‘Ik droomde van verre landen en volken en wilde het liefst ontdekkingsreiziger worden,’ schrijft cultuurfilosoof en antropoloog Ton Lemaire in zijn nieuwste boek Verre velden. ‘Maar het hoefde niet meer want alles was al ontdekt.’ Toch kan hij het niet laten. In de essays in zijn nieuwe bundel gaat hij op ontdekkingstocht, de paden op, de lanen in, soms letterlijk, soms achter zijn eigen schrijftafel. Steeds met in het achterhoofd de eerste regels van een gedicht van Rilke: ‘Es winkt zu Fühlung fast aus allen Dingen/ aus jeder Wendung weht es her: Gedenk!’
Een aansporing om aandacht te hebben voor de dingen en hun verborgen wezen, volgens Lemaire. In de elf essays die volgen, geschreven tussen 1995 en 2012, onderzoekt hij uiteenlopende thema’s en verschijnselen. Niet door er recht op af te schieten, maar juist door omtrekkende bewegingen te maken, om een glimp van hun mysterie op te vangen. Zijn boek kent ‘geen thematische eenheid,’ stelt hij in het voorwoord, behalve misschien dat alle stukken op de een of andere manier met ‘velden’ te maken hebben. De onderwerpen van de essays lopen dan ook breed uiteen: van korenvelden tot antropologisch veldwerk, van het veld van de poëzie tot het veld in de schilderkunst, en van de historie van het landschap tot filosofische velden. Rilke, de roos, indianen in Chili, archeologie, Marx en Schopenhauer zijn maar een paar voorbeelden van de besproken onderwerpen.
Lemaire (1941) is bekend als filosoof van het landschap, van het wandelen, en als criticus van de moderne consumptiemaatschappij. Meer dan twintig jaar geleden trok hij zich terug op het Franse platteland, naar eigen zeggen als ‘ecologische vluchteling,’ omdat hij niet langer kon aanzien hoe de modernisering het Nederlandse landschap onder zijn ogen vernietigde. Het landschap valt ten prooi aan de nietsontziende grootschalige landbouw, aan het verlangen naar alsmaar nieuwe en bredere wegen van de ‘autoverslaafden’ en aan de wens om alles van een land te weten, waarbij het landschap beschadigd raakt. ‘Kennis en vernietiging gaan hand in hand,’ schrijft Lemaire in een essay over archeologie.
Het boek mag dan thematisch over de meest uiteenlopende velden uitwaaieren, toch zit er een zekere samenhang in de essays. Niet omdat Lemaire ergens een project uit de doeken doet of een rode draad uitstippelt, maar simpelweg omdat hij zijn interesses volgt en ook weet waar hij zich tegen verzet. De verschillende verkenningen spelen zich tegen dezelfde achtergrond af.
De blik
De eerste interesse van Lemaire die steeds voelbaar is, is de thematiek van de ‘blik’, van het kijken en zien, of het nou om het poëtische of lyrische kijken van de dichter of kunstschilder gaat, om het wetenschappelijke kijken van de moderne wetenschapper, het paradigma van de filosoof of de blik van de moderne mens die geen aandacht heeft voor de dingen. In het essay over archeologie schrijft hij ook: ‘De moderne mens neemt een zekere afstand ten opzichte van de hem omringende wereld en komt er meer tegenover te staan, en ontdekt tegelijkertijd ook de eigen subjectiviteit; kortom, mens en wereld komen ten slotte als subject en object tegenover elkaar te staan.’ Dat is de wending naar het moderne wereldbeeld, waarin we ook voor het eerst kunnen spreken van een ‘landschap’: ‘een stuk land dat door de blik wordt getotaliseerd en van andere dergelijke stukken wordt onderscheiden.’
Even tussendoor… Meer lezen over mens en wereld? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Waar Lemaire in eerdere boeken, met name in De val van Prometheus (2010), fel van leer trok tegen de moderne maatschappij, lijkt hij in Verre velden vooral op zoek naar wat daaraan voorafging: de genese van het moderne individu. Dat is het tweede gedeelde veld van vrijwel alle essays in het boek. Het duidelijkst schemert die zoektocht door in de verschillende teksten over agrarische geschiedenis, de symboliek daarvan en over belangrijke omslagpunten in die geschiedenis op weg naar de wereld van nu. Want de ontwikkeling van de landbouw kan ons iets vertellen over de maatschappij van nu.
