De filosofie heeft geen oog voor de oude mens, constateert Didier Eribon, schrijvend over zijn moeder. De zieke of demente bejaarde kan zich niet goed uitspreken en wordt daardoor niet opgemerkt. Filosofen houden zich graag bezig met de dood, maar niet met het stadium daarvoor. Ze lijden aan ouderdomsvergetelheid.
Sinds Heidegger en z’n Zijn duiken er steeds weer nieuwe vergetelheden op. Bernard Stiegler haalde, voortbouwend op Heidegger, de techniek naar boven. Luce Irigaray wees erop dat Heidegger zelf ook weleens iets vergat, zoals de lucht die we in- en uitademen. Daardoor ontstond een steriele ruimte van het denken, ‘ongestoord door blootstellingen, lichamelijke noden en existentiële afhankelijkheden’, aldus Sophie van Balen.
Het lichaam – nog zo’n vergeten ding dat nu weer meedoet. Wat ligt er nog meer begraven op het kerkhof van het filosofische geheugen, vraag je je af.
Het nulpunt wordt bereikt als iemand de vergetelheid van de vergetelheid op de agenda zet. Niet in de zin van de herontdekking van vrouwelijke filosofen of van werken buiten de canon. Niet de herinnering, niet het bewustzijn, niet de techniek die het geheugen ondersteunt, nee, het vergeten zelf. Of durven we dat niet? Het kerkhof van het denken is immers waar we ná de dood allemaal terechtkomen.