Het is hoog tijd dat we anders met informatie leren omgaan, vindt filosoof Ignaas Devisch. We leven volgens hem in een ‘informatie-epidemie’. ‘Er komt de hele tijd een enorme bulk aan info op ons af,’ zegt hij. ‘Als ik een kwartier op mijn telefoon scroll, heb ik filmpjes gezien over de oorlogen in het Midden-Oosten en in Oekraïne, fragmenten uit de satirische talkshow The Daily Show en vlogs van tien influencers die van alles aanprijzen. Wanneer je dat allemaal probeert op te nemen, raak je totaal overweldigd.’
Ignaas Devisch (1970) is een Vlaamse filosoof en schrijver. Hij werkt als hoogleraar medische filosofie en ethiek aan de Universiteit Gent. Daarnaast werkt hij als consultant op het vlak van ethiek en filosofie en schrijft hij voor De Standaard een tweewekelijkse column. Van zijn hand verschenen eerder onder meer Een kleine filosofie van grote emoties (2023), Het empathisch teveel (2017) en Rusteloosheid (2016).
In zijn nieuwe boek We informeren ons kapot houdt Devisch, hoogleraar medische filosofie en ethiek aan de Universiteit Gent, een pleidooi voor ‘weloverwogen onwetendheid’: de kunst om informatie te negeren, om dingen niet te willen weten. Devisch: ‘Meer informatie betekent niet per definitie dat we beter geïnformeerd zijn. Als je te veel informatie binnenkrijgt raak je overprikkeld, kom je er niet meer doorheen en durf je niemand meer te geloven. Het is alsof je elke dag een zevengangendiner voor je neus hebt, steeds dikker wordt en je afvraagt: hoe raak ik hier doorheen? Niet door nog meer te eten, maar door iets anders te doen – door van tafel te gaan.’
Moeten we dan eigenlijk dommer worden?
‘Nee, het gaat erom met minder informatie slimmer te worden. We kunnen het gevoel hebben dat we achterlopen als we informatie negeren, maar het is juist omgekeerd: door bepaalde informatie links te laten liggen, ga je met meer inzicht naar huis. Er is namelijk niet alleen veel te veel informatie beschikbaar om in je eentje doorheen te komen, er zijn ook allerlei kapers op de kust die onze aandacht willen afleiden. Mensen en groeperingen verspreiden onjuiste informatie om er zelf beter van te worden. De bestorming van het Capitool in de Verenigde Staten was wat dat betreft een dieptepunt: duizenden mensen stonden aan de poort van de democratie in Amerika, op basis van pertinente leugens.
Daarnaast gaat er een heleboel bullshit rond, zoals de Amerikaanse filosoof Harry Frankfurt het noemt: gepraat over zaken waar we eigenlijk niets vanaf weten. Je ziet op X dat we voortdurend verleid worden om overal onze mening over te geven. Dezelfde persoon is op maandag ingenieur, op dinsdag viroloog en op woensdag energie-expert.’
Is het niet ook goed dat iedereen overal over mee kan praten?
‘In principe wel. Ik ben in mijn boek teruggegaan naar Immanuel Kant en zijn vraag: wat is Verlichting? Hoe kunnen we ons ontdoen van onze zelf verschuldigde onmondigheid? Kants antwoord is dat we ons eigen verstand moeten gebruiken: we moeten zelf nadenken en geen dingen aannemen omdat anderen – autoriteiten – ze ons hebben verteld. Daar hoort ook bij dat je je informeert over de wereld en op basis van die informatie een eigen mening ontwikkelt. Kant heeft een soort encyclopedische hoop: hoe meer kennis we verzamelen, hoe beter voor onszelf en voor de wereld.
Kants idee heeft ons veel opgeleverd. Mensen zijn mondiger geworden; we geloven niet meer zomaar wat ons wordt verteld. En door technologische ontwikkelingen zijn we veel beter geïnformeerd dan vroeger. Toen in september 2024 het regeerakkoord van de nieuwe Vlaamse regering gepresenteerd werd, konden duizenden mensen meelezen en reageren via sociale media. Die enorme toename van het aantal mensen dat kritisch kijkt naar hoe de samenleving wordt georganiseerd, is ongetwijfeld vooruitgang.
Maar we lopen tegenwoordig tegen twee problemen aan in onze poging om mondig te worden. Allereerst kun je niet meer zoals vroeger in je eentje een bepaald terrein verkennen en na lange studie zeggen: “Ik beheers dit.” De wereld is te complex geworden om helemaal zelf te begrijpen. Daarnaast leidt meer zelfbeschikking niet automatisch tot meer emancipatie. Wanneer we ons eigen onderzoek proberen te doen op internet, krijgen we te maken met misleidende algoritmes, desinformatie en berichten die op onze verontwaardiging inspelen. Bedrijven als X en Facebook en bedenkers van complottheorieën trekken ons mee in een stroom van informatie waar we niet beter van worden, maar waar wel winst mee wordt gemaakt. We lopen in de val, precies op het moment dat ze ons net als Kant aanmoedigen: zoek het zelf uit.’
Hoe lossen we dat op? Moeten we weer gaan vertrouwen op autoriteiten voor onze informatie?
‘Nee, het laatste dat ik wil doen is Kant aan de kant schuiven. Dat de autoriteitscultuur van vroeger is verdwenen heeft een radicaal democratiserend effect gehad. We hebben wetenschappers en andere poortwachters van de kennistempels opzijgeschoven en gezegd: “Als we jouw terrein betreden en goed meelezen, hebben we ook iets over jouw onderwerp te vertellen. En als je het toch pretendeert beter te weten, overtuig ons dan met argumenten.”