Braakliggen
Eén van de essays gaat over het braakliggen in de traditionele landbouw: het onbewerkt laten liggen van een stuk land, om de vruchtbaarheid van de bodem te herstellen. Lemaire beschrijft hoe dit braakliggen eeuwenlang een belangrijk gebruik is geweest, dat pas met de introductie van kunstmest is verdwenen. Hij signaleert dan twee bewegingen die zich gelijktijdig voltrekken: het verdwijnen van het braakliggen in de landbouw, en het verdwijnen van niet-productieve bezigheden in het leven van mensen. Op een wat norse toon: ‘“Hard werken” en “het druk hebben” zijn ongeveer de hoogst denkbare aanbevelingen en rechtvaardigingen die we van onze tijdsbesteding kunnen geven.’ Hij breekt een lans voor het braakliggen (of de ledigheid) in ons dagelijks leven: geen passiviteit, maar een gerichtheid op leegte waardoor we juist open kunnen staan voor de wereld. Zelf bereikt hij die toestand van braakliggen door meditatief te wandelen, zonder bestemming.
Het essay over braakliggen is exemplarisch voor Lemaire’s aftastende en associatieve stijl. Hij begint bij een klein en op het eerste gezicht onopvallend fenomeen, zoekt naar het bredere veld eromheen waar dat fenomeen in geworteld is om de betekenis te duiden, koppelt dat vervolgens aan een verschijnsel uit de moderne maatschappij en beschrijft dan zijn manier om erover te denken, of om er in deze tijd mee om te gaan. De teksten zitten vol verwijzingen naar filosofie, literatuur en schilderkunst. Lemaire sprokkelt ingrediënten voor een verhaal bij elkaar uit allerlei verschillende velden, opdat ze een vruchtbare voedingsbodem zullen vormen voor een nieuwe gedachtegang. Doordat ieder essay uit een stuk of acht kortere stukken bestaat, nodigt het boek ook uit om het zomaar ergens open te slaan en een enkele uiteenzetting te lezen en uit te pluizen.
Uiteindelijk is dat misschien ook wel de beste strategie om dit boek te lijf te gaan. Want de zorgvuldige compositie ten spijt: Verre velden is een nogal traag boek. Het kabbelt voort, als een meanderende rivier in het door Lemaire geschapen landschap. De lezer volgt de schrijver op zijn ontdekkingsreizen, maar dat werkt alleen voor wie zich aan het tempo van de schrijver kan overgeven. Vaak waaieren de essays steeds breder uit voor ze zich toespitsen op het eigenlijke onderwerp. Natuurlijk, de route kan net zo belangrijk zijn als het doel, maar als lezer raak je soms de weg kwijt. In ‘De bloei van de roos’ schrijft Lemaire bijvoorbeeld over de grens van het denken, waar de filosoof niet verder kan, op het terrein van poëzie en mystiek. Maar hij begint met een beschouwing van de symboliek van de roos, en dwaalt dan af naar ‘de plant in het algemeen’.
Behalve traag is het boek ook wat repetitief. Soms werken die verwijzingen over de grenzen van de verschillende essays heen goed: als lezer veer je op als Rilke, die Lemaire in het eerste hoofdstuk uitvoerig bespreekt, helemaal aan het einde weer terugkomt. Maar soms werkt die herhaling niet, en bekruipt je het gevoel dat je vaak hetzelfde leest. De wat zure toon waarop Lemaire steeds weer schrijft over de mindere kanten van de moderne samenleving gaat dan irriteren. Was vroeger dan echt alles beter?
In de laatste hoofdstukken verschuift de nadruk van het moderne individu naar Ton Lemaire zelf, naar de filosofen en schrijvers die hem beïnvloed hebben en die zijn eigen blik gekleurd hebben. Dan blijkt weer hoe kunstig dit boek toch in elkaar zit. Wat in ieder essay op de achtergrond sluimerde, komt dan ineens naar voren.
Verre velden. Essays en excursies 1995-2012
Ton Lemaire
Ambo | Anthos
400 blz.