Home Vijf hedendaagse filosofen over thuis

Vijf hedendaagse filosofen over thuis

Door Eva Maria de Langen op 22 mei 2019

Vijf hedendaagse filosofen over thuis
Cover van 06 -2019
06 -2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Het begrip ‘thuis’ speelt een belangrijke rol in de naoorlogse filosofie. Wat kunnen we na WOII nog met noties als ‘eigenheid’ en ‘vaderland’? 

Alain de Botton

Thuis kun je de emoties uiten, die je buiten hebt onderdrukt 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dankzij ons thuis kunnen we zijn wie we echt willen zijn, daar is er ruimte voor ons ‘echte’ ik, vindt de Britse filosoof en schrijver Alain de Botton (1969). Die identiteit kan in de buitenwereld verloren gaan. Daar spelen we verschillende rollen, waarin we onszelf niet altijd herkennen. In De architectuur van het geluk (2015) schrijft hij dat dit tot een gevoel van vervreemding kan leiden.

De Botton is ervan overtuigd dat mensen gelukkig worden van een gebouw waarin ze afstand kunnen nemen van het leven buiten de deur en aangemoedigd worden om emoties te uiten die ze in de buitenwereld moesten onderdrukken.

Architectuur kan volgens De Botton een gevoel van herkenning oproepen: we kunnen onszelf ermee identificeren. En thuis is de plek die daar het beste in slaagt en het meest overeenkomt met het beeld van onszelf, of het beeld van wie we willen zijn. Een huis vertelt dus iets over de bewoner. Zo zegt De Botton dat zijn huis iets zegt over de eigenschappen die hij wil hebben: kalmte, sereniteit en moderniteit.

Zo’n plek waarin we onszelf kunnen herkennen is extra belangrijk omdat onze identiteit sterk afhankelijk is van onze omgeving – we hebben er weinig grip op. Dit maakt ons kwetsbaar. We hebben het gevoel van thuis nodig om weer in lijn te zijn met onszelf, tot rust te komen, niet te verdwalen in al onze persoonlijkheden en in de buitenwereld goed te kunnen functioneren.

 

Martha Nussbaum
Egoïsme overstijgen door vaderlandsliefde

 

In Nederland heeft patriottisme een slechte naam: het zou ervoor zorgen dat mensen naar binnen gekeerd raken. Wanneer je je thuis voelt in je eigen land, loop je het risico, bewust of onbewust, anderen uit te sluiten. Deze negatieve connotatie is volgens de Amerikaanse rechtsfilosoof en ethicus Martha Nussbaum (1947) onterecht. Vaderlandsliefde hoeft er niet voor te zorgen dat minderheden buitengesloten worden, als je maar zorgt dat de nationale symbolen die je kiest, hen insluiten. Op die manier zorgt de liefde voor het eigen land er juist voor dat je een band krijgt met de meest positieve waarden van een samenleving.

Elke natie vertelt een verhaal over zichzelf, een geconstrueerd narratief. De belangrijke gebeurtenissen worden benadrukt en andere bewust vermeden. Er wordt een verfraaide versie van het verleden en heden vertelt. Daarom voelen we ons thuis in ons land: door de positieve gebeurtenissen waarmee we onszelf identificeren.

Bij het creëren van dit verhaal spelen emoties een grote rol. De meeste mensen zijn wantrouwig over de rol die emoties kunnen spelen: we moeten rationeel nadenken en onze gevoelens de baas zijn. Maar volgens Nussbaum zijn deze emoties juist cruciaal. Daar schrijft ze over in haar boek Politieke emoties (2013). Emoties zijn nodig om de positieve waarden van een samenleving uit te dragen. Vergeet niet, zegt ze, dat ook aanhangers van ondermijnende waarden een beroep doen op emoties. Als je de strijd met die waarden wilt winnen, zul je ook zelf het gevoel van mensen moeten aanspreken.

Vaderlandsliefde wordt vaak geassocieerd met zelfzucht: we geven alleen om onze landgenoten, of zelfs alleen maar om onszelf. Maar volgens Nussbaum is vaderlandsliefde juist van groot belang om onze zelfzucht te overwinnen. We zijn van nature vooral met onszelf bezig. We moeten onze geest naar buiten richten om dit te veranderen – maar op welk niveau? De hele wereld? Die is voor de menselijke geest te abstract. Maar we kunnen ons wel hechten aan ons vaderland: we voelen ons er thuis en voelen een verbintenis met onze landgenoten. Zo zorgt liefde voor het vaderland ervoor dat we ons egoïsme overstijgen. Dat dit gevoel van geborgenheid nooit berust op de volledige waarheid, is volgens Nussbaum niet erg.
 

Martin Heidegger

Wonen: we zijn vergeten hoe dat moet

De Duitse filosoof Martin Heidegger (1889-1976) ziet wonen als meer dan een dak boven je hoofd hebben, zoals Leon Heuts vanaf pagina 34 van dit nummer beschrijft. Wie écht woont, doet recht aan de zijnswijze van de mens. De woning is namelijk de plek waar alle gebeurtenissen die je in de wereld hebt ervaren, samenkomen. Wat zou dit inzicht van Heidegger tegenwoordig voor ons kunnen betekenen? In ieder geval dat je thuis nog in alle rust herinneringen kunt ophalen – onder meer dankzij de foto’s aan de muur – zonder dat je gestoord wordt door de drukte van de buitenwereld.

