en Heidegger behandelt en daar een breed publiek mee bereikt. Herinner jij je nog dat hij meedeed aan een debat bij het filosofisch café Felix & Sofie een paar jaar geleden? Normaal komen daar altijd dezelfde mensen: bedachtzame, vooral gepensioneerde mannen en vrouwen met warrig haar en slordige kleding, sandalen met sokken. Voor Verbrugge zat er opeens een heel ander publiek. En het was stampvol.’

Frank: ‘Inderdaad, het leek daar wel een voetbalkantine. Een havenarbeider onderbrak de filosoof tijdens een lang betoog en vroeg: “Heeft Nederland niet gewoon een sterke leider nodig?” Een heldere vraag waarop een onbegrijpelijk antwoord volgde. Maar volgens mij is die onbegrijpelijkheid juist Verbrugges kracht. Hij was ooit op televisie bij Zomergasten. Interviewer Joris Luyendijk zat met z’n oren te klapperen bij Verbrugges verhalen over Heidegger en de rivier. De man is een orakel. Af en toe borrelen er in dat gehegel en geheidegger ook wat bekende rechtspopulistische mantra’s op: hogere straffen, weg met Europa, de multiculturele samenleving is mislukt. Je vermoedt dat er een verband bestaat, maar je krijgt dat steeds net niet te pakken. Dat fascineert en irriteert, in die volgorde.’

Maarten: ‘Dat verband is juist tamelijk eenvoudig: cultuurverlies. De westerse mens leeft niet meer vanuit de gemeenschap. Hij leeft alleen nog voor zichzelf. “De wereld is er ogenschijnlijk om door ‘jou’ te worden geconsumeerd en ‘jou’ een goede tijd te geven”, schrijft Verbrugge. Vanuit die terechte analyse verklaart de filosoof alles. Waarom de eenwording van Europa geen goed idee is. Waarom hoge straffen juist nu goed zijn. Waarom internationaal recht faalt. Waarom het geweld toeneemt.’

Frank: ‘Neemt het geweld dan toe?’

Maarten: ‘Uit de officiële cijfers blijkt het tegenovergestelde, maar als een echte hegeliaan geeft Verbrugge de theorie voorrang op de praktijk. “Wanneer iemand namelijk in een milieu opgroeit waarin zoiets als ‘de gemeenschap’ geen enkele betekenis meer heeft en hij wellicht geen enkel besef meer heeft van de waarde van de medemensen, zodat ook misdaad en straf schimmige noties zijn geworden waarvan hij de betekenis niet meer kent, dan weet hij in zekere zin niet meer wat hij aan het doen is met zijn misdaad. Hij is getekend door zijn milieu, een milieu dat we in de lijn van Hegel het ‘gepeupel’ willen noemen.”’

Frank: ‘En dat “gepeupel” zijn dan de allochtonen…’

Maarten: ‘Verbrugge zegt dat het vele gezichten kent: jong en oud, arm en rijk, allochtoon en autochtoon. Maar hij schrijft wel dat het gepeupel vooral in bepaalde wijken van grote steden zit, “waar veelal allochtone jongeren zich schuldig maken aan verschillende vormen van criminaliteit”.’

Frank: ‘En hoe zit dat dan met internationaal recht en de Europese Unie?’

Maarten: ‘Internationaal recht en het streven van de Verenigde Naties naar wereldvrede zijn sympathieke initiatieven, maar kansloos, want uiteindelijk zijn het toch de staten die bepalen wat goed en fout is. De Europese Unie vormt geen culturele eenheid. Als er al solidariteit bestaat, is dat binnen gemeenschappen die een eenheid vormen. Verbrugge voorspelde bijvoorbeeld dat in Europa de inwoners van de rijke landen steeds moeilijker de solidariteit kunnen opbrengen om op te draaien voor de problemen van arme landen. Dat had hij in 2004 toch maar goed voorzien. Maar deze moralist staat niet alleen met zijn vingertje te wijzen. Hij heeft Beter Onderwijs Nederland opgericht, keert hij zich tegen het management op de werkvloer, waardoor zijn naam is doorgedrongen tot vele lerarenkamers en verpleegstersposten. Momenteel ontwikkelt hij een nieuwe onderwijsvisie voor de in problemen geraakt onderwijsgigant Amarantis.’

