Home Wij zijn allemaal geboren hypocrieten

Wij zijn allemaal geboren hypocrieten

Hypocrisie heeft een slechte naam, maar zonder een bepaalde dosis hypocrisie kunnen we niet leven. We liegen en veinzen de hele dag door, maar wanneer wordt het te veel?

Door Leon Heuts op 01 januari 2019

hypocrisie hypocriet masker beeld Jenna Aarts

Hypocrisie heeft een slechte naam, maar zonder een bepaalde dosis hypocrisie kunnen we niet leven. We liegen en veinzen de hele dag door, maar wanneer wordt het te veel?

Cover van 01-2019
01-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Ik herinner me een collega die tijdens een borrel het tegenovergestelde kon beweren van wat hij tijdens een vergadering gesteld had, een uurtje eerder, toen de leidinggevende er nog bij was. Misschien was ik zelf wel die collega – maar in een tekst over hypocrisie mag dat wel wat vaag blijven. Als iemand hem hypocrisie verweet, wrong hij zich in allerlei bochten om aan te tonen dat hij wel degelijk consistent was. Hypocrisie is dan ook een ernstig verwijt.

Zelfs Machiavelli, machtsrealist bij uitstek, vindt hypocrisie weliswaar aanbevelenswaardig, maar waarschuwt er niettemin nadrukkelijk voor dat een heerser op z’n minst de schijn van deugdzaamheid moet ophouden. Anders keert het volk zich tegen hem. Ik wil de handelwijze van die collega niet vergelijken met die van een heerser. Ik zou dat in elk geval nooit recht in zijn gezicht zeggen – zo hypocriet ben ik ook wel weer.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Vreemdgaan

De vraag is tot op welke hoogte hypocrisie geoorloofd is. Maar het punt is dat we vaak niet doorhebben wanneer we hypocriet zijn, omdat we voor de buitenwereld én onszelf zo graag veinzen goed te zijn dat we er zelf in gaan geloven. Schijn en werkelijkheid vloeien moeiteloos in elkaar over. Sinds Plato is het de taak van de filosofie om beide weer te scheiden, maar zo eenvoudig is dat niet. Zo denk ik écht dat die collega er ook voor zichzelf van overtuigd was dat hij consistent en oprecht was. Het heeft weinig zin om hem met de waarheid te confronteren. Hij houdt zich staande in een organisatie. Ieder mens moet zich staande houden. Maar soms is hypocrisie schadelijk, bijvoorbeeld als de sfeer in een bedrijf dermate giftig is dat ze mensen kapotmaakt. Dan kun je ook in een vergadering niet zwijgen, als je tenminste trouw wilt blijven aan jezelf. Maar we weten dat klokkenluiders zeldzaam zijn. Niet alleen omdat een angstcultuur mensen het zwijgen oplegt, maar ook – en dat is misschien nog wel enger – omdat ze voor zichzelf en anderen volhouden dat het wel goed zit. Gedachteloosheid, zou Hannah Arendt het noemen. We gaan erin mee, en raken zo onszelf kwijt. Het is als iemand die vreemdgaat en die opvallend creatief is als het erop aankomt om zichzelf ervan te overtuigen dat zijn handelingen niet verkeerd zijn. Ja… Achteraf ziet hij de schade die hij heeft aangericht. En dan nog zegt hij: zo had ik het niet bedoeld. Inderdaad – dat is precies het punt van hypocrisie. We bedoelden het nooit zo.

Als hypocrieten geloven we zelf ook in onze eigen leugens

We denken dat hypocrisie een bewuste handeling is. Iedereen met gevoel voor de tegenstrijdigheden van het menselijk bestaan zal daarom hypocrisie tot op zekere hoogte accepteren. Natuurlijk veins je dat je graag op het verjaardagsfeestje van je tante komt. De waarheid is hier simpelweg niet gewenst. Tot op zekere hoogte moeten we in het leven toneelspelers zijn – wat ook een van de oorspronkelijke betekenissen van hypocrisie is. De oude Grieken gebruikten hypokrisis onder meer als verwijzing naar toneelspelen. Het woord is een amalgaam van hypo (‘onder’) en het werkwoord krinein (‘beslissen’). Er is in het toneelspel dus een situatie van ‘onder-beslissen’ – waarmee de oude Grieken waarschijnlijk bedoelen dat een toneelspeler de ruimte heeft om een rol zelf in te vullen. Een toneeltekst is geen commando; er is altijd een bepaald ‘tekort’ ten aanzien van de uitkomst. Toneelspel is de kunst van interpretatie. Art imitates life: we hebben in het dagelijkse leven weliswaar morele regels die we onderschrijven (zoals: niet liegen), maar in de praktijk accepteren we dat we hier soms mee moeten spelen, juist om mensen te sparen. Sterker nog: het Latijnse woord persona verwijst oorspronkelijk naar het masker waarachter acteurs spraken. Om een ‘persoon’ te zijn, moet je een acteur zijn. Life imitates art.