Vanuit je huis neem je deel aan de wereld, het vormt de basis van waaruit je naar buiten treedt en leeft. Met andere woorden: het zijn begint bij het wonen. Maar volgens Heidegger wonen we niet echt meer op die manier. In 1951 schrijft hij in Over bouwen, wonen en denken dat er ‘woningnood’ is. Die nood heeft niets te maken met een tekort aan woningen na de oorlog, maar met een misverstand over de essentie van wonen. De moderne mens staat te weinig in verbinding met zijn omgeving en weet niet hoe hij echt moet wonen. Dit komt onder andere door de instrumentele instelling van de bouwsector: het gaat alleen om nut en efficiëntie. Architecten vergeten het eigenlijke ‘wonen’ en richten zich alleen op de constructie van een huis. Doordat zij niet weten hoe te wonen, weten ze ook niet meer hoe te bouwen. 

Hierdoor voelen we ons nergens meer echt thuis en tegelijkertijd juist overal. We missen een mentale relatie met ons thuis: ook de houding van de mens tegenover het wonen is te instrumenteel. We moeten gaan inzien dat het wonen en het zijn van de mens samenvallen. Volgens Heidegger kunnen we dit onder andere doen door te wonen mét de natuur in plaats van tegenover de natuur. Daar gaat het tenslotte in de gehele filosofie van Heidegger om: dat we beseffen dat we onderdeel zijn van de wereld, en dus de natuur. Hij realiseerde dit zelf door in een hutje midden in het Duitse Zwarte Woud te wonen. Hij kijkt daar niet náár de natuur, maar leeft erin.

Katrin Flikschuh
Voor Afrikanen is de hele wereld een grote gemeenschap

In Afrika ervaren mensen het vaak als een morele verplichting om anderen zich thuis te laten voelen. Filosoof en hoogleraar Katrin Flikschuh doet onderzoek naar de relatie tussen de Westerse en Afrikaanse sociale en politieke filosofie. Toen ze door Afrika reisde, ervoer ze een grote en vanzelfsprekende gastvrijheid, vertelt ze in een interview met Filosofie Magazine in 2018. Altijd wanneer ze had uitgelegd dat ze rondtrok, werd er een maaltijd voor haar gekookt en kreeg ze water om zich mee te wassen. Ook al hadden mensen zelf weinig voedsel of kwam Flikschuh op een ongelegen moment. Het was geen keuze, maar een verplichting.

In het Westen denken we vaak dat een gemeenschap vooral warm is naar de eigen leden, maar anderen buitensluit. In Afrika lijkt dit niet het geval. De gemeenschap staat niet gelijk aan de lokale stam, concludeert Flickschuh. Zij werd immers ook hartelijk opgenomen in de gemeenschap. Hun thuis werd haar thuis gemaakt. De Afrikaanse filosofie gaat niet uit van een wereld bestaande uit individuen, maar een wereld bestaande uit een grote gemeenschap. Zo maken we allemaal deel uit van de wereldgemeenschap. En dit in de wereld zijn met anderen is cruciaal: dan ben je pas iemand, dan ben je pas thuis.

Hoewel de gemeenschap centraal staat in de Afrikaanse filosofie, betekent dat niet dat het individu geen ruimte krijgt. Dit gebeurt simpelweg op een andere manier dan wij gewend zijn. Wij denken dat een individu moet kunnen opstaan om te strijden voor een zaak, maar veel Afrikaanse denkers verkiezen onderhandelen boven strijd. Het uiteindelijke doel is altijd consensus: iedereen blijft praten totdat er overeenstemming is.

Gaston Bachelard
Het huis geeft ons de illusie van eenheid in het leven

Een huis biedt niet alleen onderdak en bescherming, maar ook ruimte en tijd om vrijuit te dagdromen, zegt de Franse filosoof Gaston Bachelard (1884-1962). In La poétique de l’espace (1957) onderzoekt hij of het mogelijk is een essentie van thuis zijn te formuleren – wat is er uniek aan een thuis?

Bachelard vraagt zich af hoe we zo’n thuis ervaren. Hij omschrijft het huis als een kosmos: een ingerichte en ordelijke wereld. Het huis biedt zowel een plek voor onze herinneringen als onze dagdromen, en voegt zo ons verleden en toekomst samen. Dit geeft ons het gevoel van stabiliteit en rust. Deze harmonie is slechts een illusie, want de echte wereld is chaotisch. Maar deze illusie is wel noodzakelijk om je staande te houden in een wereld waarin alles tijdelijk is en snel moet.

Herinneringen zijn een belangrijk onderdeel van wie we zijn. Omdat het huis onze herinneringen vasthoudt, maakt het onze identiteit mogelijk. Ondanks alle verschillende ervaringen in de chaotische wereld kunnen we onszelf zo zien als eenheid – mede dankzij het huis, waar we onze herinneringen met elkaar kunnen verbinden. Zo biedt het huis ons orde, rust en geeft het ons toegang tot ons zelf.