Frank: ‘Ik begrijp alleen niet dat die mensen hem serieus nemen. Hij wil namelijk tegelijkertijd een rockheld zijn. Met z’n lange haren en z’n gitaar zingt hij zelfgeschreven songs als Butterfly Girl. Zo plaats hij zichzelf in de poptraditie die sinds de jaren zestig nu juist emblematisch is voor de idee van ongebreidelde vrijheid waartegen hij zich in zijn boeken zo verzet.’

Maarten: ‘Op zijn eigen website noemt Verbrugge zijn liedteksten een poëtische versie van zijn filosofische inzichten. En kun je het tij niet het beste keren door je via de  popmuziek te richten tot de mensen die je met filosofieboeken niet bereikt?’

Frank: ‘Dan vind ik dat hij op z’n minst Nederlandstalige liedjes moet schrijven. Door in het Engels te zingen werkt hij cultuurverlies in de hand. Zoals vaak bij moralisten, komen zijn daden niet overeen met zijn woorden. Maar hij is niet zo inconsequent als die andere moralist: Andreas Kinneging.’

Maarten: ‘Verbrugge en Kinneging constateren dezelfde problemen en komen ook wel enigszins tot dezelfde oplossingen, maar vanuit een geheel andere analyse. Verbrugge grijpt terug op de traditie omdat we niets anders hebben – er zijn geen absolute wetten, en daarom kan een gemeenschap alleen maar leven bij de gratie van een gedeelde achtergrond. Kinneging daarentegen meent dat we onze traditie in ere moeten herstellen omdat die juist de absolute wetten van goed en kwaad – die berusten op de Kosmische Orde – heeft weten te achterhalen en daar de juiste lessen uit heeft getrokken.’

Frank: ‘Wie gelooft er nu nou nog in de Kosmische Orde?’

Maarten: ‘Natuurkundigen, scheikundigen, biologen. Alleen spreken die van natuurwetten.’

Frank: ‘Dat is waar. Maar niet als het gaat om de moraal.’

Maarten: ‘En dat betreurt Kinneging. Volgens hem moeten we teruggrijpen op al die prachtige werken van de traditie. Daaruit valt op te maken wat goed en kwaad is volgens de Kosmische Orde.’

Frank: ‘En welke traditie moet ik dan kiezen? Want goed en kwaad zijn niet voor elke traditie hetzelfde.’

Maarten: ‘De Europese. Kinneging schrijft: “Natuurlijk, de boeddhistische, hindoeïstische, confucianistische, taoïstische, islamitische en andere tradities hebben schitterende werken opgeleverd, waar we soms veel van kunnen leren. Maar vergeleken met de rijkdom en diepte van de grote Europese Traditie zijn al deze tradities toch betrekkelijk arm en beperkt.”’

Frank: ‘Jeetje, dus onze traditie is de beste?’

Maarten: ‘Nee, was de beste, want de Verlichting en vooral de Romantiek hebben alles verpest. Overal ter wereld weet men dat onze traditie de beste is, “alleen wijzelf wijzen die gedachte tegenwoordig verontwaardigd van de hand en bestempelen haar als misplaatst ‘etnocentrisme’”.’

Frank: ‘Maar hoe weet Kinneging dat onze traditie zo goed is?’

Maarten: ‘Dat verklaart hij uit die traditie zelf: die heeft zich door de jaren heen bewezen. Zo schrijft Kinneging: “Stel dat iemand Aristoteles’ Nicomachische Ethiek niet kan waarderen. […]. Het bewijst dat hij onrijp en oppervlakkig is en weinig benul van het leven heeft.’