Autoriteiten moeten met goede redenen komen om hun positie te handhaven. Dat merk ik ook als ik college geef: studenten en docenten zijn gelijkwaardiger geworden. Het volstaat niet meer om achter de katheder te gaan staan en te zeggen: “Ik ben het, luister naar mij.” Dat is allemaal fantastisch, maar we zitten wel met de vraag: hoe nu verder? Wat doen we, nu elke mening evenveel waard is als elke wetenschappelijk onderbouwde theorie? Hoe gaan we ermee om dat ondertussen juist de experts gewantrouwd worden – dat we je niet meer geloven zodra je zegt dat je er iets vanaf weet?’
Tekst loopt door onder afbeelding
Sukkelen
Volgens Devisch is het nodig om een nieuw soort mondigheid te ontwikkelen, waarbij we niet alleen kritisch zijn op anderen, maar ook op onze eigen kritiek. We moeten ons eigen wantrouwen wantrouwen, zegt Devisch. ‘Toen ik laatst op X een nieuwsbericht deelde, reageerde iemand met: “En jij gelooft dat zomaar?” Onze kritische houding is verworden tot de overtuiging dat ik mondiger word door niets of niemand meer te geloven. Maar zou het niet heel vreemd zijn dat niemand het bij het juiste eind heeft, dat de hele wereld aan het sukkelen is, terwijl jouw wantrouwen jegens alles en iedereen onfeilbaar is?’
Willen we goed geïnformeerd raken, dan hebben we een zeker basisvertrouwen in andere mensen nodig, meent Devisch. Kritiek moet samengaan met een principieel vertrouwen in anderen. ‘We kunnen wat dat betreft leren van de wetenschap. Wetenschappers zijn kritisch ingesteld, maar ze werken ook samen met andere wetenschappers, van wie ze feedback krijgen en die ze vooruithelpen door goede vragen te stellen. Ze vormen een netwerk waarin informatie uitgewisseld wordt en wederzijds van elkaar geleerd wordt.’
Een dergelijke wederzijdse kruisbestuiving noemt de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty een ‘chiasma’. Mensen zitten volgens Merleau-Ponty zo in elkaar dat ze, als ze kennis verzamelen, altijd tegelijk waarnemen en waargenomen worden. Die wisselwerking is een goede manier om betrouwbare informatie te garanderen, meent Devisch – ook buiten de wetenschap. ‘Als ik op Airbnb een huis huur, geef ik een review van de verhuurder en hij van mij. We oordelen en worden beoordeeld, en iedereen die ook een huis wil huren of verhuren kan van die informatie gebruikmaken.’
Kan het internet ook een deel van de oplossing zijn voor de overvloed aan informatie?
‘Ja, want de digitale wereld biedt allerlei mogelijkheden om goede informatienetwerken te organiseren. Daarbij kunnen we wat opsteken van complotdenkers. Die werken immers ook met netwerken: vaak maken ze deel uit van een online clubje van gelijkgezinden met wie ze “bewijzen” uitwisselen voor hun overtuiging dat de elite iets achterhoudt voor het gewone volk. Wat er bij complotdenkers echter misgaat, is dat ze hun informatie maar uit één netwerk halen. Als je je niet van verschillende kanten laat informeren, loop je kans gevangen te raken in de fabeltjesfuik.
Als complotdenker wantrouw én vertrouw je te blindelings. Eerst durf je niemand te geloven, tot je in je digitale omzwervingen iemand vindt die het complot uit de doeken doet, op wie je vervolgens volledig vertrouwt. Wanneer we afgaan op andermans informatie is de kunst om de juiste balans te vinden tussen vertrouwen en wantrouwen. Stel dat ik op zoek ben naar een goed restaurant. Dan kan ik te rade gaan bij iemand die er verstand van heeft, bijvoorbeeld een topchef. Maar misschien, denk ik wantrouwig, kennen hij en de chef van het restaurant dat hij aanraadt elkaar wel en sturen ze klanten naar elkaar door. Dus vertrouw ik ook op de reviews op Google, om te weten wat de grote massa ervan vindt.’
Hoe breng je de balans tussen vertrouwen en wantrouwen terug bij iemand die in complotten gelooft?
‘In elk geval niet door al diens beweringen te factchecken. Je kunt honderd keer herhalen dat coronavaccins veilig zijn, maar als ik je niet vertrouw zal ik je niet geloven. Factchecks versterken zelfs het wantrouwen, want je geeft de boodschap af dat het blijkbaar nodig is om dingen te dubbelchecken – dat alle berichten die je niet gecheckt hebt onbetrouwbaar zijn.
Maar ik ben niet per se somber gestemd. Ik denk dat veel complotdenkers uiteindelijk zullen inzien dat wat ze geloven onzin is. De vraag is alleen: waarom hechten mensen zoveel belang aan die onzin? Waar komt het onderliggende ongenoegen met de democratie vandaan? Het vertrouwen van complotdenkers valt te herstellen, maar niet met feiten en informatie alleen. Je zult de emotionele laag moeten raken en moeten luisteren naar mensen die in hun ogen een heel goede reden hebben om jou niet te geloven.’
We informeren ons kapot. Pleidooi voor onwetendheid
Ignaas Devisch
De Bezige Bij
288 blz.
€ 22,99