Maar zó bewust zijn we ons lang niet altijd van die rollen. Een van de meest vooraanstaande onderzoekers op het gebied van hypocrisie, sociaal psycholoog Daniel Batson, laat dat zien met een reeks van fascinerende experimenten. Zo laat hij proefpersonen kiezen uit twee opdrachten, waarvan de ene een beloning oplevert en de andere niet. De proefpersoon weet dat een ander de opdracht moet doen die hijzelf niet kiest. De proefpersonen kiezen vrijwel allemaal voor de opdracht met beloning (tot zover het laatste restje geloof in onvoorwaardelijk altruïsme), maar gaan heel ver om aan te tonen dat ze moreel juist handelen. In een tweede experiment geeft Batson zijn proefpersonen een geldstuk, dat ze eerst moeten opwerpen; aan de hand van kop of munt mogen ze zelf beslissen of ze de opdracht met beloning mogen doen. Ze blinken vervolgens uit in het verzinnen van spitsvondige redenen waarom de kant waar de munt op valt nu uitgerekend hun het recht geeft de opdracht met prijsje te doen. In een derde experiment beslist Batson zelf welke kant van de munt bepaalt of een proefpersoon de opdracht met beloning mag doen, maar hij legt geen restricties op aan het aantal pogingen dat ze mogen wagen. Wat blijkt? De proefpersonen gooien net zo lang totdat de voor hen gunstige kant boven ligt. Mét uitleg waarom ze de morele volmacht hebben nog een keer te mogen gooien. Eén proefpersoon, niet geboren voor geluk, wierp zelfs dertien keer. En twaalf keer legde hij uit waarom hij echt nog een keer mocht gooien. Zoals: ‘Ik moet nog even in komen.’

Burn-out

We zijn geboren hypocrieten. Maar tegelijkertijd zijn we er meesters in om hypocrisie te ontkennen. We geloven ons eigen toneelspel, zegt ook Batson. Misschien moeten we concluderen dat hypocrisie vaak óók zelfbedrog is. Mensen hebben een bepaalde consistentie nodig om te kunnen bestaan – en moraal biedt die consistentie. Dat is tegen de achtergrond van de complexiteit en tegenstrijdigheden van het dagelijkse leven beslist een kracht – zelfs een noodzaak. Zoals Richard Sennett zegt in The Fall of Public Man: een mens zonder masker (of persona) is een cabinet of horrors. Een ongerijmde en onleefbare verzameling van driften en verlangens. Maar soms is het spel ook uit, de hypocrisie onmiskenbaar grof en niet te tolereren. Wat dan als onze behoefte om vast te houden aan onze eigen moraliteit ons hier blind voor maakt? Wat als de gedachteloosheid ons overvalt, en we onszelf en anderen uithollen?

Dat gevaar voor blindheid geldt ook voor die collega wiens hypocrisie het mogelijk maakt om te blijven functioneren. We weten allemaal dat hypocrisie in elke organisatie noodzakelijk is. Je veinst je collega aardig te vinden, of die bedrijfsstrategie te onderschrijven. Daar is helemaal niks mis mee. Integendeel, alleen op die manier kunnen we ook onszelf voorhouden dat we er met z’n allen voor gaan. Maar het gevolg kan ook een blinde loyaliteit zijn, die ten koste gaat van onszelf. We willen blijven geloven, ook al zijn de verhoudingen in de organisatie doodziek, of gaat de koers in tegen alles waar we eigenlijk voor staan. Het vermogen ook onszelf voor de gek te houden keert zich dan tegen ons. We praten recht wat krom is en we hollen onszelf uit. Totdat we ofwel cynisch zijn, ofwel met een burn-out thuiszitten.