Frank: ‘Dan is Kinneging volgens zijn eigen maatstaven onrijp en oppervlakkig en heeft hij weinig benul van het leven. In een interview in Filosofie Magazine van een paar jaar terug zegt hij namelijk dat hij het niet met Aristoteles eens is wanneer deze in zijn Nicomachische Ethiek schrijft dat boosheid, mits met de juiste mate en op het juiste moment, goed kan zijn. Volgens Kinneging mag je je nooit laten gaan. En weet je waarom hij zo voor zelfbeheersing pleit? Omdat hij zelf door extreme disciplinering veel heeft bereikt. Zo is hij ook Nederlands kampioen gewichtheffen geworden. Maar soms lukt het hem niet het beest in zichzelf eronder te houden. Heb je dat niet gezien op televisie?’

Maarten: ‘Je weet dat ik geen tv kijk.’

Frank: ‘Kinneging – de moralist die het huwelijk heilig heeft verklaard en weg is bij zijn eigen vrouw – heeft een nieuwe geliefde, columniste Naema Tahir. In Buitenhof heeft zij iets onaardigs gezegd over roddeljournalist Rutger Castricum. Die gaat vervolgens verhaal halen bij Tahir. Kinneging doet open. Hij ziet de camera, houdt de deur halfdicht en vertelt dat Tahir niet kan komen, ze is acht maanden zwanger en ligt te rusten. Kinneging zou nu de deur dicht kunnen trekken. Dan was er niets gebeurd. Maar hij kan de verleiding niet weerstaan en zwaait de deur helemaal open. Kinneging treitert: “Zal ik ook eens even in de camera kijken” en houdt zijn gezicht vlak voor de lens. Daar is de lol blijkbaar snel vanaf, want dan zegt hij: “Doe dat apparaat eens uit”. Als Castricum dat niet doet, wordt hij boos. Castricum vertelde achteraf dat Kinneging hem twee keer naar de keel is gevlogen.’

Maarten: ‘Dat ontkent Kinneging en dat blijkt ook niet uit de beelden. Kinneging pakt de camera vast, waardoor je als kijker beperkt zicht hebt op de situatie. Maar hoe kan hij tegelijkertijd de camera vasthouden en Castricum naar de keel grijpen? Castricum roept ook nooit iets als: “Houd daar mee op!” of “au”.’

Frank: ‘Hoe weet je dat allemaal, jij keek geen tv?’

Maarten: ‘Van internet. Daarop zie je ook dat Castricum met draaiende camera aanbelt. Dat is schandalig. Ik vind dat Kinneging zich bijzonder fatsoenlijk gedraagt.’

Frank: ‘Ach, kom nou toch! Je kunt het misschien niet zien, maar je hoort Kinneging wel zeggen: “Ik zit niet in de politiek en ik hoef niet netjes te doen tegen jou. […] Zie je die plomp daar? De volgende keer als jullie hier vlak in de buurt komen, dan gaan jullie erin, met camera en al.” En hij zegt ook nog: “Als ik iets zie op televisie van wat jij zonet hebt opgenomen, dan weet ik je te vinden.” Kinneging demonstreert hier voor de camera hoe slecht hij zich kan beheersen.’

Maarten: ‘Kinneging heeft zijn zelfbeheersing weer hervonden. Hoewel zijn woorden suggereren dat hij Castricum een flinke klap zou komen uitdelen als die de beelden zou uitzenden, doelde hij bij nader inzien op juridische stappen, zo vertelde hij bij Pauw & Witteman.’

Frank: ‘Hij had het beest in hemzelf blijkbaar weer even onder controle. Maar dat is niet genoeg, tenminste niet volgens Kinneging. Die schrijft namelijk: “We moeten het beest in ons dus niet aan de ketting leggen. Dan wordt het inderdaad vals. We moeten het temmen, of beter nog: doden. Lukt ons dat niet, dan blijven we halve wilden.” Kinneging is dus een onrijpe en oppervlakkige overspelige halve wilde met weinig benul van het leven, volgens zijn eigen opvattingen dan.’

Volgende Maand: de regelneven

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.