Home Moreel dilemma Moreel dilemma: mag je oorlogsgeweld met geweld bestrijden?
Het kwaad Moreel dilemma Rechtvaardigheid

Moreel dilemma: mag je oorlogsgeweld met geweld bestrijden?

Is geweld beantwoorden met geweld altijd gerechtvaardigd in oorlogstijd?

Door Jeroen Hopster op 22 september 2023

oorlogsgeweld rechtvaardigheid geweld weegschaal ogen beeld Bas van der Schot

Is geweld beantwoorden met geweld altijd gerechtvaardigd in oorlogstijd?

FM10 cover Filosofie Magazine
10-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

De lex talionis – oog om oog, tand om tand – lijkt het uithangbord van een primitieve moraal. In plaats van kwaaddoeners met gelijke munt terug te betalen en elkaar al doende de hersens in te slaan, beslecht een volwassen beschaving conflict met hulp van een neutrale buitenstaander: een scheidsrechter, mediator of rechtbank. Maar soms is een neutrale derde, die door beide conflictpartijen wordt erkend, niet voorhanden. De oorlog in Oekraïne is zo’n conflict zonder arbiter: het sleept zich voort, zonder eindpunt in zicht. Beide partijen zetten vol in op de strijd, die door Oekraïne met westers wapentuig wordt gestreden. In Duitsland woedde eerder dit jaar een verhit debat tussen ‘oorlogsenthousiasten’ en ‘salonpacifisten’. Ongeveer de helft van de Duitse bevolking wil Oekraïne steunen met zwaar geschut, maar een even groot deel is daar fel tegen gekant. Mogen we geweld met geweld te lijf gaan?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

JA

Tussen oorlog en moraal bestaat een vreemde spanning. Een medemens doden geldt normaal gesproken als het summum van kwaad. Maar kijken we naar de militaire praktijk, dan tolereren we het gebruik van geweld. We juichen het zelfs toe: een offensief wordt geprezen, de tegenstander uitschakelen geldt als succes. Een ethische benadering die deze twee polen – de afschuw van geweld enerzijds en de erkenning van de noodzaak ertoe anderzijds – met elkaar verzoent is ‘de theorie van de rechtvaardige oorlog’. Deze theorie, met wortels in het denken van de Nederlandse rechtsgeleerde Hugo de Groot (1583-1645), geeft voorschriften over wat wel en niet geoorloofd is in tijden van oorlog. Deze voorschriften gaan ten eerste over de stap tot oorlogvoering: ius ad bellum. Deze stap mag niet zomaar worden gezet; de oorlog is alleen toelaatbaar als laatste redmiddel en moet bovendien een redelijke kans van slagen hebben. Vervolgens zijn er morele voorschriften tijdens de oorlog: ius in bello. Daartoe behoort onder meer het principe van proportionaliteit. Bij elke gevechtshandeling mogen strijders niet meer geweld gebruiken of schade aanrichten dan strikt noodzakelijk is voor strategische doeleinden – doe wat nodig is, maar beperk je daar ook toe. Onder ius in bello valt tevens een verbod op de inzet van immoreel wapentuig, zoals clusterbommen, gifgas of kernwapens. Zulke wapens zijn in geen enkele situatie geoorloofd, zelfs niet in oorlogssituaties. De theorie van de rechtvaardige oorlog legt dus beperkingen op aan oorlogsgeweld, maar stelt het gebruik van geweld zelf niet ter discussie. Morele oorlogvoering is mogelijk, mits het geweld proportioneel en strategisch is.

Strijders mogen niet meer schade aanrichten dan noodzakelijk

NEE

Er zijn drie soorten tegenstanders van oorlogsgeweld. Ten eerste de bedachtzame rekenaar, die inschat dat tegengeweld de oorlog zal doen escaleren, met rampzalige gevolgen. Deze inschatting kan in een utilistisch jasje worden gegoten: wat er ethisch toe doet is de calculus van gevolgen in termen van leed en plezier. Oorlogvoering en geweldpleging zullen het algehele leed in de wereld doen toenemen en moeten daarom worden vermeden. Al gaat berusting in tegen het temperament van de bezette bevolking en haar sympathisanten, uiteindelijk is iedereen erbij gebaat. De tweede tegenstander draagt een meer principieel punt aan: de ­absolute pacifist, die stelt dat geweld nimmer geoorloofd is en oorlog koste wat kost vermeden moet worden. Zelfs zelfverdediging is niet geoorloofd. Absoluut pacifisme is in de praktijk moeilijk vol te houden, zo toont het pacifisme van intellectuelen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zo erkende filosoof Bertrand Russell dat hij een ‘relatieve pacifist’ was; Hitler en de nazi’s bevechten en verslaan gold als unieke omstandigheid waarbij geweld wél nodig was. Ook de levenslange pacifist Albert Einstein, die zich aanvankelijk afkeerde van elke vorm van geweld, gaf later toe dat die vermaledijde wapens soms noodzakelijk zijn. De derde tegenstander, ten slotte, beroept zich andermaal op de theorie van de rechtvaardige oorlog. Excessief oorlogsgeweld mag nooit, maar binnen een bepaalde bandbreedte kan geweld noodzakelijk zijn. De hamvraag van de militaire ethiek is niet of geweld überhaupt mag worden gebruikt, maar of de noodzaak daartoe bestaat.