Bij de Grieken verwees hypokrisis naar toneelspel

Hoe gaan we daarmee om? Een eerste antwoord: iets meer realisme. Zie je eigen gebrekkigheid en die van je omgeving onder ogen. Weet dat de wereld niet maakbaar is, maar fundamenteel tegenstrijdig. Geloof niet langer in de intrinsieke goedheid van jezelf, of van anderen, en al helemaal niet in die van een organisatie. Roei met de riemen die je hebt. In Plato’s grote werk De Staat geeft Glaucon, de oudere broer van Plato, deze aanbeveling aan Socrates. Waar Socrates rechtvaardigheid en moraliteit predikt als intrinsieke waarden, legt Glaucon de mogelijke hypocrisie erachter bloot. Rechtvaardigheid is geen doel op zichzelf, maar dient er alleen toe om de boel bij elkaar te houden. Het is bijvoorbeeld handig om in een staat regels af te spreken, opdat we elkaar de hersens niet inslaan. Maar maak van die regels niet meer dan ze zijn. Moraliteit is slechts instrumenteel, en mocht het zo uitkomen, dan zouden mensen net zo goed immoreel handelen. Om zijn argument kracht bij te zetten verhaalt Glaucon van een man die een ring in bezit krijgt die hem onzichtbaar maakt, en prompt de meest beestachtige zaken uithaalt omdat hij niet kan worden betrapt. Voor wie er nog niet van overtuigd is dat hij in zo’n situatie hetzelfde zou doen, vertelt Glaucon nog een tweede verhaal. Wie zou nog rechtvaardig handelen als zijn omgeving zijn handelen als volstrekt corrupt zou beschrijven? En wie zou zich overgeven aan slecht gedrag als dat door de omgeving juist zou worden aangemoedigd als goed? Kortom, moraliteit of rechtvaardigheid is geen waarde op zichzelf, maar een sociale constructie.

Smoesjes

Het is een wijs inzicht, dat ons beslist meer bewust maakt van onze eigen hypocrisie. Vooral doordat het laat zien hoe juist achter morele deugdzaamheid hypocrisie kan schuilgaan. Denk in deze tijd aan de escalatie van haat, omdat mensen menen in hun recht te staan. Of het nu het verwijt van seksisme of racisme is, of het verraad van nationale belangen of het ‘eigen volk’, de claim van rechtvaardigheid en vooral de absoluutheid van het eigen gelijk voeden een woede die blind maakt. We zien onze eigen morele imperfecties over het hoofd: de ander is het kwaad en moet boeten.

Het inzicht van Glaucon biedt een weldadig tegenwicht aan een dergelijke morele terreur. Wie de moraal immers als instrument ziet, heeft niet de neiging haar te verabsoluteren. Het is immers slechts een middel. Dit biedt een bepaalde mildheid. Natuurlijk handelt die collega niet altijd consistent. Uiteraard vlucht iemand die vreemdgaat in smoesjes en leugens – je partner bedriegen (het woord zegt het al) is immers met zoveel schuld en schaamte overladen, zo absoluut fout, dat eerlijk zijn erg moeilijk is. Iets meer realisme is een weldaad. Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.

We mogen niet liegen, maar soms moeten we daarmee spelen

Toch gaat het inzicht van Glaucon uit van een mager mensbeeld – en dat is in De Staat dan ook het antwoord van Socrates. Iemand die de moraal als instrumenteel ziet, is namelijk niet autonoom. Het gevaar van realisme is verlies van eigen positie. Volmaakt realisten anticiperen slechts op een bepaalde situatie op basis van wat de beste uitkomst geeft, en niet uit overtuiging. Ze denken de situatie te controleren, maar passen zich slechts aan de omstandig­heden aan. Ze zetten hun leven nooit naar hun eigen hand, ze maken geen eigen keuzes. Zélfs niet als de situatie daar dringend om vraagt. Soms is het spel namelijk uit, maar ze blijven maar doorspelen. Waarom? Ze hebben geen biografie. Ze staan nergens voor, goed en kwaad zijn relatief. Het zijn mensen zonder eigenschappen. Het is het type dat in grote organisaties vaak bovendrijft, omdat deze mensen de machtsprocessen begrijpen en geen moeite hebben om zich daaraan aan te passen. Maar wat past nou bij henzelf?

Bovendien blijft de vraag waarom mensen, ook als ze hypocriet handelen, blijkbaar toch zoveel waarde hechten aan ‘moreel’ zijn. Het is ongeloofwaardig om dit af te doen als angst voor gezichtsverlies – zie ook de conclusies van Batson. Het vermoeden van Plato zou zijn dat wij zelfs in dit van hypocrisie doordrenkte ondermaanse toch altijd kunnen zijn ‘aangedaan’ door wat hij het goede noemt.

Een verlangen om de hypocrisie te overstijgen en een betere wereld te omarmen. Niet als zelfbedrog, en ook niet om het heilige eigen gelijk, maar omdat we verlangen naar dit goede, alleen omdat het goed is. Het is een spirituele of zelfs religieuze kracht, die in de literatuur vaak als een reis of proces wordt beschreven. Denk bijvoorbeeld aan Raskolnikov, de hoofdpersoon uit Dostojevski’s Schuld en boete, die uiteindelijk bekent een moordenaar te zijn, en bereid is om ervoor te boeten. Hij lijkt zichzelf hiermee schade toe te brengen, maar het blijkt voor hem de enige manier te zijn om zichzelf te redden. Hij kan niet verder als hypocriet. Niemand kan leven in leugens alleen.

Groei

Toch ligt hier ook het geëxalteerde engelengezang op de loer, een soort van ‘Eind goed, al goed’, waarin de wereld als onaf, tegenstrijdig, rommelig – en daarom ook zo spannend – wordt ontkend. Maar Plato is subtiel en weet heel goed dat dit goede de mens principieel overstijgt. We kunnen erdoor worden overvallen – wanneer we bijvoorbeeld gegrepen worden door onrecht en beseffen: als we nu mooi weer spelen, zouden we dermate hypocriet zijn dat we onszelf volledig uithollen. We kunnen ook enigszins naar het goede toe klimmen, door te leren en te studeren, te oefenen in goed handelen en zelfreflectie. Maar we kunnen het nooit bezitten, revolutionairen en betweters uitgezonderd. Daarom beschrijft Plato dit goede als een licht, dat weliswaar alles mogelijk maakt, maar zelf niet ‘is’. Het is ‘aan gene zijde van het zijn’. Toch is het mogelijk te handelen in het licht van het goede, in de wetenschap het nooit te bezitten. Dat is een belangrijk inzicht in onze omgang met hypocrisie. Wie weet dat niemand het goede ooit kan bezitten, krijgt langzamerhand oog voor de imperfecties van anderen en bovenal die van zichzelf. Als idealen alleen maar zouden bestaan omdat mensen er altijd naar moeten opleven, en we dus voortdurend eerlijk, loyaal of meelevend zouden moeten zijn, zouden er geen idealen meer zijn. Of wij zouden zélf niet meer zijn, verpletterd door het gewicht van de idealen. Zo kunnen we ook de persona lezen: het masker van de toneelspeler beschermt ons tegen het verzengende licht van het goede. We moeten hypocriet zijn om goed te kunnen handelen. We kunnen bijvoorbeeld geen mensen helpen zonder ook aan onze eigen belangen te denken.

Soms moeten we zelfs veinzen te helpen en ons toch terugtrekken. Soms moeten we sowieso wegwezen als het een verloren zaak is, ook al is die zaak goed. We hoeven, in de woorden van Immanuel Kant, geen ‘morele engelen’ te zijn. Moraliteit impliceert falen. Maar wie handelt in het licht van diezelfde moraal weet hoe en waarom hij faalt. Ook dat leidt tot zelfinzicht, en groei. We krijgen grip op onze hypocrisie en weten waar het echt fout gaat. Het verschil tussen goede en slechte hypocrisie heeft beslist te maken met openstaan voor vernieuwing, de bereidheid ten goede te veranderen – en tegelijkertijd te beseffen dat je in het licht van het ideaal altijd een potentie blijft. We zijn studenten, en dat vraagt om bescheidenheid.

Plato brengt een duidelijke boedelscheiding aan. Het lijdt geen twijfel dat bij hem het goede van een hogere orde is dan de wereld om ons heen. Het goede is het zijn, de wereld slechts schijn. Vele denkers hebben daar vraagtekens bij gezet; Nietzsche zag het als een verraad aan de wereld, een levensvijandigheid. Maar je kunt het óók lezen als een vorm van genade. Juist door de scheiding hoeven we het hypocriete gewroet niet uit te roeien; we kunnen zelfs genieten van het toneelspel. We verduisteren het licht enigszins, om het te kunnen toelaten. Maar: die glimp moet er wel zijn. Wie ook die dooft, is overgeleverd aan de duisternis. Uiteindelijk is dat de positie van de ‘realist’, die slechts bezig is met overleven.

Columnist van The Washington Post Michael Gerson vat ‘goede hypocrisie’ perfect samen. Een goed leven en een rechtvaardige samenleving bestaan bij de gratie van hypocrieten, die uiteindelijk weigeren de idealen op te geven die ze niettemin steeds weer verraden.